DE WINDROOS
STEDELIJK FEESTCOMITÉ
STADSNIEUWS
RUBRIEK VOOR
KUNST- EN GEESTESLEVEN
ONS VERHAAL.
DUIVEN OP HET DAK.
de brief van Gustaaf.
Tijdens je laatste bezoek had ik je be
loofd minder aan haar te zullen denken.
Maar ik kan het niet verhelpen, Raf, dat ik
hier de godsgenadige dag aan haar lig te
denken. Soms zie ik haar als in de brand
van een visioen, als een heiligenfiguur in
het licht van een glasraam in een avond
kerk. Aan die dromen geef ik mij volko
men ever en dat dromen is bijna bidden...
De bel, die aan het luiden gaat in de gang,
zingt de zuiverheid van haar stem; de
stappen, ver en nabij, melden mij haar
komst. Ze komt binnen, zit naast mij en ik
hoor haar stem als een bron, diep in de
aarde. Maar ik durf mijn ogen niet openen,
ik blijf heel stil uit vrees dat ik die droom
zal ontwijden en dat ik dan zal merken dat
zij NIET gekomen is.
De tijd hier is verschrikkelijk lang, is
een baai in de zee der eeuwigheid. De stil
ten, die oprijzen, zijn als eilanden die inge-
slote liggen door die strakke zee. Zee, zee,
zee... Zo koud en strak als de zeeën, die de
continenten verdelen, is de ziekte en de
pijn die zich aan mij voeden. De stilten
hier, Raf, de stilten hier... hoe benauwen
ze mij en ik zou de geluiden willen binnen
lokken als goede gasten. Welkom ook de
gedachten, die als zwermen bijen in mij
gonzen, die in hun koorts zingen van haar,
om wie de dag schoon is en het leven goed,
om wie de rozen hun geuren van herinne
ringen bewaren en de vaas-met-de-bloemen
een glans van liefde afstraalt. (Zet het ge
pieker van je af, zei je, maar begrijp dan
toch, begrijp, Raf, dat juist de kwellingen
en de onrust mij aan het leven blijven
binden.) Welkom ook het gekir van duiven,
hoog op het dak. Ik hou van dit onophou
delijk, vriendelijk gekir, van die duiven,
die de luiheid van de lange namiddag naar
binnenroepen. Er moeten vele duiven wo
nen op het dak van het sana. Nu roepen ze
weer, al kunnen ze zich niet zonnen in de
namiddag. Buiten valt er een fijne, eenza
me regen. Droefenis van regen, die de we
reld benepen maakt en onzegbaar triestig.
Die droefenis strekt zich naast mij uit op
het harde peluw van mijn leed. Ik wil mij
hiertegen verzetten en ik moet iets doen,
schrijven, schrijven, ellenlange bladzijden;
schrijven, schrijven terwijl er in mij een
andere kracht, een andere wil opstaat
ik weet niet dewelke. Misschien zou ik wil
len opstaan, door de straten wandelen, met
de mensen spreken, ze troosten en genezen
van de grote droefenis, die de wereld is.
Droefenis is een bacil, die zich in onze
huid vastgezet heeft droefenis is een
koorts. Aan het venster groeit de regen;
eindelood, eindeloos.
Ik denk aan het lied «Do not forsake me,
o my darling. Kleine fragmenten ervan
ruisen daar buiten. Wie zong vroeger het
lied Wie Alle namen zijn vergeten en
door de regen uitgewist.
Moest ik nu doof en blind zijn, dan nog
zou ik weten dat het regent, want ik kan
heel scherp de geur van de regen rieken.
Ik zou met de wanhoop van mijn handen
willen beletten dat Yvonne diezelfde treur
nis ooit zou ondergaan.
Ik vrees, Raf, dat ik verschrikkelijk te
kort geschoten ben tegenover haar, dat ik
zelfzuchtig was, al meende ik haar lief te
hebben. Misschien blijft liefde nog altijd
vermengd met zelfzucht zoals het helder
ste, het zuiverste water in de natuur ook
nog vaste stoffen en gassen oplost. En be
staat er iets dat edeler is dan water Eerst
als men hopeloos overgeleverd is aan de
eenzaamheid, beseft men hoe zelfzuchtig
een mens kan zijn. En ook, hoe moeilijk
het is om te beminnen.
