Teïu# mulï iel DE WINDROOS JUUL REPPENS STADSNIEUWS RUBRIEK VOOR KUNST- EN GEESTESLEVEN WANDELTOCHT VOOR OGEN Met Walter Höllerer en Hans Bender doorheen AKZENTE We gaan een koel maangedicht van Karl Thylmann voorbij, houden even halt om een sprookjesachtig kortverhaal van G. Britting te bewonderen. Met Gerd Gaiser geraken we spelender wijs in de tragiek van een aristocratisch •gesloten, symbolische geschiedenis. Wat verder horen we een nog levende Thomas Mann een lijkrede houden bij het stoffelijk overschot van Ernst Penzoldt, en nog wat verder leest Herman Hesse van uit zijn in nige «Engadiner Erlebnisse» «Wir Dichter und Intellekluellen halten sehr viel vom Gedachtnis, es ist unser Ka- pital, wir leben von ihm aber wenn uns solch ein Einbruch aus der Unterwelt des Vergessenen und Weggeworfenen über- rascht, dann ist stets der Fund, er sei er- freulich oder nicht, von einer Wucht und Macht, die unsern sorgfaltig geplegten Erinnerungen nich innewohnt. Mir kam zu- weilen der Gedanke oder die Vermutung es könnte der Trieb zum Wandern und Welterobern, der Hunger nach Neuem, noch nicht Gesehenem, nach Reise und Exotik der den meisten nicht phantasielosen Men- schen zumal in der Jugend bekannt ist auch ein Hunger nach Vergessen sein, nach Wegdrangen des Gewesenen, soweit I bedrückt, nach Ueberdecken erlebter Bil- der durch möglichst viele nue Bilder... C. H. Eickert heeft de eerste der drie, Zwitsers op punten geslagen hij kreeg zijn vijf familienaampjes in drie regels gecon denseerd. Ontroerd deelt hij ons in laatste versregel mee, dat hij «graag eens echt aan het zingen zou willen gaan Krolow heeft het over de «intellektuelle Heiterkeit» en over de openheid die naar zijn mening elk goed gedicht kenmerkt. Holthussen, die na hem het podium be klimt, zingt de lóf der volkomen zinnelijke FOLKLORE IN OKTOBER DE kuksbegrotlng 1957 ZONDAG, 28 OKTOBER ZEGENING VAN DE AUTO VOERTUIGEN TE ELSENE Men aanroept de Heilige Kristof-fel tegen de onvoorziene en gewelddadige dood, en zodoende werd hij ook de beschermheilige van de bedevaarders, de kooplieden en in 't algemeen van allen die de gevaren van de reis moeten trotseren, zoals o.a. de auto mobilisten. In vele kerken in België worden jaarlijks de auto's gezegend en onder de bescherming gesteld van de H. Kristoffel Zelfs zijn er verscheidene broederschap pen die hem tot patroonheilige hebben ge kozen. De meest recente is de Broeder schap die opgericht werd in de kerk van de H. Drievuldigheid te Elsene. Kristoffel werd geboren in de eerste helft van de 3de eeuw, te Kanaan, uit arme hei dense ouders. Hij predikte in Lukïe en stierf de marteldood onder de regering van keizer Decius, rond 250. Ziehier wat de legende over zijn leven vertelt Een reus nam op zekere dag het besluit de machtigste heer ter wereld te zoeken, teneinde zich in zijn dienst te stellen. Zo diende hij gedurende een zekere j tijd een koning. Op een dag echter, ont Met Heckmann komt reeds een volbloed surrealist aan het woord. Hij gelooft in de beweging van het ogenblik en in een aan den lijve gevoelde weerbarstigheid van het woordmateriaal. Het woordelijk afreageren 1 moette hij een^duivelskunstenaarrBifdiens van het mechanisme der verstarring is goocheltoeren sloeg de koning een kruis., voor hem de hoogste opdracht die de dich-Zo merkte de reus dat de koning niet de ter kan volbrengen. machtigste heer ter wereld was, en van die Höllerer hult zijn poëtische levenshou- dag af ging hij op zoek naar de Duivel. Hij ding in een levendige parabel. Vóór alles ontmoette hem en trad in zijn dienst. Doch 1[T[[ m uc ju wil hij meebewegen met de werkelijkheid hij ondervond weldra dat ook deze door augustus de "inkomsten* T.889 müjoen MINISTER LIEBAERT VOORZIET 102 MILJARD STAATSUITGAVEN EN 90 MILJARD INKOMSTEN De parlementairen hebben, bijwijze van vacantiewerk de Rijksbegroting voor 1957 ontvangen en zijn momenteel verdiept in de studie van dit lijvig en ingewikkeld document