r'St
u/aams en
q\k^ 9
d we
BHb/t
€n het 'Woord
is Vlees geworden...
Zalig kerstfeest
Kerstmis
\j
Twee en dertigste Jaargang.
Zondag 21 docamber 19li
Drukker - Uitgever
Paul LUYSTERMAN JACOBS
Koepoortstraat 10 NINOVE
Telefoon 327. 27 Postcheckrek. 4786.85
Het jaar 1958 loopt ten einde en brengt de wereld
opnieuw de feesten van Kerstmis en Nieuwjaar.
In grote en kleine steden, tot zelfs in onze bui
tengemeenten herinneren ons de winkeluitstallingen
aan deze gebeurtenissen. Kerstmis en Nieuwjaar
zullen opnieuw worden gevierd, althans door de
wereld, in een roes van eten. drinken- dansen en
o zo weinig zal er vooral wat Kerstmis betreft
even nagedacht worden over de alles-overspannende
betekenis van deze herdenking. Ons- kristen mensen,
past het evenwel deze Kerstdagen niet te laten
Voorbijgaan, zonder even stil te staan blijde-
ontroerd, bij één van de grootste herdenkingen van
onze kristelijke levensopvatting.
Want ons gaat het toch om het inlossen van
een goddelijke Belofte. Ons in een Kindeken ge
boren- de zoon Gods, de Messias.
Hier opnieuw trachten te beschrijven wat er
in Bethlehem gebeurde waar Maria en Jozef sma
lend en afwijzend werden behandeld, hier opnieuw
herinneren aan het Jeruzalem van die dagen dat
leefde onder het schandalig regime van Herodes-
is louter tijdverlies. Die geschiedenis kennen we
allen zonder onderscheid en wij weten té goed
hoe het mirakel heeft plaats gehad het oneindige
werd concreet tastbaar. In een armelijke stal, op
een onaanzienlijk hoopje stro, met geen ander hof
houding dan een paar dieren, kwam ter wereld-
gewikkeld in enkele doeken- slechts gekoesterd dooi
de liefde van Zijn Moeder en Zijn Voedstervader
de zoon van God. de Koning der Koningen.
Het woord is vlees geworden en het heeft onder
ons gewoond.
De Griekse tekst van Sint Jan zou dienen ver
taald te worden en Hij heeft Zijn tent onder ons
tussen ons geplant.
De betekenis zo enorm in haar grootheid
ontsnapt ons wellicht- omdat wij er de volle draag
wijdte niet meer van beseffen. Onze opvattingen
van de twintigste eeuw rekenen niet meer met de
normen van die lang-vervlogen dagen en tijden.
Maar wanneer een heerser, een veldheer- een koning
of een keizer zijn tent opsloeg midden de andere
tenten van zijn legers of zijn volgelingen, dan
betekende dit noch minder noch meer dan dat hij
zich gelijk wilde aan de eenvoudigsten onder zijn
soldaten.
Albert Vandal wellicht Frankrijk's grootste
geschiedschrijver, vertelt in één van zijn werken
over Napoleon hoe deze veldheer, tijdens zijn roem
rijke veldslagen, nooit huis noch paleis wou be
trekken, maar telkens zijn tent plantte midden
de tenten van zijn legerbenden. Dit gebaar van
keizerlijke kameraadschap ingegeven door zijn
zucht naar populariteit won hem telkens de
}iefde van zijn soldaten. Gevleid en dankbaar riepen
Prijs per Nummer2 F.
Prijs voor Jaarabonnement: 85 F.
VERSCHIJNT ELKE ZATERDAG
zij telkens uit de Keizer is bij ons. Daar. dicht
bij onze tenten staat de zijne, met blauwe en
witte strepen, en versierd met de purperen pluimen.
Met hoeveel meer redenen zouden wij bij deze
Kerstmisherdenking, niet mogen niet moeten uit
roepen de Keizer der Keizers is tussen ons- midden
ons. Tussen Hem en ons is geen verschil meer. Want-
Hij is neergedaald volgens de Goddelijke belotte
onder ons. Hij heeft ons vlees en ons bloed aan
genomen. Wij zijn van de zelfde menselijke familie
geworden. Jezus is onze Broeder geworden- onze
grote, oudere Broeder. Hij heeft onze natuur aan
genomen. omdat Hij de onze wilde redden.