Ik vraag me nu af waarom heb ik haar
aan mij gebonden als was ze een Vestaalse
maagd, die ik dag en nacht dwong het
vuur van mijn zelfzucht aan te wakkeren;
waarom gunde ik haar niet de kans van
mij weg te gaan, te doen wat ze wilde en
vrij haar eigen leven te scheppen Mijn
gedachten omhelsden haar als het moeë
klimop een lief huis, zo, ja zo klampte ik
mij wanhopig aan haar vast. Waarom,
waarom Omdat die vervloekte ziekte mij
uitholde en ik angst had als een kind voor
de duisternis en de sterren, die de beklem
mende diepte van de hemel laten raden.
Ik voel reeds de herfst om mij.
Ik heb zoëven de hoofddokter gesproken
en vroeg hem op de man af hoe lang hij
me nog gaf, een week, een maand. Hij keek
mij even aan, verrast zelfs, ja de verras
sing stond in zijn zeegrijze ogen en in zijn
zwijgen. Wat later trok zijn droge lip in de
linkerhoek ietwat omhoog en in de kleine
subtiele beweging van een spier ontdekte
ik medelijden. Het laatste nu wat een dok
ter wil beletten, Raf, is dat de zieke weet
dat hij dicht bij de zee van de dood aange
komen is. Hij zweeg en ik bekeek dat aan
gezicht zo dicht bij mij, dat verdeeld was
door een morgen van verrassing en een
nacht van medelijden. Ik drong aan, ik
wilde mij niet in de fuik laten nemen als
een argeloos visje. Hij grinnikte dit is
het eerste wat een mens doet die in verle
genheid zit. Nadien kon hij zijn gelaats
trekken plooien tot een goedige glimlach en
daarop trachtte hij mijn zwartgalligheid
uit het hoofd te praten. Wanneer ze je
moed willen inpompen is het ernstiger met
je gesteld dan je zelf vermoedt. Ik keek
hem strak aan uit mijn blik kon hij de
woorden lezen maskeer je gedachten zo
veel je wilt, niets belet mij dat ik je ge-
huichel en leugens raad, dat ik je valse
hoop ontdek waarom sop je het brood van
je woorden zo voorzichtig in de melk van
de troost. Ik haatte hem. Ik haat vals
heid en leugen. Mijn ziel is niet als een
spons die het water van de moed opzuigt.
Ik vraag alleen de waarheid.
De man moet begrepen hebben wat ik
zeggen wilde en hoezeer ik hem verachtte.
Hij ging weg. Ik merkte hoe zwaar de in
jectiespuit in zijn hand woog.
De herfst is reeds in mij. Vroeg soms
komt de herfst Maar ik heb mij voorbereid.
Moedig zelfs. De dood schrikt me niet af
zo gelaten en ontspannen kunnen soms
schepelingen zijn wanneer hun boot de
nood van de zee gaat ervaren. Vóór mijn
dood wil ik alles nog regelen met de nauw
gezetheid van een curator, van een vereffe
naar van een failliete boel.
Ik moet nog iets voor haar doen, anders
is het te laat. Twee jaar, precies twintig
maanden, wacht ze mijn genezing af, hoop
vol, vertrouwend, geduldig, moedig. Heel
die tijd zonderde ze zich samen met mij,
van de anderen af en het leven ging aan
haar voorbij. Ik vrees, dat ze nu niet meer
de kracht zal winnen om naar het leven te
rug te keren, dat ze niet de soepelheid zal
vinden om zich aan te passen. Zó kan ik
niet sterven. Ik moet haar teruggeven aan
zichzelf, haar vrij maken, open voor het le
ven en de mensen. Tot wat nut heeft het
gediend, dat ik zo jaloers aan haar kleef
de Ik geloof dat ik nu eerst, nu mijn han
den de kleur en de geur van de dood verza
melen, de kracht vind om haar écht te be
minnen, vrij van alle zelfzucht.
Buiten valt nog eentonig de regen...
Ik moet je wat vragen, Raf, misschien
vin je het wel wat zonderling. Maar....
Ik voel me erbarmelijk moe, moe, moe.
Ik zou moeten ophouden, dit schrijven ver
moeid me te erg. De dokter heeft me zelfs
elke inspanning verboden, maar wat kan
mij die man schelen met zijn medelijden en
zijn onmacht. Hoe zeer veracht ik hem, het
meest misschien omdat hij niets voor mij
kan doen... en toch moet ik ermee ophou
den, dat monster van moeheid knaagt in
mij en pijn, overal pijn...