dat, naast opstellingen, aftrek kingen, delingen en vermenigvuldigingen ook proza bevat waarin de lof wordt ge zongen van het voortreffelijk financieel beleid der huidige regering. Deze studie leert ons dat de staatsuitgaven zonder on derbreking omhoog gaan, gevolgd (maar niet ingelopen) door de staatsinkomsten waaruit blijkt dat de volksspreuk «zaaien naar de zak» in het Ministerie van Finan ciën nog steeds vervangen wordt door de staatsspreuk «melken naar de emmer». ONTVANGSTEN EN UITGAVEN 1956 i Alvorens de begroting 1957 te ontleden wordt vooraf een overzicht gegeven van de evolutie in 1956. Oorspronkelijk had men de inkomsten geraamd op 84.033 miljoen Dhr. Liebaert schat ze nu op 90.164 mil joen in de zoete veronderstelling dat deze inkomsten op hetzelfde niveau blijven als tijdens de eerste zeven maanden van het jaar. Wij zijn daar een klein beetje voor be vreesd omdat we zien dat in de maand die toelaat te treffen waar zij treft. De laatste pleisterplaats van deze wan deltocht is een erudiete en koel beheerste studie van C. I-Iohoff over Hofmannsthal als komediedichter. G. C. vrees bevangen was, telkens wanneer hij 1 droegen, terwijl het maandelijks gemiddel- AKZENTE, 4/1955, C. Hanser Ver- uns lag, München. ZAAL BELFORT AALST. L D E R 1956 STELT TEN TOON VAN 6 TOT 15 OCTOBER Zondagen van 10 tot 12 u. 30' en van 14 tot 20 u. Donderdagen van 14 tot 20 u. Andere dagen van 17 tot 20 u. Atelier Konkelgoedstraat, 25, Lebbeke. voorbij een plaats kwam waar een kruis stond opgericht. Dus ook de duivel moest zich buigen voor een heer die machtiger was dan hij. En weer ging hij op zoek. Hij ontmoette een eremijt die hem leerde dat Christus aan het kruis gestorven was. De reus besloot voor taan deze Heer te dieneen en hij werd ere mijt. Hij woonde bij een stroom en dienst vaardig als hij was, hielp hij de reizigers de stroom over te steken door ze op zijn schouders te dragen. Op een dag, vroeg een kind zijn hulp. Hij nam het kind op doch het werd zo zwaar dat de reus niet meer verder kon. Bij dit wonder wist hij dat hij het kindje Jezus op zijn schouder droeg En van die dag af, bleef hij deze Heer trouw tot de dood. De H. Kristoffel drager van het Kind Je zus, is ook de patroonheilige van de dok kers en wordt bovendien aangeroepen te gen de pest en de plotse dood. de in 1955 niet minder dan 6,314 miljoen was. Maar de hoop doet de minister leven Spijtig genoeg zijn echter ook de uitga ven hoger dan eerst voorzien was. Men voorzag na. 83.983 miljoen, terwijl het eindbedrag zeer waarschijnlijk 90.781 mil joen zal belopen. DE GEWONE BEGROTING 1957 De uitgaven voor 1957 werden geschat op 88.943 miljoen, zodat de gewone uitga ven van de Staat opnieuw met 4 miljard stijgen. De Minister van Financiën noemt die evolutie «onafwendbaar». Deze nieuwe ver hoging van de gewone begroting ligt im mers in de lijn van de voortdurende stij ging van de uitgaven en inkomsten van de Staat. Daarbij geeft hij een hele reeks pro blemen op, die zijn beleid moeilijk maken: mijnwerkerspensioenen, gezinstoelagen, oor logspensioenen, tekort aan de ziekteverze kering, deficiet van gemeenten en provin ciën, van de Spoorwegen, stijging van het index-cijfer, noodzakelijkheid van nieuwe leningen, aanpassing van onze strijdkrach ten aan de nieuwe militaire techniek, enz. DE BUITENGEWONE BEGROTING De buitengewone ontvangsten worden geraamd op 701 miljoen fr. t.o.v. 1.342 mil joen in 1956. Deze vermindering schijnt te moeten worden toegeschreven aan de 20 miljoen dollar-lening, door de Internationa le Bank voor wederopbouw en Uitbreiding aan België toegestaan, waarvoor geen en kele ontvangstenraming meer is ingeschre ven. BESLUIT Dit algemeen overzicht geeft ons de in druk dat de zaken er niet zo rooskleurig voorstaan als de minister wel schijnt te willen doen vermoeden. Een stijging van de Staatsuitgaven is immers een belangrij ke faktor voor inflatie. En we vinden het toch wel spijtig dat de minister