d vu e B/tb/ atns Het Recht van Overgang TIEN-TWEN TIEN JAAR «JONG Huisvestingsbeleid Tweeënvijftigste Jaargang Vrijdag 31 maart 1978 Drukker - Uitgever PAUL LUYSTERMAN - JACOBS Koepoorfstraal 10 - 3400 NINOVE Tei. (054) 33 27 27 - Prk. 000-0478685-87 iwrnrifirHiBiib——h Prijs voor Jaarabonnement 395 Fr. Prijs per nummer: 9 Fr. VERSCHIJNT IEDERE WEEK. BH Het recht van overgang voor ingesloten erven, zonder toegang tot de openbare weg, is van oudsher een bron tot veelvuldige, langdurige en zeer kostelijke rechtsgedingen in onze gewesten. De ver doorgedreven verkaveling of de versnippering van de eigendommen is een der hoofd oorzaken ertoe. De desbetreffende artikelen in het Burgerlijk Wetboek worden thans grondig gewijzigd door de wet van 1 maart 1978. Deze wet, afgekondigd in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 1978, zal in voege komen na 25 maart 1978. In afwachting van nadere beschouwingen en gevolgtrekkingen aan de hand der parlementaire werkzaamheden, geven we hierna, zonder verder kommentaar, de oude en de nieuwe wetteksten weer. DE OUDE WET. Art. 682 De eigenaar wiens erven ingesloten liggen en die geen toegang heeft tot den openbaren weg, kan, voor de exploitatie van zijn eigendom, een overgang vorderen over de erven van zijn naburen, onder verplichting van een vergoeding, geëvenre- digd aan de schade die hij kan veroorzaken. Art. 683 De overgang moet in den regel ge nomen worden aan de zijde waar de afstand van het ingesloten erf tot aan den openbaren weg de kortste is. Art 684 Echter moet die overgang gevestigd worden op de plaats die het minst schadelijk is voor hem op wiens erf hij is toegestaan. Art 685 De vordering tot vergoeding, in het door artikel 682 voorziene geval, is verjaarbaaren de overgang moet blijven bestaan, alhoewel de vor dering tot vergoeding niet meer onvankelijk is. DE NIEUWE WET. Art. 682. £1 De eigenaar wiens erf ingesloten ligt omdat dit geen voldoende toegang heeft tot de openbare weg en deze toegang niet kan inrichten zonder overdreven onkosten of ongemakken, kan, voor het normale gebruik van zijn eigendom naar de bestemming ervan, een uitweg vorderen over de erven van zijn naburen, tegen betaling van een ver goeding in verhouding tot de schade die hij mocht veroorzaken. 2. De vordering tot toewijzing van een uitweg is onverjaarbaar. 3. Bij stilzitten van de eigenaar kan de ge bruiker van het erf dat zich bevindt in de toestand beschreven in 1, onder dezelfde voorwaarden een uitweg vorderen, mits hij de eigenaar in de zaak roept. Artikel 683 De ligging van de uitweg wordt door de rechter bepaald op zulk een wijze dat hij het minst schadelijk is. Indien de ingeslotenheid evenwel het gevolg is van de splitsing van een erf na verkoop, ruiling, ver deling of enige andere omsfandigheid, kan de uit weg slechts verleend worden over de percelen die vóór de splitsing tot dat erf behoorden, tenzij de openbare weg op die wijze niet voldoende bereik baar is. De rechter oordeelt naar billijkheid. Artikel 684 De verleende uitweg houdt op, wanneer hij niet meer noodzakelijk is naar het voor schrift van artikel 682, 1, of wanneer hij kan ge nomen worden op een andere plaats, die minder schadelijk is geworden dan de aangewezen ligging. Men kan zich op geen verjaring beroepen, hoe lang de uitweg ook moge hebben bestaan. De vordering tot afschaffing of tot verplaatsing van de uitweg kan worden ingesteld door de eige naar of bij stilzitten van deze door de gebruiker van het heersend of het lijdend erf. De gebruiker dient de eigenaar in de zaak te roepen. Wanneer de uitweg wordt afgeschaft kan de rechter, in acht genomen de duur van het recht en de geleden schade, de volledige of