N° 149. Zondag 9 November 1873. 3de Jaergang. WEKELYKSCH NIEUWSBLAD. De Bende van Jan de Lichte.(1) Aelst, 8 November. De Troonrede. Toestand in Frankrijk. G-azette van Aelst liet Bureel von het blad I» gevestigd In de Knpellestrnet IV* 11, waer alle brieven, gelden, enz. vraclitvry moeten toegezonden worden. ,11Ara voorafbetaelbaer. Voor den bulten kan men Inscbryven In al do postkuntooren, en voor do landelyke gemeenten by de briefdrager». Abonnementsprys a Ir. 0 Ziehier de schikkingen, welke zullen worden in acht genomen, voor de plegtigheid d£r k°Jlink~ iyke openingsrede van den zittyd 1873-1874. De koning zal zich op 11 november, ten 1 uer, naer het Paleis der Natie begeven, ten einde aldaer de zitting te openen. De burgerwacht van Brussel en der omstre ken, zal even als de troepen van het garnizoen, de linie vormen op de Paleizenplaets en in de straten, door welke de stoet zal gaen. Óp de Paleizenplaets zullen afdeelingen rui- tery geplaetst worden. Het bataillon jagers-éclaireurs, de belgische jagers en de artillerie-battery der burgerwacht van Brussel, zullen den ingang van het Paleis der Natie bezetten. De stoet zal zich in de volgende orde in op tocht stellen: Het eskadron ruitery der burgerwacht; De ordonnancie-officieren des konings; De koning; De luitenanl-generael, adjudant-generael des konings, hoofd van het militaire huis Z. M.; De luitenanl-generael, algemeene inspekteur der burgerwachten van het ryk; De luitenant-generael, bevelhebber der plaet- selyke afdeeling; De aides-de-camp van den koning; De opper-offlciers welke te Brussel verblyven; De officiers van den algemeenen staf der burgerwacht en van het leger; De plaetselyke staf; De algemeene staf van het leger; De algemeene staf der burgerwacht; De opperofficiers welke te Brussel aenwezig zyn; Een eskadron ruitery zal den stoet sluiten. Een salvo van 21 kanonschoten zal het ver trek aenkondigen van den koning uit zyn paleis en het paleis der Natie. De stoet zal de Paleizenplaets en de Konink- lyke Straet doorryden. Indien Z. M. zich in rytuig naer de Kamers begeeft, zullen de volgende schikkingen de voorgaende vervangen: Het eskadron ruitery der burgerwacht; De groot-maersclialk van het hof en de lui tenant-generael adjudant-generael deskonings, hoofd van het militaire huis van Z. M., in een rytuig van het hof. Aen de regterzyde van het rytuig des konings, de luitenant-generael, algemeen inspekteur dei- burgerwachten van het ryk; Aen de linkerzyde, de luitenant-generael, bevelhebber der plaetselyke afdeeling. Achter het rytuig des konings, de officiers van het militaire huis Z. M. TWEEDE DEEL. III. Op Harlebeke. (49* VERVOLG.) Op half wege Harlebeke en Kortryk, een tiental passen lings de baen af, schuil achter digtgegroeidc heesters lagen vier manskerels op den loer. Het waren de Egyptenaers Adriaen en Manuel, Pier Van de Putte en zekere Sus Merckx, in den wandel gekend onder den bylap van stropdrager, omdat hy getrouwd was met de weduwe van eenen boef, te Yperen opgehan gen. Daegs voor zyn huwelyk was hy by eene oude Boheemsche to rade gegaen; het wyf had in de kaert gezien en zy had voorzegd dat al wie zou trouwen met Trien De Vrieze, zoo heette die weduwe, dat die mans al waren er honderd, op voorhand veroordeeld waren om te sterven aen het strop. Slien, om de waerzegster te beloonen, betaelde ze met eene felle afranseling en ontstool haer op den hoop, al het geld dat zy op zich droeg. Daerom ook was het maer half en half tus'schen hem en het Bohemersras; doch zyne buitengewone stoutmoedigheid en zyne reuzenmagt hadden hem by de bende in aenzien verheven; men vreesde hem zeer, terwyl hy voor niemand zwichtte tenzy voor Jan De Lichte alleen. Pier, sprak hy tot Van de Putte, hoe laet is het? My dunkt dat ik, ergens in 't omliggende, negen kom te hooren slaen. Gy hoort scherp, Pier. Wordt gy niets gewaer dezen kant Kortryk? In die richting zit de wind verkeerd; anders zou ik reeds ietswat vernomen hebben want het gestelde uer is voorby. 