Ik probeer het opnieuw. Kort. (O wat
beeft mijn hand als een vlam, die in de
tocht staat.) Ik wens dat gij met Yvonne
omgaat. Zo gauw mogelijk. Ik weet dat je
iets voor haar voelt. Wederkerige genegen
heid wordt gauw aangewakkerd. Je be
grijpt me toch, Raf. (Er gaat iets vreemd
in mij om het is of ik nu aan het spreken
ben en mij niet eens verstaanbaar kan ma
ken. Mijn stem is als een zwakke vlam in
een geweldige tocht.) Trouw met haar.
Troostend zou het voor mij zijn wanneer ik
wist dat ze gelukkig is bij iemand, die jong
is en goed.
Denk er over na. Schrijf me. Of liever
kom eens over. Wanneer Wanneer
Het regent niet meer...
'T VERVOLGT.
GULDENSPOREN-
PRIJSKAMP VAN V.T.B -
V. A. B. VOOR 1957
In 1957 zou dichter Pol de Mont 100 en
dichter René de Clercq 80 jaar geworden
zijn.
V.T.B.-V.A.B. hechten er aan in dat jaar
hun Guldensporenwedstrijd in het teken
van deze twee grote Vlaamse voormannen
te plaatsen. De prijskamp zal tweeledig
zijn en alle Vlaamse jongelieden, tot en
met de ouderdom van dertig jaar, mogen
er aan deelnemen.
De twee dichterlijke en strijdfiguren
kunnen niet beter herdacht worden dan
met een gedicht zelf, dat of wél de Vlaamse
landouwen (natuurgedicht) of de Vlaamse
wederopstanding (strijdgedicht) bezingt.
De inzending ervan moet geschieden vóór
1 februari 1957.
Het eerst gerangschikte gedicht in elk
der twee teeksen bekomt een prijs van 500
(vijfhonderd) F.
De bekroonde teksten verschijnen in «De
Toerist» en in «De Autotoerist» van 1
maart 1957. In de jury voor dé bekro
ning van de teksten zal ook een toondichter
nl. Renaat Veremans, zetelen.
Op 1 maart 1957 wordt dan het tweede
gedeelte van de prijskamp geopend. Aan
jonge toondichters, tot ee met dertig jaar,
wordt gevraagd een melodie te kompone-
ren bij een der twee teksten. Aan ieder
eerst gerangschikt lied wordt een prijs van
1000 (duizend) F. toegekend.
De inzending moet geschieden vóór 1 mei
1957.
In «De Toerist» en in Autotoerist»
van 1 juni 1957 verschijnen de bekroonde
liederen (tekst en muziek).
Daarna worden ze op grote schaal ver
spreid, om door «zingend Vlaaderen» aan
geleerd te worden. Gedichten en liede
ren blijven eigendom van de auteurs.
Aan het Algemeen Nederlands Zangver
bond wordt gevraagd de liederen op het
programma van het Twintigste Vlaams
Nationaal Jubelzangfeest (14 juli 1957,
Sportpaleis, Antwerpen) te plaatsen en de
massa-uitvoering te laten geschieden onder
de leiding van de jonge toondichters. Dit
zal hoogstwaarschijnlijk geschieden.
De inzending moet gebeuren onder
schuilnaam, zowel voor tekst als voor mé
lodie. Deze schuilnaam dient herhaald te
worden op een omslag, waarin de werke
lijke naam, het adres en de ouderdom van
de mededinger zullen gesloten worden. Al
leen toegeplakte omslagen komen in aan
merking.
Mocht het blijken dat de omslag onnauw
keurige inlichtingen bevat, dan wordt d&
mededinger onherroepelijk uitgesloten.
Mochten gedicht of melodie niet oorspron
kelijk of reeds uigegeven zijn, dan volgt
niet alleen uitsluiting ,maar ook bekend
making van het bedrog.
STAD AALST.
Op ZONDAG, 3 MAART 1956, zal alhier de 29ste KARNAVALSTOET uitgaan.
Het feestcomité, dat zich geen kosten of moeite ontziet, zal ook dit jaar alles in het
werk stellen om deze stoet zó aantrekkelijk mogelijk te maken.
Een dezer dagen zal een afgevaardigde van het feestcomité, voorzien van een offi
ciële intekenlijst, in de stad rondgaan om de giften in ontvangst te nemen.
Giften mogen ook gestort worden op postcheckrekening nr. 112897 van het feestco
mité der stad Aalst.
