DE WINDROOS STEDELIJK FEESTCOMITÉ STADSNIEUWS RUBRIEK VOOR KUNST- EN GEESTESLEVEN ONS VERHAAL. DUIVEN OP HET DAK. de brief van Gustaaf. Tijdens je laatste bezoek had ik je be loofd minder aan haar te zullen denken. Maar ik kan het niet verhelpen, Raf, dat ik hier de godsgenadige dag aan haar lig te denken. Soms zie ik haar als in de brand van een visioen, als een heiligenfiguur in het licht van een glasraam in een avond kerk. Aan die dromen geef ik mij volko men ever en dat dromen is bijna bidden... De bel, die aan het luiden gaat in de gang, zingt de zuiverheid van haar stem; de stappen, ver en nabij, melden mij haar komst. Ze komt binnen, zit naast mij en ik hoor haar stem als een bron, diep in de aarde. Maar ik durf mijn ogen niet openen, ik blijf heel stil uit vrees dat ik die droom zal ontwijden en dat ik dan zal merken dat zij NIET gekomen is. De tijd hier is verschrikkelijk lang, is een baai in de zee der eeuwigheid. De stil ten, die oprijzen, zijn als eilanden die inge- slote liggen door die strakke zee. Zee, zee, zee... Zo koud en strak als de zeeën, die de continenten verdelen, is de ziekte en de pijn die zich aan mij voeden. De stilten hier, Raf, de stilten hier... hoe benauwen ze mij en ik zou de geluiden willen binnen lokken als goede gasten. Welkom ook de gedachten, die als zwermen bijen in mij gonzen, die in hun koorts zingen van haar, om wie de dag schoon is en het leven goed, om wie de rozen hun geuren van herinne ringen bewaren en de vaas-met-de-bloemen een glans van liefde afstraalt. (Zet het ge pieker van je af, zei je, maar begrijp dan toch, begrijp, Raf, dat juist de kwellingen en de onrust mij aan het leven blijven binden.) Welkom ook het gekir van duiven, hoog op het dak. Ik hou van dit onophou delijk, vriendelijk gekir, van die duiven, die de luiheid van de lange namiddag naar binnenroepen. Er moeten vele duiven wo nen op het dak van het sana. Nu roepen ze weer, al kunnen ze zich niet zonnen in de namiddag. Buiten valt er een fijne, eenza me regen. Droefenis van regen, die de we reld benepen maakt en onzegbaar triestig. Die droefenis strekt zich naast mij uit op het harde peluw van mijn leed. Ik wil mij hiertegen verzetten en ik moet iets doen, schrijven, schrijven, ellenlange bladzijden; schrijven, schrijven terwijl er in mij een andere kracht, een andere wil opstaat ik weet niet dewelke. Misschien zou ik wil len opstaan, door de straten wandelen, met de mensen spreken, ze troosten en genezen van de grote droefenis, die de wereld is. Droefenis is een bacil, die zich in onze huid vastgezet heeft droefenis is een koorts. Aan het venster groeit de regen; eindelood, eindeloos. Ik denk aan het lied «Do not forsake me, o my darling. Kleine fragmenten ervan ruisen daar buiten. Wie zong vroeger het lied Wie Alle namen zijn vergeten en door de regen uitgewist. Moest ik nu doof en blind zijn, dan nog zou ik weten dat het regent, want ik kan heel scherp de geur van de regen rieken. Ik zou met de wanhoop van mijn handen willen beletten dat Yvonne diezelfde treur nis ooit zou ondergaan. Ik vrees, Raf, dat ik verschrikkelijk te kort geschoten ben tegenover haar, dat ik zelfzuchtig was, al meende ik haar lief te hebben. Misschien blijft liefde nog altijd vermengd met zelfzucht zoals het helder ste, het zuiverste water in de natuur ook nog vaste stoffen en gassen oplost. En be staat er iets dat edeler is dan water Eerst als men hopeloos overgeleverd is aan de eenzaamheid, beseft men hoe zelfzuchtig een mens kan zijn. En ook, hoe moeilijk het is om te beminnen. Ik vraag me