't ls juist hetgeen ik ging zeggen: ik begin my hier schrikkclyk te verdrieten. Als het nu alweer maer op geen blaes uitkomt. De kapitein, by zyn bezoek van over acht dagen in de streek, heeft immers alles te wel geschikt, sprak Manuel de Egyptenaer. (1Eigendom der Gazette var Aelst. In lang heeft de politieke toestand van Frankryk niet zoo zeer de algemeene aendacht opgewekt, als lieden. De brief van den Graef van Chambord, die wy hieronder in zyn geheel mededeelen, houdt op dit oogenblik ganscli Europa bezig. Men vroeg licht en 't licht is gekomen. Het mannelykst karakter onder de koningen en prinsen van dezen tyd heeft tot zyn land ge sproken, gelyk het een eerlyk man doet Men wil, schynt het, niet hooren van het witte vaendel, waeraen de prins gehecht is als aen de eer zyner familie, en waermede Frank ryk, Frankryk is geworden. Maer denkt men er wel op na? Voortaen is er tusschen het koningdom en de commune, tusschen de witte en roode vlag, niets, neen, niets meer Dat Frankryk kiezeOfwel de eer, de vrede en de herstelling ofwel de schande, de bur- gerkryg, de schrik- en bloedregeering Ziehier den brief, dien de graef van Chambord aen den heer Chesnelong gezonden heeft Salzburg, 27 October. Ik heb, mynheer, van uw bezoek te Salzburg eene goede herinnering behouden; ik heb voor uw edel karakter eene zoo diepe achting opgevat, dat ik niet aerzel my loyael tot u te richten, zooals gy u loyael tot my hebt gericht. Gy hebt my, gedurende lange uren, onderhouden over de lotbestemming van ons dierbaer en geliefd vaderland, en ik weet dat gy, by uwen terugkeer, in het midden uwer eollegas, woorden hebt uitge- sproken, waervoor ik u altyd dankbaer zyn zal. Ik bedank u, zoo innig den angst myner ziel te hebben begrepen, en niets verborgen te hebben van de onwankelbare vastheid myner besluiten. Ook heeft het my niet ontroerd, toen de open- bare denkwys, door den stroom, dien ik betreur, meegesleept, beweerd heeft dat ik er in toestemde den wettigen Koning der omwenteling te worden. Ik had voor waerborg de getuigenis van een man van hart, en ik besloot te zwygeu, zoo lang men my niet dwong een beroep te doen op uwe loyau- teit. Maer dewyl, niellegenstaendc uwe pogingen, het misverstand grooter wordt; dewyl men den open hemel myner politiek poogt te verduisteren, ben ik gansch de waerheid verschuldigd aen dat land, wacrdoor ik kan miskend worden, maer dal hulde geelt aen myne opreglheid, omdat het weet, dat ik het nooit heb bedrogen, en dat ik het nooit bedriegen zal. Men vraegt my vandaeg de opoffering myner eer. Wat kan ik antwoorden? Tenzy dat ik niets intrek, dat ik niets inkort van myne voorgaende verklarin- gen. De pretention van den vorigen dag geven my de maet van de eischen van morgen, en ik kan niet toestemmen, eene herstellende en sterke regeering, door eene zwakheid in te huldigen. Het is het gebruik, gy weet het, tegenover de vastheid van Hendrik V, de behendigheid van Hendrik IV te stellen; de hevige liefde, die ik myne onderdanen loedracg, zegde hy dikwyls, maekl voor my alles mogelyk, alles eervol. Ja, ik weet het, spotte Pier; hy is u komen be zoeken; hy heeft u gedwongen den knieval te vernieu wen en andermael aen Zyne Heerschap trouw en on derdanigheid te zweren. Van my zal hy zoo veel niet bekomen. Wel is waer, men heeft my, in zynen naem, hierwaerts gezonden om den koopman te helpen uit- stroopen. Ik ben gekomen, maer weet dat hel is eer omdat ik tegenwoordig geld noodig heb dan uit ge- hoorzaemheid... Als, gelyk Stien zegt, als het nu al weer maer op geen blaes uitkomt. De kapitein, viel de Bohemer gekwetst in, heeft zich met de zaek bemoeid en dan moet hel gelukken. Zeker, zeker, lachte Pier, die, zooals men komt te hooren, geenszins zynen ouden wrok legen Jan De Lichte was vergeten; zeker moet het gelukken! Eens de slimme endoortraptc kapitein zich met iels bemoeit is er kans op alles, zelfs kans van voor tien maend lang te Aelst op den toren te geraken, gegeesseld en ge brandmerkt te worden.... 