Een speciale oproep wordt gedaan tot de neringdoeners om van nu af reeds initia
tieven te nemen om, gedurende de periode van karnaval, hun winkels of café's te ver
sieren en zo bij te dragen om het karnavaleske uitzicht der stad nog tc verhogen.
Verleden jaar werden reeds enkele schuchtere pogingen gedaan die veel succes
kenden. Dit jaar moet iedereen meedoen, volgens eigen smaak en opvatting.
AALST MOET EN ZAL DE EERSTE KARNAVALSTAD VAN
BELGIE BLIJVEN
HET STEDELIJK FEESTCOMITÉ.
i®©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©®©©©»©©©© >©©s©©©©©©©öö©®©©©©©©©©©®®®©©©©$ i©©©©©ös©©©©©ö©©ö©ö©ö©©ö©ö©©©©©<
Ze moet met olie en peper bewerkt
worden, verklaarde ik vastberaden, let
eens op dat vliegengespuis
Toen ik, na wat zoeken, met fles en bus
je terugkeerde, zat Bobs Op eén stoel, het
oog op de ham gericht, met in dat zelfde
oog een wereld van afgunst om de vijf vlie
gen die zich ongestoord aan de lekkernij
te goed deden.
Die vervloekte beesten brieste ik,
sprong toe, sloeg er twee tegelijkertijd den
schedel in, en... daar lag de oliefles aan
scherven tegen de vloer.
Bobs blafte.
Wildeman riep Elsje geschrokken.
Moeder kwam spoorslags toegelopen, gaf
den voor eenmaal doodonschuldigen Bobs
'n muzikale mep rond de oren en gleed te
gelijk uit in den olievijver.
Nog maar 'n enkele fles meer, nu
waren haar eerste verstandige woorden,
toen ik haar van den grond had opgeraapt
en op de sofa gezet.
Buiten, op de stoep, likte Bobs geduldig
de dure slaolie van zijn pooten. Wat mij
betrof, ér bleef me niets anders over dan
de strijdbijl te begraven en te redden het
geen er nog te redden viel.
3.
WAT ZEI DIE CHINEES 2
Én nu zal ze ten slotte toch nog te
loorgaan, besluit ik mijn weemoedige over
denkingen. Za draait de wereld veel zor
gen om den schonen baard van den keizer.
Ach wat
Frans steekt zijn hoofd om den hoek van
de deur
Is dat verduiveld souper nog altijd
niet klaar bromt hij ongeduldig.
Daar is Elsje, zegt Fifien luisterend.
Bobs vliegt binnen, zegevierend blaf
fend.
Elf eieren jubileert zusje, voor
tien frank.
Van waar informeert moeder.
Moeder is een vrouw. Nooit zal ze de fij
ne levenskunst leren, zonder te vragen het
goede of het kwade te aanvaarden dat uit
den hemel valt.
Op 't zelfde ogenblik echter treden vader
en Greta de huiskamer binnen.
Ze komen rond voor de inkwartiering,
vertelt de oude-heer. Wat 'n ongéwens-
ten vreemdeling krijgen we nu weer
Greta beweegt haar delicate neusvleu
gels
Maar wat riekt hier zo doet ze ach
terdochtig.
Rieken grommelt Frans, stinken
is het, sakkerloot Hebt ge al ooit een pest
bacil gezien
Net een goochelaar die 'n extraatje vér-
toont, rukt hij onverwacht den handdoek
wég van boven Nonkel Theodoors boeren-
hesp
Voila, dames en heren
Wat er mee gedaan stelt moeder
voor de zoveelste maal de brandende vraag.
Christelijk begraven, oppert broer
zijn mening, zo spoedig mogelijk.
Vaders kale schedel glimt. Ongenadig
krabt hij zich achter het oog.
Misschien zo meneer Porree...
Goed. ik zal den deskundigen er nog eens
bijroepen. Veel hoop nochtans heb ik niet
meer. Aan alles is er een grens.
Gelaten scharen we ons om den dis. De
eierstruif met confituur is prachtig ge
slaagd, dank zij de onovertroffen kook
kunst van de landbouwregentes Fifien De-
vuyst. Ook voor dezen dag dus zijn wij
weer gered, hebben we weer een aanneme
lijk avondmaal genoten. Spijts alles, spijts
de vijf maand oorlog.
Met een zucht van welbehagen strekt
Frans de benen uit. In een edelmoedige
bui biedt hij ons zijn geopende sigaretten
koker aan.
Komt dat étui niet van Jean Bening
vraagt Fifien belangstellend.