nu af waarom heb ik haar aan mij gebonden als was ze een Vestaalse maagd, die ik dag en nacht dwong het vuur van mijn zelfzucht aan te wakkeren; waarom gunde ik haar niet de kans van mij weg te gaan, te doen wat ze wilde en vrij haar eigen leven te scheppen Mijn gedachten omhelsden haar als het moeë klimop een lief huis, zo, ja zo klampte ik mij wanhopig aan haar vast. Waarom, waarom Omdat die vervloekte ziekte mij uitholde en ik angst had als een kind voor de duisternis en de sterren, die de beklem mende diepte van de hemel laten raden. Ik voel reeds de herfst om mij. Ik heb zoëven de hoofddokter gesproken en vroeg hem op de man af hoe lang hij me nog gaf, een week, een maand. Hij keek mij even aan, verrast zelfs, ja de verras sing stond in zijn zeegrijze ogen en in zijn zwijgen. Wat later trok zijn droge lip in de linkerhoek ietwat omhoog en in de kleine subtiele beweging van een spier ontdekte ik medelijden. Het laatste nu wat een dok ter wil beletten, Raf, is dat de zieke weet dat hij dicht bij de zee van de dood aange komen is. Hij zweeg en ik bekeek dat aan gezicht zo dicht bij mij, dat verdeeld was door een morgen van verrassing en een nacht van medelijden. Ik drong aan, ik wilde mij niet in de fuik laten nemen als een argeloos visje. Hij grinnikte dit is het eerste wat een mens doet die in verle genheid zit. Nadien kon hij zijn gelaats trekken plooien tot een goedige glimlach en daarop trachtte hij mijn zwartgalligheid uit het hoofd te praten. Wanneer ze je moed willen inpompen is het ernstiger met je gesteld dan je zelf vermoedt. Ik keek hem strak aan uit mijn blik kon hij de woorden lezen maskeer je gedachten zo veel je wilt, niets belet mij dat ik je ge- huichel en leugens raad, dat ik je valse hoop ontdek waarom sop je het brood van je woorden zo voorzichtig in de melk van de troost. Ik haatte hem. Ik haat vals heid en leugen. Mijn ziel is niet als een spons die het water van de moed opzuigt. Ik vraag alleen de waarheid. De man moet begrepen hebben wat ik zeggen wilde en hoezeer ik hem verachtte. Hij ging weg. Ik merkte hoe zwaar de in jectiespuit in zijn hand woog. De herfst is reeds in mij. Vroeg soms komt de herfst Maar ik heb mij voorbereid. Moedig zelfs. De dood schrikt me niet af zo gelaten en ontspannen kunnen soms schepelingen zijn wanneer hun boot de nood van de zee gaat ervaren. Vóór mijn dood wil ik alles nog regelen met de nauw gezetheid van een curator, van een vereffe naar van een failliete boel. Ik moet nog iets voor haar doen, anders is het te laat. Twee jaar, precies twintig maanden, wacht ze mijn genezing af, hoop vol, vertrouwend, geduldig, moedig. Heel die tijd zonderde ze zich samen met mij, van de anderen af en het leven ging aan haar voorbij. Ik vrees, dat ze nu niet meer de kracht zal winnen om naar het leven te rug te keren, dat ze niet de soepelheid zal vinden om zich aan te passen. Zó kan ik niet sterven. Ik moet haar teruggeven aan zichzelf, haar vrij maken, open voor het le ven en de mensen. Tot wat nut heeft het gediend, dat ik zo jaloers aan haar kleef de Ik geloof dat ik nu eerst, nu mijn han den de kleur en de geur van de dood verza melen, de kracht vind om haar écht te be minnen, vrij van alle zelfzucht. Buiten valt nog eentonig de regen... Ik moet je wat vragen, Raf, misschien vin je het wel wat zonderling. Maar.... Ik voel me erbarmelijk moe, moe, moe. Ik zou moeten ophouden, dit schrijven ver moeid me te erg. De dokter heeft me zelfs elke inspanning verboden, maar wat kan mij die man schelen met zijn medelijden en zijn onmacht. Hoe