het overschot van de gewone be- begroting niet heeft gebruikt om de buiten gewone begroting te financieren, zoals dat was61" ée c-v p-regering wel het geval En we willen sluiten met aan de heer LIEBAERT volgend gezegde ter overweging iftgr7fn: öHet iS te laat de put gevuld als het kalf verdronken is. EEN KORT VERHAAL. GENEESKUNDIGE ZONDAGDIENST. Bij AFWEZIGHEID van de huisdokter kan ai en zich voor DRINGENDE GEVAL LEN wenden ZONDAG 14 OKTOBER 1956 1 Tel 2*U7 SCI,ELF0UT- WALSTRA AT, ZONDAGDIENST DER APOTHEKEN. IS ALLEEN OPEN ZONDAG 14 OKTOBER 1956 van 9 tot 12 en van 14 tot 18 u. In de week, voor DRINGENDE GEVAL LEN en DIENST NA 7 uur 's avends APOTHEEK HERDEWIJN, PONT STRAAT, 72. 'ï^theken der slad zUn «burend. de WEBK open van 8,30 tot 12 uur en "van 13,30 tot 19 uur. De wind waait over de Pool en jaagt de zware wolken op van het Nieuwe Regensei zoen. De dagen zijn even lang en warm en de avonden brengen geen verpozing. Tussen de tornado's door verzengen de lanen in de Beige. (1) Libanda werkt al lang niet meer voor de grote winkel in de stad, hij speelt geen li- chembe (2) meer vóór zijn vuurtje. Er een raadselachtigs ziekte in hem geslopen, die hem de dingen in een durend heden doet zien. Neen, het is de malafu (3) niet meer, daar heeft Margareta hem uit be vrijd; ten minste... dat dacht hij, maar hij ligt gevangen in de nieuwe, en tevens al oude betovering van dit vreemde wezen; bij haar is de tijd blijven stilstaan en zij lost geen belofte voor de toekomst in. Geluk is het niet gelukkig was hij slechts in zijn prauw op de Pool, of dansend in het dorp maar een soort staren der gevoelens op één enkel brandpunt dat geen grenzen heeft. Libanda voelt het zo niet aan, hij is maar een eenvoudige jongen uit de brous se, Hij heeft het aan Toango gezegd toen hij, een tijdje geleden, zijn prauw aan hem te rug verkocht De grote stad is duur, en alles is er wonderlijk zonder toekomst Toango heeft het stoere hoofd geschud en slechts geantwoord Het regenseizoen is nu goed voor de visvangst Maar Libanda is terug gegaan naar de stad waar de tijd zo snel gaat dat hij stil staat. De laatste weken is er een onbekende ne ger uit het Zuiden gekomen, een forse ke rel die vier talen spreekt en bij de blanken op school is geweest. Hij komt regelmatig in het «Café de l'Etoile» en spreekt er met de aanwezigen over dingen die zij niet goed begrijpen over nieuwe tijden die zullen komen, wanneer de blanken er niet meer zullen zijn en zo meer. Zij moeten alleen maar vertrouwen in hem hebben en hun namen opgeven. Deze avond is Libanda ook komen luiste ren; hij zit weer op z'n oude plaats op de kleine barza, (4) en hij drinkt malafu. Het is ook uitzonderlijk heet van avond. Er zijn opvallend weinig vrouwen; ze zit ten daar, allemaal mannen bij elkaar, rond de tafeltjes, roken en drinken de palmwijn terwijl zij spaarzaam over onverschillige dingen spreken; zij vagen het zweet van hun aangezicht en armen; er zitten talrijke onbekende gezichten tussen, ziet Libanda. De wijn lest de dorst niet; hij scherpt al leen de geest en zij spreken al luider en luider: ergens in een hoek zijn er twee aan met een overslaande «Waarom bezit de ene meer dan de ande- Waarom werken wij bij de blanken voor de blanken Ook dat is niet juist, roepen zij en er ligt :n vreemde glinstering in vele ogen. «Onze voorouders werkten niet voor de blanken En het land is ons land, ons ge boorteland Wij zijn hier in ons huis Dat vindt Libanda ook en hij veert recht; hij moet zich even aan de tafel vastgrijpen want zijn benen zijn zo zwaar. Waarom nog langer de blanken hier baas laten in ons huis Voeg U bij ons zwarten van de stad, en straks zullen wij allemaal broeders zijn, allen zwarten onder zwarten en met gelijke beurzen Ik vraag het jullie moe ten wij de vreemdelingen uit M'Putu nog langer blijven dienen Neen brullen zij in koor, en zij sprin gen er bij op, zij slaan elkaar op de schou ders en schudden heftig het hoofd. Zij