't ls ne jan, de kapitein! Wat den kapitein is voorgevallen, viel Stien in, is een ongeluk dal eeniegelyk kan overkomen.... De Bohemers hadden gezworen hem te verlossen; maer och arme! 't zyn ook al.... Inderdaed, schertste Adriaen, die nooit de gele genheid liet voorbygaen om op Stien Merckx den hoon te wreken, in den persoon der waerzegster, het gan- schc Bohemerskorps aengewreven, inderdaed de kapi tein had er slechter kunnen van afkomen;... en wel zoo slecht als de eerste man van Trien Devrieze.... Stien keek grammoedig op Dat ware eens eerst een grap, he! Stien, hernam het bruinvel, dat de voorspelling der oude tooverheks ging uitvallen!... Maer om wel te doen, zouden z'u moeten hangen te Gent: Soort zoekt soort, zegt het spreekwoord, en Stropdrager by Stropdragers!... Adriaen had te stout gesproken. De Stropdrager had zyne reuzenvuist om de bil van den Bohemor gewron gen: Vervloekte zwarte hond, gromde hy, gy zyt weer aen 't bylen!... Zwicht u, of.... Men zat later vernemen hoe het met Stien Merckx is uitgevallen. Ik vermeen, opdit punt hem in niets toe te geven; maer ik zou weieens willen weten, welke les de onvoorzichtige zich op den hals zou hebben ge- trokken, die het zou gewaegd hebben, hem te overtuigen de vlag van Arqucs en Ivry te verloo- chenen. Gy behoort, mynheer, tot do provincie, die hein zag geboren worden, en even als ik, zult gy deu- ken, dal hy spoedig zynen ondervrager zou hebben ontwapend, door hem met zyne bearnceschc leven- digheid te zeggen: «Vriend, neem myne witlo vlag, zy zal u altyd in den weg der eer en der overwinning leiden. Men beschuldigt my, niet hoog genoeg de dap- perheid onzer soldaten te schatten, en dit op het oogenblik, dal ik hun wil toevertrouwen wat ik hel dierbaerste heb. Men vergeet dan, dat de eer het gemeenzaem erfdeel van het huis der Bourbons en van het Franscbe leger is, en dat men op dit terrein elkander wel moet verstaen! Neen, ik misken geene enkele glorie van myn vaderland,en God alleen,in myn ballingschap, heelt tranen van dankbaerheid in myne ziel zien opwel- len, zoo dikwyls, in voor- of legonspocd, de kinde- ren van Frankryk zich zyner waerdig toonden. Wy hebben samen een groot werk af te doen. Ik ben gereed, gansch gereed dit te ondernemen, als men wil morgen, dezen avond, onmiddellyk. Daerom wil ik algeheel blyven, wat ik ben. Vandaeg vermin- derd, zou ik morgen machteloos zyn. Er is hier van niets minder spraek, dan van op naluerlyke grondslagen, de diep ontroerde samen- leving te herstellen; krachtdadig de regeering der wetten in te huldigen; inwendig den voorspoed doen geboren worden; buiten, duerzame bondge- nootschappen aer. te gaen, en vooral niet vreezen, de magt te stellen ten dienste van orde en regt- vaerdigheid. Men spreekt van voorwaerden; heeft die jonge prins, wiens loyalen handdruk ik gelukkig was te gevoelen, my voorwaerden gesteld? die prins, welke, alleen luisterend naer zyne vaderlandsliefde, uit vryen wil tol my kwam en in naem van al de zynen, verzekeringen bragt van vrede, zelfopotVe- ring en verzoening? Men wil waerborgen: heeft men orgevraegd aen den Bayard van onzen tyd, in den gedenkwaerdigen nacht van den 24 Mei, toen