zeer veracht ik hem, het meest misschien omdat hij niets voor mij kan doen... en toch moet ik ermee ophou den, dat monster van moeheid knaagt in mij en pijn, overal pijn... Ik probeer het opnieuw. Kort. (O wat beeft mijn hand als een vlam, die in de tocht staat.) Ik wens dat gij met Yvonne omgaat. Zo gauw mogelijk. Ik weet dat je iets voor haar voelt. Wederkerige genegen heid wordt gauw aangewakkerd. Je be grijpt me toch, Raf. (Er gaat iets vreemd in mij om het is of ik nu aan het spreken ben en mij niet eens verstaanbaar kan ma ken. Mijn stem is als een zwakke vlam in een geweldige tocht.) Trouw met haar. Troostend zou het voor mij zijn wanneer ik wist dat ze gelukkig is bij iemand, die jong is en goed. Denk er over na. Schrijf me. Of liever kom eens over. Wanneer Wanneer Het regent niet meer... 'T VERVOLGT. GULDENSPOREN- PRIJSKAMP VAN V.T.B - V. A. B. VOOR 1957 In 1957 zou dichter Pol de Mont 100 en dichter René de Clercq 80 jaar geworden zijn. V.T.B.-V.A.B. hechten er aan in dat jaar hun Guldensporenwedstrijd in het teken van deze twee grote Vlaamse voormannen te plaatsen. De prijskamp zal tweeledig zijn en alle Vlaamse jongelieden, tot en met de ouderdom van dertig jaar, mogen er aan deelnemen. De twee dichterlijke en strijdfiguren kunnen niet beter herdacht worden dan met een gedicht zelf, dat of wél de Vlaamse landouwen (natuurgedicht) of de Vlaamse wederopstanding (strijdgedicht) bezingt. De inzending ervan moet geschieden vóór 1 februari 1957. Het eerst gerangschikte gedicht in elk der twee teeksen bekomt een prijs van 500 (vijfhonderd) F. De bekroonde teksten verschijnen in «De Toerist» en in «De Autotoerist» van 1 maart 1957. In de jury voor dé bekro ning van de teksten zal ook een toondichter nl. Renaat Veremans, zetelen. Op 1 maart 1957 wordt dan het tweede gedeelte van de prijskamp geopend. Aan jonge toondichters, tot ee met dertig jaar, wordt gevraagd een melodie te kompone- ren bij een der twee teksten. Aan ieder eerst gerangschikt lied wordt een prijs van 1000 (duizend) F. toegekend. De inzending moet geschieden vóór 1 mei 1957. In «De Toerist» en in Autotoerist» van 1 juni 1957 verschijnen de bekroonde liederen (tekst en muziek). Daarna worden ze op grote schaal ver spreid, om door «zingend Vlaaderen» aan geleerd te worden. Gedichten en liede ren blijven eigendom van de auteurs. Aan het Algemeen Nederlands Zangver bond wordt gevraagd de liederen op het programma van het Twintigste Vlaams Nationaal Jubelzangfeest (14 juli 1957, Sportpaleis, Antwerpen) te plaatsen en de massa-uitvoering te laten geschieden onder de leiding van de jonge toondichters. Dit zal hoogstwaarschijnlijk geschieden. De inzending moet gebeuren onder schuilnaam, zowel voor tekst als voor mé lodie. Deze schuilnaam dient herhaald te worden op een omslag, waarin de werke lijke naam, het adres en de ouderdom van de mededinger zullen gesloten worden. Al leen toegeplakte omslagen komen in aan merking. Mocht het blijken dat de omslag onnauw keurige inlichtingen bevat, dan wordt d& mededinger onherroepelijk uitgesloten. Mochten gedicht of melodie niet oorspron kelijk of reeds uigegeven zijn, dan volgt niet alleen uitsluiting ,maar ook bekend making van het bedrog. STAD AALST. Op ZONDAG, 3 MAART 1956, zal alhier de 29ste KARNAVALSTOET uitgaan. Het feestcomité, dat zich geen kosten of moeite ontziet, zal ook dit jaar alles in het werk stellen om deze stoet zó aantrekkelijk mogelijk te maken. Een dezer dagen zal een afgevaardigde van het feestcomité, voorzien van een offi ciële intekenlijst, in de stad rondgaan