Broer knikt beamend.
Arme jongen, zegt vader, morgen
wordt zijn lijk hierheen gebracht. Hoe oud
was hij
Vijf-en-twintig, net als ik, geeft Frans
ten antwoorde. Een beste kerel, wat
week, maar 'n trouw kameraad. En nu
wordt hij voor den tweeden keer begraven.
Brr...
Jean Bening was de enige zöon van den
notaris. Hij sneuvelde op den 12 Mei bij
Hasselt. Een kogel in 't oog. Beiden, mijn
broer en de notariszoon, behoorden tot de
zelfde compagnie, streden zij aan zij, maar
Frans keerde terug, heelhuids zonder 'n
GENEESKUNDIGE ZONDAGDIENST.
Bij AFWEZIGHEID v.an de huisdok-ter
kan men zich voor DRINGENDE GEVAL
LEN wenden
ZONDAG 13 JANUARI 1957
Dr. Edw. SCHELFHOUT, WALSTRAAT,
1. Tel. 244.17.
OQO
ZONDAGDIENST DER APOTHEKEN.
IS ALLEEN OPEN
ZONDAG 13 JANUARI 1957
van 9 tot 12 en van 14 tot 18 u.
In de week, voor DRINGENDE GEVAL
LEN en DIENST NA 7 uur 's avonds
De APOTEEK van Mr. DE KEZEL, BO-
TERSTRAAT, nr. 6.
De Apotheken der stad zijn gedurende
de WEEK open van 8,30 tot 12 uur en van
13,30 tot 19 uur.
oqo
BROEDERSCHAP SINT MAURUS.
PATROON DER KLEERMAKERS EN
KLEERMAAKSTERS
Zondag, 13 januari, viert deze aloude
gilde haar jaarlijks Patroonfeest.
Ter deze gelegenheid worden de volgen
de feestelijkheden op touw gezet.
Zaterdag 12 januari, om 19,30 u. Beiaard
Concert door stadsbeiaardier Robert De
Mette.
Zondag 13 januari, om 10 u. plechtige H.
Mis aan het Altaar der Gilde.
Maandag 14 januari, om 9 u. plechtige H.
Mis voor de afgestorvene leden van het
Broederschap.
Na de mis in het lokaal «Paviljoen» Gro
te Markt algemene vergadering met ons
traditionnele prachtige tombola voor al de'
leden.
Wij nodigen al onze leden vriendelijk
doch dringend uit tot het bijwonen dezer
plechtigheden. Het Bestuur.
oOo
Meeslepende muziek,
Nieuwe moderne décors,
Lieflijke zang,
Frisse baletten,
Kleurrijke belichting,
Nationale klederdracht,
en met de medewerking van de kunst
zangeres Mej: Mornay en de operettezan
ger, Adrieansens, bijgestaan door de beste
acteurs en actrices van 't LAND VAN
RIEM, wordt
WALSDROOM,
de schitterende operette van Strauss, een
werkelijke droom.
Bestel onmiddellijk Uw kaarten ten lo
kale «LAND VAN RIEM», Grote Markt.
Opvoeringen op 20, 21, 24 en 27 januari,
in de zaal Groen Kruis.
©©©©©©©©©©©©f2©©©©©©©öö©©©©©©©«
schram. Jean Bening echter viel. Zo gaat
het in 't leven, zo gaat het in de oorlog
Hemelsblauw spiraalt de rook omhoog.
Het geurt hooizoet Virginia-tabak. Ook de
sigaretten uit den koker een mooi zilve
ren klapdoosje, hebben hun geschiede
nis. Ze werden gevonden door den post
meester in de omgeving van leper, langs
een weide, waar de Engelsen hun proviand
auto's in brand hadden gestoken. Hij
bracht ze mede, te zamen met een paar
bussen thee, een kistje vleesblikjes en...
een kampeertent. Had de postmeester mis
schien een voorgevoel gehad van hetgeen
hem te wachten stond In elk geval, wan
neer hij van de vlucht terugkeerde, ont
dekte hij dat zijn woonhuis helemaal geen
dak meer had. 't Was verdwenen het dak,
maar niet spoorloos Hij vond het nader
hand in zijn moestuin terug. En gaten dat
er in den gevel waren Precies stond hij
ze te tellen, toen iemand hef op den schou
der tikte. Verbaasd staart hij in een vuil,
bezweet gezicht, 't Komt hem bekend voor.