drinken weer gulzig en vegen de malafu en het zweet van hun lippen. Dan roept er één: «Weg! weg met de blanken!» Zij herhalen het door elkaar en heffen de vuisten op. Li banda voelt de spanning in ieders bloed hij voelt dat hij iets moet doen Weg ook met de vrienden van de blan Dan roept er één stem Zó ken ik er één Bolanga Bolanga schreeuwen zij. Libanda kent hem ook, hij rijdt met vijf taxi's voor de blanken. Hij woont niet ver van het «Café de l'Etoile». Bolanga dreunt het. Naar Bolanga weg met de blanken het twisten gegaan. Libanda voelt de slui- ke roept de spreker, «zij maken zich rijk mering in zich opkomen en de behaaglijke 1 op onze kosten droom over zijn leden. Maar hij verzet zich, hij moet vanavond al zijn aandacht gescherpt houden en dus vraagt hij een nieuwe fles. Dan komt de spreker binnen; hij lacht hen toe wanneer ze hem spontaan toejui chen. I-lij is vergezeld van een blanke, klein en donker van huid, een Portugees of zo meent Libanda. Die is er altijd bij en zegt niets, het is bij hem dat ge uw naam moet opgeven, verneemt hij. De spreker drinkt eerst een groot glas malafu en gaat dan op de tafel staan, naast die van Libanda; zo lijkt hij ontzaglijk. «Bandeko!» zegt hij (broeders, zegt hij en hij komt uit het zuiden misschien zelfs van over de grens «Wij zijn hier toch al lemaal broeders, niet van hetzelfde ras, hoe zou dat kunnen in zulke grote stad maar van dezelfde klasse (dat begrijpt Liban da niet, maar hij hoort de overtuiging in zijn stem) «ons werk drijft ons hier allen samen. Wij werken allen bij de blanken uit de stad, en wij zijn er beter aan toe onze broeders uit de brousse wier beurs niet zo gevuld is als de onze. Maar onze beurzen zijn niet gelijk gevuld Er staan hier die niet zoveel hebben als hun broeders Dat is verkeerd Ja, dat is verkeerd roepen zij en klappen in hun handen, zij drinken aan de [lazen op de tafels achter zich. En dan stormen zij buiten in de nacht het is als het uitbreken van een onver wachte tornado. De palmbomen staan on beweeglijk in de warmte. Nieuwsgierigen blijven kijken, zij sleuren hen mee in een wild oprukken «Naar Bolanga!» Libanda wringt zich naar de eerste ran gen. Zij duwen elkaar in de rug voort, een deinende groep die aanzwelt door de smal le straat. Zij herkennen elkaar aan de flik kering in hun ogen... Libanda loopt voorop. Och hij is maar een simpele kerel Libanda, en hij volgt de loop der gebeurtenissen niet goed, maar één ding staat scherp voor zijn brandende geest de blanke moet weg en Bolanga moet weg Zij hollen voort door de laan, in een hor tende en woeste vaart. Plots voelt Libanda een stekende pijn achter de ogen, en het is alsof een vuurbal voor zijn ogen danst, hij ziet de anderen niet meer, hij hoort al leen hun hees geschreeuw en hun jagende adem... En dan valt een loomheid over zijn leden en voor zijn ogen sluipt een dansende schemering... Zo geraakt hij achter; ze lo pen hem tierend voorbij en duwen hem ter zijde... hij voelt zich tegen een bamboehek aangedrukt en zijn benen zijn lam en zwaar als lood... Dan zakt hij erbarmelijk door de knieën, hij grijpt met krachteloze men naar de gedaanten die langs hem heen trekkenhij roept hen dat ze op hem wachten dan klemt hij zich wanhopig aan het hek vast en schreeuwt, brult het uit, met een stem die trilt van woede en mach teloosheid «wachten! wachten Maar de laatste is voorbij gehold en in de verte jaagt de bende verder in een woes te kreet naar Bolanga Dan valt hij op de grond neer en snikt het uit terwijl het gejoel wegsterft Boven hem staan de palmbomen onbe weeglijk in de warmte... De baas-van het Café waar hij nog steeds op zijn kleine kamer woont, verzorgt hem geeft hem koel water te drinken en vertelt hem hoe de politie deze morgen huiszoekin gen doet doorheen de Beige. Ze hebben gisteren avond Bolanga, je weet wel die met zijn taxi's, aangevallen; ja, een bende dronken mannen die door iemand opgehitst werden. Drie wagens hebben