men aen zyne nederig- heid de roemvolle zending oplegde zyn land, door oen van die woorden van eerlyk man en soldact, tot kalmte te brengen; oen dier woorden, dat de goeden gerust stelt en de boozen doet bevon? Ik heb niet, 't is waer, zooals hy, den degen van Frankryk. in twintig veldslagen, gedragen; maer ik heb onbesmet, gedurende dry en veertig jaren, den heiligen schat bewaerd van onze overleveringen en onze vryheden. Ik heb dus het regt op hetzelfde vertrouwen; ik moet dezelfde gerustheid inboezemen. Myn persoon is niets; myn princiep is alles. Frankryk zal hel einde zyner beproevingen zien, als hel dit zal begrypen. Ik ben de noodzakelyke loods, de cenig bekwame man om de haven te bereiken, omdat ik zending en gezag dacrvoor heb. Gy kunt, mynheer, veel bydragen om hel mis- verstand te doen verdwyncn, en do wankelmoedig- heid in hel uer van den stryd tegen te gaen. Uwe troostende woorden, by het verlaten van Salzburg, zweven my gedurig voor den geest: Frankryk kan niet vergaen, want Christus heeft nog zyne Fran- En Stien neep zoo geweldig fel dal de Bohemer, vreezende onder die yzeren nyplang zyn gebeenlc te voelen breken, luidkeels aen 't huilen viel en om ver- schooniiig riep. Goed zoo! school Van de l'ullc in, en hy sloeg de ruziemakers van een; huilt en roept! Hoort gy niet dat er volk komt van Harlebeke?.... Allen zwegen en luisterden. Eene alleen, murmelde Slien, een man die afzakt op snellen draf.... Hy nadert.... nog twintig passen.... Opgelet! De vier roovers zwartten zich in allcrhaest hel aenzichl, trokken mes en pistool cü wachtten.... Ik hoor wie het is, sprak Van de Putte: het is Jef Lehouck die met nieuws van ginder komt. Ilcl woord was hem nauwlyks uil den mond of Jef Lehouck viel als een storm in hel midden zyner makkers. Gelukt, hygde hy, gelukt! Hy is de baen op .naer hier.... nog vyf minuten.... spoed gemaekt en de koorde gereed Wie? De knecht? Arnold zelf!.... Hy is gowapend.... En Jef Lehouck viel schier ademloos achlcr de heesters neer, terwyl Slien Merckx en Pier Van do Putte den legenovergestelden kaul der baen over vlogen. Er heerschle eene doodschc stille, slechts gestoord door een zwaren mannenstap die klaerder en klaerder op den harden grond weergalmde. Het was Arnold, met het bloot pistool in de vuist. Eensklaps huilt een scherp gelluit snerpend door de lucht, en de jongeling staet, gereed om te schie ten... Hy ontwaert niemand... hy hoort niets meer... Vader! Vader! kryt hy sidderend, hier ben ik!... Alles bleef stil... Het gespannen wapen vooruil, stormt hy de baen op, maer, in zynen loop, struikelt hy, en, vooraleer hy den tyd heeft zich te bekennen, voelt hy dal hy tuimelt overhoofds, vier passen achteruit, eenendiepen gracht in... Zyn pistoolwashem ontrukt, hy wist niet hoe. Snel als de bliksem, waren vier kerels hem op hel lyf gesprongen en de arme Arnold lag gebonden en den mond verpropt.... ken lief, en als God een volk redden wil, waekt hy, opdat de schepter der regtvaerdigheid alleen gege- ven worde in handen, sterk genoeg om hem to dragen. HENRI. Woensdag verleden is de zitting van hetWet- gevend Korps te Versailles geopend. Wy heb ben het verslag dier eerste zitting moeten af wachten om toch ietswat te kunnen melden dat stellig is nopens de zaken van Frankryk. Nog verledene week moglen wy hopen dat Graef' van Chambord den troon zou beklimmen en 's lands bestuer op vasten grond ging vesti gen. De koningsgezinden hadden afgeveerdigden op afgeveerdigden gezonden en de gazetten schreven dat tusschen den pretendent en de meerderheid der Kamer de overeenkomst vol komen was gesloten. Of nu die afgeveerdigden den Graef slecht verstaen hebben, of zy zyne inzigten hebben overdreven, of Hendrik V op