ts
Hst
er> ut \J
°iQams
ezind wee/ffy
DE LAATSTE MOHIKAAN
NOPENS EEN
RECHTOPANTWOORD
Drieënveertigste Jaargang
Zaterdag 11 januari 1969
Drukker - Uitgever
PAUL LUYSTERMAN - JACOBS
Koepoortstraat 10 - NINOVE
Telefoon 327.27 - Postcheckrek. 4786.85
Prijs voor Jaarabonnement 110 fr.
Prijs per nummer 3 fr.
VERSCHIJNT ELKE ZATERDAG
D'ouwe matant, alias de Libre Belgique, spant
zich de laatste tijd geweldig in om van de Belgi
sche eenheid, zoals die was, te redden wat er nog
te redden valt. Na vraaggesprekken gepubliceerd
te hebben over wat Vlamingen en Walen eigenlijk
willen, was het nu de beurt der Brusselaars om
ook eens hun gedacht te zeggen.
Dit politiek debat tussen Nederlands- en Frans
sprekende Brusselaars verscheen op 3 januari 1969
over drie volle bladzijden. Hoogstaande lektuur is
het in geen geval, maar elk toevallig medewerker
kreeg ruimschoots gelegenheid zijn persoonlijk ge
dacht uiteen te zetten. Ai blijkt dat de Brusselse
vertegenwoordigers der drie nationale (wat is dat?)
partijen voor 95C akkoord gaan, dan blijkt toch
evenklaar dat de resterende 5' i van zulkdanig ge
wicht zijn dat elk op zijn stuk blijft staan, zodat
vooralsnog Brussel blijft wat het was een krab-
bennet. Maar daarover nu niet.
Onder de deelnemers aan dit politiek circus
nummer was een akrobaat die, in volle winter,
tussen Brussel en Grimbergen toeren deed op een
slappe koord.
Anderen verdedigden er, zeer voorzichtig, opi
nies die - al gaan we er niet mede akkoord - toch
het overwegen waard zijn.
Alleen de PSC-er Van Den Boeynants, de BSP-
er Gelders en de CVP-er Lindemans kwamen rond
uit met hun gedacht naar voor en waren trouwens
ook de enigen die positief bleven en zich aan de
bestaande feiten hielden.
Het succes gaat evenwel, zoals in elk goed cir
cus, naar de clown; in uit geval de onbetaalbare
■blauwe volksvertegenwoordiger Mundeleer, vieux
liberal, zoals hij zelf zegt, maar die nog altijd niet
beseft dat er iets is veranderd en nog verder leeft
in de geest van 1830. Al zijn Brusselse, stompzin
nigheden aanhalen is onmogelijk, daarvoor is dit
weekblad veel te klein, zelfs om er een bloemlezing
van te geven. Maar de line fleur van deze onge
meen bloeiende tuin willen we onze lezers niet
onthouden; we hebben immers niet elke dag de
gelegenheid eens hartelijk te lachen.
Hoor maar..
Als inleiding stelt Mundeleerken zich zelf voor:
ik ten Oostendenaar De overgrootvader van
mijn vader was, inderdaad, Oostendenaar. Hij was
een handig zeevaarder die vaarde tussen Oostende
en Walcheren.
Die handigheid in het varen moet Mundeleer
wel geërfd hebben, want zoals die man zijn bootje
stuurt op de troebele politieke wateren, wijst er
op dat hij zijn zeilen naar de wind kan zetten.
Maar als Mundeleer een Oostendenaar is, wat
dan met alle nakomelingen - officiële, niet-officiële
of andere - van Spanjaarden, Oostenrijkers, Fran
sozen, Duitsers en God weet wat nog allemaal die
ooit dit land hebben bezet.
Maar kom, we gaan even verder. Bij het ver
dedigen van de aloude stellingen van de talentel-
ling en de liberteit van de peerdefamilie, sprak
hij van Monsieur Vèrrokène, wat vanwege zijn
kollega De Winter de bemerking uitlokte dat het
Verroken moet zijn en de Mundeleerse bet-over-
groot-enz... ouders tegen dit Vèrrokène protesteren.
