Opinies over de achteruitgang van de C. V. P. Pierlala BURELEN: Kerkstraat 9, Aalst - Tele# nr. 24.114 Verschijnt de Donderdag en Zondag van iedere week. P.O. nr. 881.72 - 11 Jaarg. 1,25 fr. 't Nr. Donderdag 27 Mei 1954 Nummer 42 - k EN OMSTREKEN. Een meningspeiling over de verkiezingsuitslagen. Naar aanleidingen van de uitslagen der verkiezingen organiseerden de C. V. P.-jongeren van Itegem een opinie peiling, die zich niet beoerkte tot recht se kringen. Ook anderdenkenden wer den aangesproken. De enige interessante methode die kon aangewend worden was het per soonlijk interview aan de hand van een vragenlijst. Aldus zou ieder lid van de afdeling een 'bepaald aantal mensen van wel ke gezindheid ook bereiken. Het is onmogelijk gebleken dit onderzoek op een zeer ruime massa uit te breiden. Evenwel werden enkele honderden mensen in de zaak betrokken. Het was een der hoofdbekommernissen tot al de lagen van de bevolking door te dringen. Men kan dan ook de test groep indelen in vier klassen arbeiders 32%; gestudeerden 16%; landbouwers 21%; middenstanders 31%. VRAGEN EN ANTWOORDEN. Hier volgt dan het vragenformulier dat als basis diende en tevens de be komen uitslagen. I. Welk is naar uw mening de oorzaak van de achteruitgang van de CVP a) Koningkwestie «Ja» 68,46% b) 1.8 maanden dienstplicht: «Ja» 89,23% c) Gebrek aan propaganda: «Ja» 49,09% d) Tekort aan kontakt tus sen de bevolking en politie- ke<SJa» 58,61% e) Middenstandsbelangen en scheurlijsten «Ja» 82,30% II. Meent u dat het de gunstigste houding was voor de CVP in oppositie te gaan «Ja» 74,72% III. Houdt de huidige linkse regering het lang uit «Neen» 81,34% BELANGWEKKENDE BEVINDINGEN Het kontakt met de. bevolking heeft tevens interressante standpunten aan 't licht gebracht. Wat de oorzaken van de achteruit gang betreft, blijkt het vrij onbetwist baar dat de grote massa van oordeel is, dat de socialistische propaganda voor de 1 8 maandendienst van doorslagge vende aard is geweest. De bewerkingen die op menige plaatsen met de onder vraging gepaard gingen hebben dit ten overvloede bevestigd. Aan de koningskwestie mag ander zijds niet de draagwijdte worden toe gekend die men er in bepaalde kringen pleegt aan te hechten. Niet weinige menen dat de Koninkskwestie tot het verleden behoort. Weliswaar schijnt het tekort aan doordrijvendheid van wege de CVP-leiders in dit vraagstuk door menig kiezer niet verteerd te zijn. Onomstootbaar hebben de midden standsbelangen en scheurlijsten een beduidend funeste rol gespeeld. Zij hebben de bestaande malaise in som mige kringen geaccentueerd en het grootste deel van de vlottende kiezers over de brug gehaald. Een heel stel geïnterviewden hebben de bemerking geuit dat de CVP van uit propagandistisch standpunt to taal» in gebreke is gebleven. Het vrij laag percentage (49,09%) doet niets af van deze bewering, aangezien het resterend percentage voor een. groot gedeelte mensen omvat die er geen opinie over hadden. Men is er van overtuigd dat er ge durende de vier jaren van de homoge ne reggering niet voldoende ruchtbaar heid werd gegeven aan de verwezen lijkingen. De feiten hebben bewezen dat demagQgie in de prapaganda van kapitale betekenis is. Het is zeer opvallend hoe verschei den de meningen zijn over de rol en de gewenste houding van de parlementai ren. Voor 70% geven de landbouwers en dit met veel nadruk, de voorkeur aan meer en nauw kontakt. Op de vraag wat de CVP moest doen na de verkiezingen mede rege