KRO T Misbruik. EEN RAKKER 13de Jaar. Nummer 46 Zondag 13 November 1898. LIBERAAL WEEKBLAD VOOR 40 duizend franken. Een Explicatie. DE LICHTSTOET. Abonnementsprijs 4 flr. voor de stad 4 fr. 50 voor den buiten PRIJS PER NUMMER 10 CENTIEMEN. voorop betaalbaar Men abonneert zich op alle postkantoren voor den buiten voor de stad, ten kantore van het blad, 32, Vrijheidstraat, 32 AALST. HET ARRONDISSEMENT AALST Gewone, 15 centiemen „„„.i Prijs der AnnoncenHeklaman 75 oentiem6n J l»r drukregel. Vonnissen op de derde bladzijde1 frank. Men maakt melding van elk werk waarvan een exemplaar aan het blad gezonden wordt Handschriften worden niet terug gezonden. Nee spe nee metu. AALST 12 NOVEMBER. Waar sija ze naartoe Waar zijn ze verzwonden Waar kan men ze terug vinden Wie zal ons op hun spoor bren gen Waar zouden ze toch verborgen zijn Wie Wie Wat "YV el <le 40,000 franken van het krotverslag. In het Btadsverslag van 1895 komen voor ongeveer 40,000 franken dwalin gen voor De 19 dompers van den gemeenteraad, de groote congofinancier inbegrepen, weten op onze vragen niet te antwoor den Zijn het misgrepen of is het bedrog Antwoord eens collectie kleppers De champetters mochten kiezen tus- schen het sluiten van hunnen winkel en het aftreden als agenten der stad Aalst. Die maatregel werd genomenomdat de agenten van hunnen invloed geen misbruik zouden makeu ten voordeele van hunnen winkel. Maar de bedienden van het Landhuis en erger nog de bedienden van het arm bestuur houden herberg, magazijn en winkel. Bij hen is het misbruik van invloed nochtans meer mogelijk dan bij de agenten. 't Is schande Maar 't is zooals het Vlaamsch spreekwoord zegt De groote visschen eten de kleine. Folklorische dorptafereeltj es door Pol LINDEMA. Mag zonder toelating niet overgedrukt worden. 11» Vervolg. Oe gie lerre 1 gie loerias 1 vloekt de boer. Maak u dat ge wegkomt zelle, want ik weet niet wie d-er mij tegenhoudt of 'k gaaf u en verzet onder uw bespen Nard, sprak Vika, zet u ginder in deu hoek en pluk 1 De deugniet gehoorzaamde, want al was hij een eerste straatkapoen, hij had toch zijne moeder gadeloos lief. En die dagen als hij haar weenen zag en de vele klachten die haar om zijn schurkenstreken werden aangebracht, dan schreide hij met rouwend harte en sliep slecht den nacht daarop. Door vlijt en stree lingen trachte hij de verdrietige bui van moe ders gelaat te doen verdwijnen en herbegon op de straat zijne toeren. Trees, ge moest eens iets vertellen! drongen eenige meisjes bij Trees van den poeldenier, aan Laat Klaverenzot vertellen, zei Nard, in plaats van Trees, die zit daar of waar ze bezig met op twintig henaeneiren te broeien Ik mag u niet meer hooren, Nardje. Neen, moeder. En Trees vertelde Een vriend heeft me verteld, dat een heer, nauw aan 't hart liggend van ons kleppersbestuur, zoo goed ie geweest hem in twee woorden de zaak der 40,000 franken welke in 't krotverslag van 1895 zoek zijn geraakt uit te leg gen. 't Ie zoo simpel als 't groot is, zei die heer, en 't sop is de kooien niet waard. Bezie de volgende getallen. Ontvangsten 669,872.75 Uitgaven 604,764.33 Dus een batig slot van 94,108,42 Jan Pik vindt dat zulks een leelijk abuis is en elk die de aftrekking kent zeggen moet 't is eene dwaling van 29 duizend franken. Welnu, zei die heer, er is slechts eene toevallige verwisse ling geweest van twee cijfers en daaro ver ligt uwe Jan Pik te zagen Exkuus mijn brave heer. Hoe is 't mogelijk, dat ik en al de Aalstenaars, die voor de geldverkwistingen der kleppers in den zak moeten schieten en die dwaling van 29 duizend balle- kens in een officieel stuk door burgemees ter en sekretaris geteekend maar drollig vonden hoe is 't mogelijk, zeg ik, dat al die lieden en ik zelf daar niet eer aan gedacht hebben. We hadden het immers moeten raden Eene toevallige verwisseling Maar... mijn