Geen schitterende legertent met daverende kleu
ren en wuivende pluimen was het nochtans waarin
Hij op de wereld kwam. Geen prachtig hotel was
getuige van deze sublieme geboorte. Geen konink-.
lijke koeriers- noch zilveren bazuinen, geen don
derende kanonschoten kondigden aan dat de God-
Mens was geboren. Neen, in een donkere krocht,
een schamel stalleken met als rustplaats een wan
kele dierenkribbe. gebeurde het Wonder der Won
deren en kwam op de wereld het Woord van de
Liefde van de enige, grootse, goddelijke Liefde.
Geen groten der aarde stonden eerbiedig rondom
Hem en Zijn Moeder geschaard. Alleen de schame-
len van die tijd de herders uit de vlakte
waren getuigen van de geboorte van Gods enige
Zoon.
Reeds vanaf dit historisch moment heeft het
Kindeken van Bethlehem ons een les willen geven
van eenvoud en nederigheid. Twee grote hoedanig
heden. twee grote deugden waaraan vooral onze
huidige tijden een nijpend gebrek vertonen. Zijn
sjovele doeken, zijn muffe stro zijn simbolen van
koninklijke nederigheid die Hij bij Zijn geboorte
reeds als voorbeeld wilde stellen voor alle ko
mende generaties. De onomstootbare waarheid
hoe neerhalend de noovaardij is, werd op Kerstmis
in de vlakten vr.n Bethlehem, door het goddelijk
Kindje, met een goddelijk gebaar aangetoond. En
wanneer de hemelse koren het Gloria in excelsis
aanhieven in de sidderende luchten, bezongen zij
toen reeds het sublieme van de nederigheid en de
eenvoud voor alle mensen van goeden wille
Dezer dagen staan de Kribbekens uitgestald.
Het Kristi-Kindje lacht er ons toe en breidt Zijn
armkens uit in een gebaar van alies-omvattende
liefde vooi de mensheid waarvan Het de broze na
tuur tot ons aller heil heeft willen aannemen.
Dezer dagen zullen wij kristen mensen onze
biddende weg gaan naar dit Kribbeken en schouwen
diep in ons hart, om er met innige dankbaarheid
voor deze heilbrengende geboorte van de God-Mens
het woekerkruid van de beschamende hovaardig
heid uit te rukken. Nederig en eenvoudig ruilen
wij staren naar het Kindeken en bidden opdat wij
zouden worden zoals Het zelf was een toonbeeld
van eenvoud opdat wij zouden navolgen Zijn eigen
voorbeeld nederig en wars van vernielende ho
vaardigheid en vooral opdat wij, voor ons zelf en
voor onze evennaaste, zouden worden en blijven
mensen van goeden wille
NOVELLE
(Vervolg van voorgaande week)
Maar... al opeens... daar monkelt Het. Er zit
een tinteling van warmte en liefde in Zijn ogen.
Over zijn koninklijk aangezichtje wandelt een
glimlach vol herkennende bediedenis.
Het is maar klein nochtans, en geniepig, het
streepje grond dat nu naar de hemel is gekeerd.
Maar 't ligt er zo enig-mooi. De wind van de Noord
zee stuwt en er zijn zoute adem over. En de mensen
zijn er zo schoon zo goed vaak. 't Is het landeken
van de blond-golvende duinen, van de deinende
vette weiden van de kleine provincie-stadjes, van
de hibtorierijke grotere steden, 't Is het gewest van
de machtige kathedralen, ge
bouwd onder de stuwkracht
van een ailes-verzettend
christi-geloof. Van de vele
nederige dorpskerkjes die
maar 'n boogscheut van me
kaar gelegen zijn en waar
van de ene toren op de ande
re staat te wenken. Van de
ontelbare veld - kapellekens
waar 't volk van dit landje
nog bidden komt, in de jonge
Meimaand, en nooit voorbij
gaat zonder een vrome groet.
Van de talrijke kruisen die
waar-bier, waar-daar geplant
staan en door de mensen
zo enig-juist de Gekruiste
God worden genoemd.
't Is de- streek van een eerder ruw volk, maar
waar nog zoveel godsdienstszin in steekt. Van de
wroeters en de slavers, op d'aloude grond, rond de
(Lees v«ti«r op blz 2>