ren of in de oppositie gaan, zijn het praktisch alleen de landbouwers niet eens met de overgrote meerderheid van de andere groepen. Volgens hen had de CVP moeten trachten een deel van de regeringsver antwoordelijkheid op zich te nmen. Zij voelen zich als in een avontuur ge stort. De C.V-.P. in de regering zou hun een waarborg hebben betekend. In het algemeen maken zij zich geen illusies over de toekomst. De antwoorden op vraag III hoeven omzeggens geen betoog. Een zeer hoog percentage kan zijn vertrouwen niet schenken aan een koalitieregering van principiële tegenstellingen. Hierbij we- ze nog aangestipt dat de angst van de bevolking voor het anti-klerikalisme en de politiek van de weerwraak ver van denkbeeldig is. Al was de schoolkwes tie als dusdanig niet betrokken in het onderzoek, toch is deze onwillekeurig herhaalde malen ter sprake gekomen wat er op wijst dat de «ware vrijheid» op alle gebied onze bevolking ze nauw aan het hart ligt. ALGEMENE SPAAR LIJFRENTEKAS EN Gedurende de maand April bedroe gen de stortingen van particulieren 'bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas 1.009 millioen frank en de terugbeta lingen 963 millioen, zodat er een ba tig versdhil van 46 millioen werd ge boekt, waardoor het totale spaarbezit per einde^ maand op 46 milliard 733 millioen gebracht werd. In Maart bereikten de inleggingen 1.075 millioen en de afhalingen 961 millioen, waaruit blijkt dat tijdens de voorbije maand 66 millioen frank min der werd ingebracht, terwijl in onver anderde mate over het spaartegoed werd gedeponeerd. Daar Maart en April ongeveer identieke seizoeninvloe den ondergaan, schijnt er voorlopig een lichte vertraging in de spaarvor- ming ingetreden te zijn. -oOo INDEX GESTEGEN Naar verluidt bedroeg het indexcij- fer voor de maand Mei 423,2 t.o.v. 421,8 in April. Het is dus met 1,4 punten gestegen. I ^e.. stijging zou te wijten zijn aan de prijsstijging van de aardappelen, de eieren, de koffie, de chocolade en de cacao. Alleen de prijs van boter en var kensvlees heeft in Mei een daling on dergaan. DIOCESANE BEDEVAARTEN VAN HET BISDOM GENT NAAR 0. L. VROUW VAN LOURDES. 21—29 JUNI. TWEEDE van de VIER ingerichte bedevaarten naar Lourdes over Tours. Bezoek aan het graf van de H. Martinus. Bezichtiging in autocar bij avond en bij dag van de kastelen van de Loire. Stel niet uit U in te schrijven, hetzij bij uw plaatselijke afge vaardigde of op het centraal secretariaat Mevr. Van de Kerck- hove-Cercelet te Aalst. BIJ HET LEIE-MONUMENT Ter gelegenheid van de pleohtighe den rondom het toekomstig Leie-mo nument te Kortrijk, ter herinnering aan het Leie-leger en hun aanvoerder wel ke streden in Mei 1940 ter vrijwaring van het Britse leger, werden er door hooggeplaatste personen prachtige re devoeringen uitgesproken. De bijzonderste aanwezigen waren Zijne Majesteit, Koning Boudëwijn en dhr. Van Acker, eerste minister. Al de sprekers waren vol lof over de heldhaftige soldaten die er in een on gelijken strijd de opgelegde taak wis ten te volbrengen. Al de sprekers, behalve één uitgezon derd, maakten van deze gelegenheid gebruik om een welverdiende hulde te brengen aan de doorluchtige aan voerder van ons Leie-leger, n.l. Koning Leopold III. Wie die uitzondering was is gemak kelijk te raden, het was natuurlijk dhr. Van Acker. z Deze uitzondering is natuurlijk om dat 'het onnatuurlijk zou geweest zijn moest Van Acker daar Koning Leo pold III bewierookt hebben. Wat moest Achiel dan gedaan