lieve heer, waarom hebt ge mij in 1895, die eenvoudige terecht wijzing niet gezonden, ik heb er meer dan tienmaal om gevraagd? Och... uwe terechtwijziug beteekent niemendal, ze is geen sjik tabak waard en ik daag u uit te verklaren.... welke twee cijfers eene toevallige verwisseling hebben onder gaan. Doch ik neem aan, dat uwe uitleg ging juist zij, waarom heeft men dan den drukker van stadsknoeiwerk niet verplicht op eigen kosten aan al de las- tenbetalers een terechtwijzend supple- ïnentje te zenden. Clemens Van de Put te, heeft het recht niet verslagen, offi- Eerst vies zijn ooren kwijt. Een vader bad twee zonen. Hij had noch werk noch eten voor beiden, en een moest gaan dienen. Zij trokken strooitje het lot viel den jongste. Hij trok heen. Als hij nu geruimen tijd gegaan had kwam hij aan een pachthof waar hij binnentrok. Hij vroeg aan den boer 1 Boer, bebde geen knecht vanaoen Ja ek, zei de boer Kom binnen Ga ziet er mij een brave jongen uit, ik zal u werk geven en ge zult vier oortjes daags winnen. Op voorwaarden Eerst vies zijn ooren kwijt De jonge aanvaardde. Hij ging in de schuur dorschen en dorschte dat het zweet hem van de kaken drupte, maar niemand zag naar hem om. Als 't nu ver in den namiddag was, had hem nog niemand eten gepresenteerd. Hij ging in huis en vroeg wat voor manieren dat waren van ne meesch die werkte geen eten te geven. Zij de daarom vies vroeg de boer 'k Geloof hetwel, zei de jongen, wie zou daarom niet vies zijn Dan sn j ik uwe ooren af, zei de boer en dat deed hij ook. Grijzend schokte hij naar huis en vertelde aanzijn vader en zijn broeder wat hem over komen was. Ik zal ik dien boer gaan dienen, sprak de oudste, en hij ging zich verhuren op dezelfde pachthoeve. Boer, hebde geen knecht vandoen Ja ek, kom binnen, ik zal u Werk geven en ge zult vier oortjes daags winnen. Op voorwaarde eerst vies een klein lapke op zijn gat. Dat gaat cieele verslagen te verknoeien zonder er een bladje met errata bij te voegen, niet waar Welnu mijn brave heer, Jan Pik, herhaalt voor de honderdste maal of wel de stadskleppers ofwel de drukker hebben het werk verkuoeid. Er staan hehalve de 29duizend fraukeu op bladz. 21, nog dwalingen in de begrooting voor 18j)6. Dwalingen in het tweede hoofdstuk,- in het derde, in allemaal, dwalingen van duizenden, honderden, tientallen franken en vau centiemen. Zijn dat toevallige dwalingen, beste heer Ik zeg dus, dat de stadskleppers of de drukker geknoeid hebben. In het eerste geval zou het de kleppers, noch u Mijnheer, tot eer strekken in het tweede geval heeft men Van de Putte betaald voor een werk, dat geen duit waard is. Maar ik heb er nog bijgevoegd Of wel de dwalingen bestaan slechts op papier, ofwel ze bestaan in de stadskas zelf. Zoolang dus, beste heer, die dwalin gen niet terecht zijn gewezen staat het mij en alle Aalstenaais vrij het laatste te veronderstellen, zoowel als het eerste eu aan de kleppers uwe vrien den te vragen Waar zijn de duizenden naartoe Zijn ze verdwaald, of versukkeld oi wat ie er van Het krotverslag, een officieel stuk leert ons, dat zij op 't ap pel outbroken. Uwe uitleggingen, brave heer, geloof me, ziju dommer dau Jan PIK. Feestelijk werd Zondag 30 November door den Liberalen Werkmanskring het feest gevierd der aanvaarding van het duizendste lid. 's Namiddags had de feestvergadering plaats in Concordia. Al de leden van den kring waren aanwezig, de ruime zaal was schier te klein, en onder en boven was ze proppensvol. Wat moet ik doen Ga in de schuur dorschen. De knecht trok in de schuur en begon te dorschen. Bij God 1 zei hij met zoo'n vlegel kan ik niet dorschen. Hij wierp zijn vlegel weg ging naar den kant van de beek, wrong een dikken wilg af, bond hem met eene ijzeren ket ting aan een stevigen spar en zette zicbain 't werk Hij sloeg het graan in pulver vaneen smeet het strooi in gruizelementen en dorschte, dorschte dat rergruizend strooi en graan als pluimen de deur uitvlogen. Als 't nu ver in den namiddag was had hem nog niemand eten gepresenteerd. Hij dorschte maar altijd aau hoewei zjj,ne maag begon te kt rtnen. Tegen den avond-kwam de boer over de halfdeur eens kij ken Wel, non de pardees, wat is me dat nu? Wil de wel wat uitscheen 1... Heb de mij nie gezeid, da 'k moest gaan dorschen Ja maar, zoo niet, zoo niet, dedorie, de- dorie !...