Ge ziet aan klucht ontbrak het niet, wat ook weeral
blijkt uit het volgende
Allemaal de fout van de Volksunie die haar
programma practisch verwezenlijkt ziet en alleen
wacht op separatisme om de jacht af te sluiten.
Daarbij vergeet onze man dat het F.D.F., dat
hij slaafs volgt, van in het begin het separatisme
in zijn programma heeft staan, terwijl wij zelf met
federalisme lang tevreden zullen zijn. Schrik heeft
de vent ook, en hoe, want zo verwijt hij V.D.B.
Ge hebt niet kunnen beletten dat de Vlaamse
extremisten bekomen wat ze willen. Overal waar
de Vlamingen iets werkelijk willen, hebben ze het
gekregen ook. In Brussel heb ik geen schrik, maar
ik ben tang voor wat ons te wachten staat. Maar
schrik of geen schrik, wij, Brusselaars, zijn eerst
en vooral Belgen J... wij moeten vechten tegen
hei Vlaams imperialisme, zoniet komt na Leuven,
Brussel, dan Genval en dan Bergenpardon, ik
wil zeggen Mons Zijn we soms, hier in Brussel,
de laatste Belgen in dit land
Op welke vraag we gerust bevestigend ant
woorden, met de stille hoop dit ras gauw en vol
ledig kwijt te geraken. Er blijven genoeg nuch
tere Walen en Vlamingen om een ander België
op te bouwen, waarin elke gemeenschap zijn eigen
weg kan gaan naar een betere toekomst.
Hierna laten wij integraal het wederwoord vol
gen van de Heer A. De Riemaecker, ingevolge het
Recht op antwoord van de Heer F. Staes, voor
zitter van de C.O.O- Ninove, verschenen in ons
nummer van 21 december 1968.
Ninove, 4 januari 1969.
Geachte Heer,
De edelachtbare Voorzitter der COO heeft U in
vertoef gesteld zijn antwoord te publiceren inge
volge het recht op antwoord verleend door de wet
van 23 juni 1961
Gij waart niet verplicht op die sommatie in
te gaan vooreerst omdat de wet van 23 juni 1961
de uitoefening van het recht van antwoord slechts
regelt ten aanzien van de TIJDSCHRIFTEN (Par
lementaire Stukken Kamer - Verslag der Com
missie voor de Justitie - nr 773 dd 26 juni 1957),
doch ook omdat het antwoord tal van zaken behelst
die geen verband houden met mijn tussenkomst
in de gemeenteraad.
De publicatie van het integrale antwoord geeft
me echter de gelegenheid een ganse reeks onwaar
heden die erin voorkomen terecht te wijzen en ze
kere hopeloze flauwigheden te onderlijnen.
Daarom ben ik U dankbaar voor de publicatie.
Ncpens de 1 vaststelling.
De rekening 1967 weed officieel afgesloten door
de Ontvanger der COO op 6 juni 1968.
Er wordt beweerd dat ze ingediend werd op het
secretariaat op 28 October 1968.
De achtbare Voorzitter der COO bekent dus
zelf dat zijn administratie 144 dagen nodig heeft
om een document te dragen van het ene bureel
naar het andere, in hetzelfde gebouw
Nopens de 2 vaststelling.
Niemand heeft beweerd dat de uitgaven 1967
op hetzelfde peil zouden moeten liggen als de uit
gaven 1947
De gevoelige uitgavenvermeerdering voor de
Stad is niet veroorzaakt door plezierkens en over
tollige benoemingen Ze is ten volle verantwoord
door belangrijke verwezenlijkingen waarbij ALLE
Ninovieters vroeg of laat baat zullen vinden.
De becijfering der toelagen bij wijze van per
centage op de globale stadsuitgaven geeft op de
hoegrootheid der toelagen zelf
(lees verder op pagina 2)