heb ben om wel te doen Deze vraag kan ogisdh gesteld worden. Tussen al die andere redevoeringen was het opvallend dat Achiel Koning Leopold slechts terloops vernoemde, zoals het even opvallend ware geweest hadde hij hem meer dan terloops ge noemd. De regering moest er voorzeker ver tegenwoordigd zijn. Hewel, volgens mijn bescheiden en niets te beteken memng, dhr. Van Ac ker had daar beter 'weggebleven. Hij kon zich 'heel gemakkelijk doen ver vangen door een andere die de rege ring kan vertegenwoordigen. Op dees manier zou er te Kortrijk geen wanklank bestaan hebben en zou er alleen door enkelen de bemerking kunnen gemaakt zijn de eerste Mi nister was er todh niet». De verstan digste mensen zouden dan bij deze be merking kunnen aanmerken hebben «da's heel wijs geweest Maar zie, we komen altijd tot de zelfde vaststelling Asiel handelt eerst en denkt daarna Van Acker heeft dus wel de naam van Koning Leopold eens vernoemd tijdens zijn toespraak. Inderdaad dat heeft hij en werd ook onmisklellijk onderbroken door geroep en bravo op een toon die vernederend was voor de premier. Ook scheen 'hij het goed te voelen en; moest, vooraleer voort te spreken, eerst op adem ko men. Wat een verschil bij de toejuichin gen die Koning Boudëwijn herhaalde lijk mocht in ontvangst nemen telkens deze de naam van zijn eerbare en door luchtige vader noemde. De hulde door onze jonge koning gebracht aan zijn voorganger en va der was verdiend en zeer voornaam tevens. Velen van de regeringsploeg daar aanwezig zullen niet heel gemakkelijk gezeten hebben toen ze daar moester luisteren naar al datgene wat konirg Boudëwijn over Leopold III heeft ge zegd en naar wat Hij door zijn mond onze vorige Koning liet zeggen. De klemtoon van onze jonge Vorst wist juist daar te drukken waar er moest op gedrukt worden en die klemtoon heeft voor velen genepen als een echte klem. Het is bij dergelijke omstandighe den dat we het aanvoelen dat er hier vóór een paar jaar zaken gebeurd zijn die niet mochten gëbeuren omdat ze onrechtvaardig waren en die nog dik wijls pijnlijk zullen aandoen daar waar én de dynastie én de regering beleefd heidshalve samen in het publiek moe ten verschijnen. Van Acker die het belachelijke van zijne situatie voelde bij het ironisch ap plaus heeft aan het einde van zijne re de wel gezegd dat het op te richten, Leie-monument zou staan onder dé bescherming van de regering en dat deze alles zou doen voor de veiligheid van het Vaderland. Over beschermine van onze dynastie geen woord PIERLALA. EEN STAP ACHTERUIT INZAKE OPSLORPING VAN WERKLOOSHEID Vlaamse belangen opgeofferd We waren nieuwsgierig om de rege ringsinzichten te kennen op het gebied van de bestrijding der werkloosheid en we hoopten in haar verklaring enige gedachten terug te vinden van het ciaal-economisdh programma van het A.C.V. hetwelk, onder vorm van Me morandum, ter hand was gesteld aan de Eerste-minister. Dient het gezegd dat we teleurgesteld zijn GEEN PROGRAMMA Na gezegd te hebben dat «de werk loosheidsbestrijding een van de hoofd bekommernissen van de regering zal zijn» werden volgende twee zinnen af gelezen «Maatregelen zullen getroffen worden om de werkloosheid te bestrij den in Vlaanderen, waar de bevolking er al jaren onder lijdt, en ook in Wal lonië, zomede in de Brusselse agglome ratie, waar men de uitbreiding er van moet vrezen. De regering zal verder maatregelen treffen om de mobiliteit en de vervoermiddelen van de werk krachten; te verzekeren