-. Nu, zij de daarvoor vies Neen ik, zei de boer. Waarom heb de mij dezeu noen niet la ten eten We hadden 't vergeten. Zij de daar- veur vies Bijlange niet. Werp die vlegel daar in den hoek en kom mee. Ze trokken binnen. De knecht zette zich aan tafel en at al het eten uit dat gemaakt was voor heel de pachterij. De voorzitter M. Gustaaf Leveau hield de feestrede. Gebrek aan plaats belet ons die prachtige aanspraak ia heur geheel mede te deelen, zoo 't past zullen wij dit in ons eerstkomend num mer doen. De redenaar maakte een historisch overzicht vau de stichting eu de wor ding van den kring en bracht huldö aan. de twee eerste Voorzitters de heerea Emiel Franckx en Eiuiel Meert. Hij toonde aan wat die twee hebben ge daan om den Kring vooruit te helpeu, wat al moed en wilskracht zij hebben aau den dag gelegd en wat al werks er onder hun bestuur werd verricht. Ik heb slechts het voorbeeld van die mannen te volgen, zegt de Voorzitter, ik heb slechts hunne leus tot de mijne te nemen en met hen te zeggen Het ia voor het volk, ik doe mijn plicht. Ik ben een jongen uit het volk ge sproten, roept de redenaar uit, en voor het welzijn van dat volk wil ik alles, alles ten offer brengen. Ik ben fier te zien hoe onze kring bloeit en groeit, het wordt een leger, een leger dat met mij strijden zal voor alles wat recht vaardig is. Ten slotte wijst de Voorzitter op de noodzakelijkheid, door gezamentlijk pogen het juk van den domper te ver brijzelen. (Bij het einde der redevoe ring wordt den volksgezinden Voorzit ter eene ovatie gebracht, vijf minuten lang davert het heele lokaal ouder da geestdriftige toejuichingen), Daarna neemt M. Anne P. het woord en haalt in eene luimige aanspraak de bokken over den hekel. Zijne sarkasti- sche zetten wekken de vroolijkhsid op van al de aanwezigen en de beknopte inhoud zijner redevoering verscheen verleden zondag in 't Vlaamsch en in 't Fransch op de eerste bladzijde van Dender galm. De Voorzitter bedankt al de leden, die vrij en oversckrokken de liberale vlag volgen, hij brengt hulde aan de oude strijders, die vau af de inrichting vau deu Kring hem standvastig zijn bij- 't SckijDt dat ge nog al kunt wat binnen spelen grolde de boer. Die wel werkt moet wel' eten ook Zij-d-e misschien daarveur vies O in 't geheel niet 's Anderendaags zond de boer hem om zij nen hof om te graven, want hij dierf hem naar de schuur niet meer zenden. De knecht graafde in den hof maar groef bezenstruiken, wegelkens, hagen, zelfs da fruitboomen overhoop. De boer kwam naar het werk zien als zijnen hof bijna heel verwoest was. Wel, zegde hij, den knecht wegzendend, zijn da nu manieren, iemands dingen zoo ta ruïneereu, haast u dat gij uit mijne voeten komt. Zij de daarveur vies Neen ek maar doe eene naaste maal uw werk beter. Ge hebt mij gezegd graaft den hof om, hewel ik heb hem omgegraven. 't Is goed 't is goed I Daar is een aker in den steenput gevallen, ga haal er ham uit. De knecht plaatste de lange leer in den put en ging er in. O 1 dacht de boer, wacht eens, manneken, wij zullen u een kolieken gaan passen. Hij riep zijne knechten, ze rolden nen grooten molensteen bij en wierpen hem in dea put, maar de steen viel juist met het hol over den kop van den knecht, dier er gerust mee boven kwam. Wordt voortgezet. i

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Dendergalm | 1898 | | pagina 1