Maar dat is Frans Devuyst, de soldaat! De
eerst soldaat van het dorp dien hij terug
ziet, levend den vuurdans ontsprongen
Doch hoe sjofel ziet hij er uit, de dappere,
net een wandelende vogelschrik. Zijn
baard is dagen oud, hij is barrevoets, zijn
voeten bloeden, hij houdt zijn schoenen in
de hand, maar glimlacht zonnig. Hij leeft
nog «Geen sigaret vraagt hij, het
water in den mond. «Ja zeker zegt de
postmeester, loopt in huis en niet één siga-
WAT NA DE HUMANIORA
3e Voordrachtencyclus ingericht door de
direktie van het Sint Maarteninstituut
(Klein College) te Aalst in samenwerking
met de oud-leerlingenbond.
2e REEKS.
Zaterdag 12 januari 1957
«LEGER-LUCHTMACHT-ZEEMACHT»
door Majoor Klerckx van de Konink
lijke Militaire School.
Zaterdag 19 januari 1957
DE KOLONIALE LOOPBANEN
door Dr. Lie. P. L. Van Assche.
Zaterdag 26 januari 1957
HET TECHNISCH ONDERWIJS
door een afgevaardigde van de Mid
delbare en Hogere Technische Scholen
van Aalst.
Zaterdag 2 februari 1957
WAT ALS WIJ NIET VOORTSTU-
DEREN door Dr. I. Lindemans, Eco
nomisch Adviseur van de Landelijke
Bediendencentrale.
De voordrachten worden gehouden tel
kens te 15 uur stipt in de feestzaal van het
instituut (ingang Vrijheidstraat); ze zijn
kosteloos en voor iedereen toegankelijk. De
leerlingen van alle onderwijsinrichtingen
en hun ouders en alle belangstellenden zijn
welkom.
oOo
OUDERVERENIGING VAN HET
INSTITUUT DER DAMES VAN MARIA
AALST.
Op zondag 13 januari 1957, te 15 uur,
gaat in de feestzaal van het Instituut de
spreekbeurt door, die ons allen aanbelangt,
namelijk «WAT ZAL IK MIJN KIND ZEG
GEN AANGAANDE HET LEVENSGE
HEIM».
Een specialiste in het vak, Mejuffer
SCHOUWENAARS, Inspectrice, zal dit de
licaat probleem behandelen.
Worden uitgenodigd de Ouders van al
de leerlingen van het Lager Onderwijs en
van de Leerjaren 6e Latijn en Moderne.
Belangstellende Ouders van leerlingen
buiten deze leerjaren zijn insgelijks wel
kom.
oOo
CENTRUM VOOR GODSDIENSTIGE
BEZINNING
Derde Cyclus DE UITERSTEN.
Telkens 's vrijdags te 20 uur in de confe
rentiezaal van het St. Jozefcollege, Pont
straat, 13 Aalst.
18 januari, 1957 HET VAGEVUUR, de
loutering. E. P. Prof. Dr. P. Fransen, s.j.,
Leuven.
5©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©
ret kreeg broer, maar vijfhonderd kreeg,
hij er.
Wanneer er iemand van ons in de boter
valt, is het eeuwig en altijd Frans.
Moeder en Greta ruimen de tafel af. De
lamp gaat aan. Dromerig blaast broer de
rook van zijn Navy-cut naar het plafond.
Hij mijmert over Jean Bening, zijn doden
kameraad.
Och, waarom bestaat er zo iets als
oorlog stelt Elsje het prbleem.
Vader glimlacht filosofisch
Waarom bestaat er zo iets als aardbe
vingen werpt hij schrander op.
Aardbevingen, meent Fifien, maar
dat zijn natuurrampen.
Juist als goud, oordeelt Frans. Ja
en weet ge wat madame Bening zei toen
haar zoon ten oorlog trok «Jean», zei
ze, «pas op voor de kogels als ze begin
nen te schieten Hebt ge van uw leven...
Moeders ogen achter de ronde brillegla-
zen glisteren vochtig.
Haar enig kind, murmelt ze meewarig.
Den argelozen raad van mevrouw Be
ning vindt ze hoegenaam niet zo komisch.
Voor de moeders uit dit land en uit alle
landen is er niets drolligs aan een oorlog.
Voor ons mannen is dat een soort tabak:
onder het overmoedig geroffel van de
krijgstrom laten we ons weieens verleiden
om achter een wapperende vlag aan te
marcheren en de lui aan den overkant van
de rivier in 't haar te vliegen.
VERVOLGT,