en het onder brengen ervan te behartigen. Dat is ^lles wat onder de rubriek werkloosheidsbestrijding gezegd wordt. Als onrechtstreekse maatregelen kondigt de h. Van Acker fiscale ont lastingen aan om investeringen te be vorderen en credieten om de uitbrei ding en de modernisering van de be staande alsmede de oprichting van nieuwe bedrijven aan te moedigen. Op het gebied van buitenlandse handel worden het toekennen van credieten op lange en half lange termijn, een be tere coördinatie tussen de openbare en de privé-sector, en een verbetering van de bestaande diensten in 't vooruit zicht gesteld. Neemt men de directe en de indi recte maatregelen samen, dan^ moet men bekennen dat we hier voor een programma staan, met slechts enkele losse gedachten, die zonder het min ste onderling verband vooruitgezet worden. Dit is reeds erg, maar erger nog is het feit dat deze regering niet het minste idee schijnt te hebben van de hoofdelementen van het werkloos heidsprobleem. Hetgeen ons vooral verbaasd heeft is dat Vlaanderen, Wallonië en Bra bant op dezelfde voet geplaatst wor den. Alle statistieken van de jongste jaren wijzen uit dat nagenoeg 70 t.h. van de werkloosheid gelocaliseerd is in de Vlaamse gewesten, rond de 18 t.h. Brabant en bij de 12 t.h. in, Wallo nië. En nu worden de drie landsgedeel ten in één adem vernoemd precies als of 'het probleem zich even scherp en op dezelfde wijze in deze gewesten stelt. Het is duidelijk dat de vertegenwoor digers van Wallonië en van Brussel hun slag Thuisgehaald hébben. Deze rege ringsverklaring neemt in feite de the sis over die men bij leden van alle partijen, terugvindt, met name dat het werkloosheidsprobleem geen geweste lijk verschijnsel is. Nooit werden overtuigende bewijs gronden. aangevoerd tot staving van deze thesis. Het is de plight van de he le oppositie en voor de Vlamingen uit alle partijen het vraagstuk van de werkloosheid in zijn juiste verhoudin gen te doen stellen. DE MOBILITEIT Dit is vooral nodig omdat de onjuis te stellingname ten opzichte van dit vraagstuk reeds onmiddellijk tot ver keerde conclusies heeft geleid. Wat bedoelt men eigenlijk met «het verzekeren van de mobiliteit en de vervoermiddelen van de werkkrachten en het behartigen van het onderbren gen ervan Wil men de werk lozen en hun gezinnen uit de Vlaamse werkloosheidszakken of noodgebie- den definitief doen verhuizen naar Wallonië, zelfs niet naar de Brusselse agglomeratie, vermits men hier de uit breiding van de werkloosheid moet vrezen Als het dat is, dan moeten wij Wallonië als het industriële reser vaat van België gaan erkennen; dan moeten we ons verwachten aan een grootscheepse uitwijking van Vlamin gen naar de Waalse industriegebieden, dan wordt definitief het zeer liberale beginsel toegepast «de werkkrachten moeten de nijverheid volgen en niet de nijverheid de werkkrachten Der gelijke principe kunnen we niet onder schrijven; doen we dat, dan is het voo goed gedaan met alle plannen tot in Justriële uitbreiding in Vlaanderen er dan zal er zelfs niets terechtkomen van de industriële uitrusting der noodgebie- den. INVESTERINGEN Deze verkeerde voorstelling van zaken heeft ook nog tot gevolg dat de kwestie der bevordering van de inves teringen slecht gesteld wordt. Nu zon der meer. Onder de vorige regering waren ont werpen neergelegd om dergelijke ont lastingen toe te staan in gewesten waar ten minste 10 t.h. van de loonarbei ders werkloos waren en, de gemeenten waar zulks het