gedeeltelijke te rugbetaling van de ontvangen vergoeding bevelen. Artikel 685 De vordering tot vergoeding, in het geval van artikel 682. is vatbaar voor verjaring en de uitweg meet blijven bestaan, hoewel de vor dering tot vergoeding niet meer ontvankelijk is. Vorige week woensdag waren wij te gast bij de Jeugdclub Tien-Twen voor een persconferentie naar aanleiding van het tienjarig bestaan van deze Ninoofse jeugdclub die in 1969 hei levenslicht 2ag. In een pittig betoog schilderde de heer Jozef Lambrechts, lid van de beheerraad, ons volgend portret van de jeugdclub. ONTSTAAN. Uit een aantal noden van de aankomende jeugd Nood aan een ruimte een lokaal waar ze zichzelf kunnen zijn; behoefte aan een alternatieve geborgenheid (niet (meer) deze van het gezin); (Lees verder op pagina 2) Indien het juist is dat de bouwsector nog het beste stand houdt in deze moeilijke crisisperiode, dan dient men toch enig voorbehoud te maken voor de nabije toekomst. Het is inderdaad zo dat bepaalde belangrijke ondernemingen het vrij moeilijk hebben, vooral deze gespecialiseerd in bepaaide sectoren, namelijk ap- partementsbouw, bureelgebouwen en industrie. Maatregelen kunnen genomen worden om deze be drijfstak, met een werkintensief karakter, terug te saneren. in ons land blijven immers ongeveer 400.000 krotwoningen bestaan en 800,000 woningen zijn voor verbetering vatbaar waarvan er ook de helft als krotwoningen kunnen doorgaan. Deze toestand bleef sinds twintig jaar ongewijzigd, wat wil zeggen dat er jaarijks evenveel woningen bovenvermelde categorieën komen vervoegen als er afgebroken werden. Men zou de premie voor het slopen van krotten kunnen opdrijven en, onafgezien van de staatstoeia- gen, hebben de gemeentebesturen hier ook een taak op zich te nemen. Anderzijds zou men ook de staats- toelagen kunnen aanpassen voor de bouw van so ciale woningen. De sanering van ons woningpatri monium zou de bouwsector voor twintig jaar werk gelegenheid kunnen verschaffen Wat de staatstoelagen betreft voor sociale nieuwbouw, begrijpen wij de verdeling niet goed. In Vlaanderen is de bouwpremie immers beperkt tot 60.000 fr. tegenover 100.000 fr. voor Wallonië. In Wallonië is een gezin gedurende 8 jaar jong in Brussel 4 jaar en in Vlaanderen 6 jaar. Hieraan zijn bijkomende faciliteiten verbonden. Van officiële zijde geeft men als reden op voor deze discriminatie, het meer verouderde karakter van de woningen in Wallonië. Maar deze toestand is zeer logisch, aangezien de bevolkingsaangroei in Vlaanderen de laatste decennia veel belangrijkerwas dan in Wallonië. Vandaar dat er bij ons de laatste jaren veel meer woningen gebouwd werden en de oudere woonsten in verhouding minder talrijk in aantal zijn. Maar het zou toch maar billijk zijn dat een Vlaams gezin evenveel recht zou hebben op staats- tussenkomst als de Walen. De officiële instanties hebben beloofd deze toestand te normaliseren. Een eerder beperkte bijkomende staatstussenkomst zou de schatkist zelf ten goede komen. Men heeft berekent dat in de waarde van een nieuwbouw nu voor meer dan 30% belastingen ver rekend zijn (16% B.T.W. te vermeerderen met heel wat andere belastingen). Indien er hierdoor dan minder werklozen zijn, boekt men heel wat winst omtrent allerhande vergoedingen. Een werkloze kost ongeveer een loon aan de Staat, terwijl een werk nemer rechtstreeks of onrechtstreeks een loon be taalt aan de Staat (althans in de bouwsector). Wellicht komt er beterschap dank zij de aan gepaste tussenkomsten vanwege de officiële instan ties, zoniet zal deze bedrijfstak over korte tijd ook belangrijke moeilijkheden kennen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Denderklok | 1978 | | pagina 1