zekere toegestane punten heeft moeten terug komen, dat alles is tot lieden slecht opgeklaerd. Al wat zeker is, is dat de brief van Graef de Chambord aen M. Chesnelong, waerby hy ander mael verklaerd dat hy niets toe te staen heeft of mag toestaen, geheel het plan der troonher- stelling heeft vernietigd en dat, op het oogen blik dat wy schryven, in Frankryk men niet meer weet wat aentevangen: de harrewar is algemeen. En nogtans de zitting van het Wet gevend Korps is geopend Dus, woensdag heelt deMaerschalk-President eene message gezonden naer de Kamer, waerin hy onder anderen zegt: dat, wil men het hui dige bestuer in stand houden, dit bestuer noch vastheid genoeg bezit, noch met genoegzaem gezag is bekleed; dal,om de slechte in den toom te houden, het door de wet niet krachtdadig genoeg is gewapend. Het schynt inderdaed dat de verlenging van de gemagtiging des Presidents, nu, als heteenigc uitvluchtmiddel, zal voorgesteld worden. Maer van den anderen kant, Mac-Mahon om doelma tig te kunnen werken, cischt, zegt men, het Presidentschap voor tien jaren en andere eon- slilulionneelc waerborgen: het regt om de Ka mer te ontbinden,de instelling van eene Iloogc- Kamér, volle magt tegen de drukpers, enz., enz. Zal dees voorstel de noodige meerderheid ont moeten? En zoo niet, wat zal het dan zyn? Gam- betta aen 't hoofd?.... En later de Commune?.... Zoo stonden de zaken verleden donderdag morgend. In het midden van al dien harrewar ligt het proces Bazaine schier vergeten. Nogtans de zaek wordt van belang. Het draeit thans rond de de- pechen diewederzyds zouden moeten gewisseld zyn tusschen Bazaine en Mac-Mahon. Die depe- chen worden beurtelings door de getuigen be vestigd en geloochend. Bazaine loochent dat hy in lyds is verwittigd geweest nopens den op- togt van Mac-Mahon, en deze heelt de depecho Houd u stil, bromde hem een roovcr in 't oor, er zal u geen kwaed gebeuren. Dat is óéne uit de voelen, juichte Stien; waor blyven nu de anderen. Ginder komen ze, sprak iemand, die wy by den troep der vyf nog niet hebben ontwaerd. Pierde Egyptenaer! zegde Slien. Hoe staen de zaken? Ik heb veel moeite gehad, antwoordde de Bohe mer, om koopman Davids op te houden. Ik vond my genoodzaekt voerman te spelen, en hem myne kar aen te bieden, onder den prys, om zyne vracht graen naer huis te brengen, maer.... er stond juist een wiel los aen de kar, en een kwaerl myls builen de stad, tuimelde de gansche boel de baen over. Het duerde lang, gy bcgrvpt het, eer.... Ja, ja, wy begrypenmorgen zult gy ons 't ove rige vertellen.... Brengt hy geld mede. Hy heeft het niet durven wagen: zyne beugel ligt te Kortryk.... Jef Lehouck was bygekomen. Er ligt geld ten zyne.nl, viel hy in; het is dacr dat wy zyn moeten. Ons plan was hem lo beletten, hem en den hovenier, vóór de inbraek naer huis te komen. Arnold ligt gevangen, nu de beurt der tweo anderen; dan blyven er te Harlebeke. tegen ons ge- zessen, slechts meer de stalknecht, die juist van de sloutsten niet is, al waent hy het, en moeder Davids met de meid.... Ik zie een lanteeru in de verte.... zy nadert!.... Daer zyn ze,antwoordde Pier de Bohemer.Stien, doof die lanteern uil, of zy ontdekken don bedriegpul. Een steen vloog snorkend het naderend licht tegen en het licht verdween onder het gerinkel der verbry- zelde lanteernruiten.... Terzelfder tyd verhief zich een dubbele angstkreet, de roovers liepen toe en oogenblikkelyk lagen meester en knecht gekneveld gelyk Arnold. En nu, bevool Jef Lehouck, naer Harlebeke, op vollen draf, opdat de geburen den tyd niet hebben ons te komen stooren.... Kruipt door do haeg en boordt de voordeur los.... Ik zal u geleiden. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1873 | | pagina 1