geval was had men bij name aangeduid. Wegens het gerezen verzet konden die ontwerpen niet in tijds goedgekeurd worden. We Tebben op betere tijden ge wacht, d.w.z. op een nieuwe regering die werkelijk niet homogeen behoefde te zien om deze kwestie op een recht vaardige wijze te regelen. Nu is er die nieuwe regering en gaat men helemaal achteruit. Ons verwondert dat niet, als men bedenkt dat mannen zoals de h'h. Rey^ liberale minister van Economische Zaken en voor Buisseret, de nieuwe miniter van Koloniën twee van de fel ste tegenstanders geweest zijn van fis cale ontlastingen te voordele van in vesteringen in gewesten waar het grootste aantal werklozen te vinden is, namelijk in Vlaanderen. Het is echter voor ons onbegrijpe lijk dat Vlaamse ministers zo gemak kelijk capituleerden. Moesten de con crete maatregelen, welke uiteindelijk toch moeten getroffen worden, beant woorden aan de vage principes van de Regeringsverklaring, dan wordt de oplossing van het tewerkstellingspro bleem voor goed op de lange baan ge schoven. Hier kunnen de latijnse wor den herhaald worden caveant consules, dat onze leiders waakzaam blijven. oOo WET MOET NIET WORDEN GEWIJZIGD VOOR VERHOGING DER ARBEIDERSPENSIOENEN A.C.V. VRAAGT ONMIDDEL LIJKE TOEPASSING Voorwaarden tot toekenning) mogen niet worden! verscherpt. Het bestuur van 'het A.C.V. verga derde Dinsdag onder voorzitterschap van de h. A. Cool. Het bestuur besprak het inzicht van de minister van Arbeid en Sociale Voorzorg alsmede van de regering om wijzigingen te brengen aan de wet van 29 December 1953 op de arbeiders- pensioenen, inzicht dat blijkt uit de persconferentie die door de minister van Arbeid en Sociale Voorzorg op 20 Mei 1954 gehouden werd. Het bestuur herinnert aan zijn, ver klaring opgenomen in het memoran dum van het lA.C.V. dat aan Eerste- minister Van Acker werd overge maakt. Het stelt vast dat door de beschik kingen voorzien in de wet van 29 De cember 1953, het mogelijk is het pen sioen te bepalen op 28.000 fr., en dat, volgens de verklaring van de mi nister het financieel mogelijk is de 28:0100 fr. toe te kennen, zonder de lasten voor de werkgevers, de werkne mers of de Staat te verhogen. Het bestuur dringt dus aan opdat de pensioenverhoging onmiddellijk zou worden toegekend zonder de aange kondigde wijzigingen van de wet af te wachten en opdat deze verhoging zou gebeuren zonder de categorieën genot hebbers in te krimpen of zonder de voorwaarden om het pensioen, te be komen, te verscherpen. Het bestuur herhaalt zijn reeds vroe ger ingenomen standpunt, het volledig paritair beheer in al de organismen van de maatschappelijke zekerheid op te eisen en zijn vaste wil het behoud ervan te verdedigen daar waar dit pa ritair beheer reeds bestaat. Het bestuur erkent aan de minister een recht van toezicht en veto maar eist voor de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers het beheer op. oOo WERELD TENTOONSTELLING 1958 Dhr Rey, minister van Economische Zaken, heeft baron Moens de Fernig, oud-minister, regeringscommissaris bij de internationale wereldtentoonstel- ing van 1958, ontvangen. Deze heeft Ie minister van Economische Zaken iet plan van de internationale wereld entoonstelling van 1958 toegelicht, •smede zijn mening omtrent het alge neen thema van deze laatste. Voorts verd een overzidht gegeven van de ïuidige stand van zaken van de werk zaamheden van de tentoonstelling.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1954 | | pagina 1