ze omgekan teld en in brand gestoken en Bolanga zelf, de arme kerel, hebben ze lelijk mishandeldi en moest de politie er niet toevallig op uit gekomen zijn, ze hadden hem zeker ver moord, de ellendige dronkelappen Zes man, heeft de politie al bij de lurven, het zal hen duur te staan komen Wacht, ik zal nog een aspirine halen bij mijn schoon broer... Libanda's oren ruisen en het is een wre de strijd die in zijn hersens gestreden wordt... Wagens in brand... Bolanga de politie Daar had hij willen bij zijn im mers Hij Libanda, de jongen uit de vlak- Daar liep hij ook voor mee Hij bekijkt zijn handpalmen nog eeltig van de zware pagaai. Waartoe hebben zij gediend de laatste maanden? Om de lichem- be te spelen, om te drinken, om te strelen en te spelen om te slaan haast en te moorden... Plots moet hij zijn hanc|m achter de rug verbergen. Dit ganse leven doet hem wal gen. De malafu is slechts een valse droom, Margareta een belofte die niet ingelost wordt, en de stad, de grote stad een hel, en haar wonderen, giftige slangen Die had hij niet mogen kopen Libanda die had-je niet mogen kopen Hij had er gisteren willen bij zijn Tenslotte walgt Libanda van zichzelf. En dan knoopt hij de lichembe en zijn witte hemd in een doek, steekt zijn beur; met de laatste pata's (5) op zak, en ver laat stil de kamer. Hij gaat weg als een dief, Libanda, stil en onopgemerkt; hij vlucht uit dit huis, tussen deze huizen uit hij vlucht voor de stad, voor de politie, en voor zichzelf. Vastgeklemd op zijn hart, draagt hij de lichembe. In zijn hart draagt hij een bittere walg n een diepe wrok... over de stromende vlakte van de Congó reizen; de helle zon legt er brede licht vlekken ever; in de verte vaart langzaam de grote boot der blanken voorbij met scheppende wielen. En daar ergens tussen ligt een prauw onbeweeglijk op de bruine spiegel, en hij ziet hoe Toango er met trage, zekere bewegingen het web van zijn net uitwerpt; hij ziet even het schuim opspat ten. Dan ademt Libanda diep de bries in die over de Ngili waait en, voor het eerst, komt de rust weer over zijn geest en de knoop in zijn hersenen lost langzaam op... Die avond, als hij met Toango de kwanga eet bij het open vuurtje ziet Libanda de zon weer wegzinken ergens in de stroom versnellingen. Anderendaags brengt Toango hem in zijn prauw tot op een grote boot die traag de stroom opwaarts trekt. Het wordt een stille reis, alleen als hij daar zit tussen het rumoer der opvaren den. Maar het is zo rustig in hem. En hij luistert naar het sissen der ketels, dan links, dan rechts. s Nachts breekt de storm los, zoals het regenseizoen er legt langsheen haar lange regenmaanden. Als zij varen, zeer vroeg, dicht s morgens verder valt de regen, hard en j met was aspirine en veel kommentaar. Hijhoog dit regenseizoen. Ilij laat Hij vlucht naar de eilanden, naar de vis sershutten langs de stroom. Tussen de lan ge, smalle straten van de Beige liggen zijn hersens als gekneld. Zo staat hij weer voor de lege hut van Toango. Dan gaat hij tot aan de rand van het strand en voelt het lauwe water rond zijn voeten spelen. Het water staat weer zijn blik In het dorp in zijn dorp leggen ze weer aan om het hout te laden. Het re gent steeds eindeloos, maar het is zo raar warm in zijn hart. Dan loopt hij snel de helling op waar het water afstroomt, door de schuimende bars ten in de grond. Aan de rand van het dorp staat de kleine hut: de regen graaft het leem voor de ingang weg. Zij kijken elkaar eerst wat vreemd aan Dan^lacht Litima en legt nieuw hout op het WALTER GEERTS, Leopoldstad (Belg. Kongo) CU familiaire benaming, door de zwarten overgenomen van het negerdorp rond de grootstad. (2) klein tokkelinstrument bestaande uit een klankdoos waarop stalen vingers van verschillende lengte gefixeerd; wordt met de duimen bespeeld. (3) palmwijn. (4) (of barzza) Portugese benaming der erandah. (5) stuk van 5 F.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1956 | | pagina 3