om de giften in ontvangst te nemen. Giften mogen ook gestort worden op postcheckrekening nr. 112897 van het feestco mité der stad Aalst. Een speciale oproep wordt gedaan tot de neringdoeners om van nu af reeds initia tieven te nemen om, gedurende de periode van karnaval, hun winkels of café's te ver sieren en zo bij te dragen om het karnavaleske uitzicht der stad nog tc verhogen. Verleden jaar werden reeds enkele schuchtere pogingen gedaan die veel succes kenden. Dit jaar moet iedereen meedoen, volgens eigen smaak en opvatting. AALST MOET EN ZAL DE EERSTE KARNAVALSTAD VAN BELGIE BLIJVEN HET STEDELIJK FEESTCOMITÉ. i®©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©®©©©»©©©© >©©s©©©©©©©öö©®©©©©©©©©©®®®©©©©$ i©©©©©ös©©©©©ö©©ö©ö©ö©©ö©ö©©©©©< Ze moet met olie en peper bewerkt worden, verklaarde ik vastberaden, let eens op dat vliegengespuis Toen ik, na wat zoeken, met fles en bus je terugkeerde, zat Bobs Op eén stoel, het oog op de ham gericht, met in dat zelfde oog een wereld van afgunst om de vijf vlie gen die zich ongestoord aan de lekkernij te goed deden. Die vervloekte beesten brieste ik, sprong toe, sloeg er twee tegelijkertijd den schedel in, en... daar lag de oliefles aan scherven tegen de vloer. Bobs blafte. Wildeman riep Elsje geschrokken. Moeder kwam spoorslags toegelopen, gaf den voor eenmaal doodonschuldigen Bobs 'n muzikale mep rond de oren en gleed te gelijk uit in den olievijver. Nog maar 'n enkele fles meer, nu waren haar eerste verstandige woorden, toen ik haar van den grond had opgeraapt en op de sofa gezet. Buiten, op de stoep, likte Bobs geduldig de dure slaolie van zijn pooten. Wat mij betrof, ér bleef me niets anders over dan de strijdbijl te begraven en te redden het geen er nog te redden viel. 3. WAT ZEI DIE CHINEES 2 Én nu zal ze ten slotte toch nog te loorgaan, besluit ik mijn weemoedige over denkingen. Za draait de wereld veel zor gen om den schonen baard van den keizer. Ach wat Frans steekt zijn hoofd om den hoek van de deur Is dat verduiveld souper nog altijd niet klaar bromt hij ongeduldig. Daar is Elsje, zegt Fifien luisterend. Bobs vliegt binnen, zegevierend blaf fend. Elf eieren jubileert zusje, voor tien frank. Van waar informeert moeder. Moeder is een vrouw. Nooit zal ze de fij ne levenskunst leren, zonder te vragen het goede of het kwade te aanvaarden dat uit den hemel valt. Op 't zelfde ogenblik echter treden vader en Greta de huiskamer binnen. Ze komen rond voor de inkwartiering, vertelt de oude-heer. Wat 'n ongéwens- ten vreemdeling krijgen we nu weer Greta beweegt haar delicate neusvleu gels Maar wat riekt hier zo doet ze ach terdochtig. Rieken grommelt Frans, stinken is het, sakkerloot Hebt ge al ooit een pest bacil gezien Net een goochelaar die 'n extraatje vér- toont, rukt hij onverwacht den handdoek wég van boven Nonkel Theodoors boeren- hesp Voila, dames en heren Wat er mee gedaan stelt moeder voor de zoveelste maal de brandende vraag. Christelijk begraven, oppert broer zijn mening, zo spoedig mogelijk. Vaders kale schedel glimt. Ongenadig krabt hij zich achter het oog. Misschien zo meneer Porree... Goed. ik zal den deskundigen er nog eens bijroepen. Veel hoop nochtans heb ik niet meer. Aan alles is er een grens. Gelaten scharen we ons om den dis. De eierstruif met confituur is prachtig ge slaagd, dank zij de onovertroffen kook kunst van de landbouwregentes Fifien De- vuyst. Ook voor dezen dag dus zijn wij weer gered, hebben we weer een aanneme lijk avondmaal genoten. Spijts alles, spijts de vijf maand oorlog. Met een zucht van welbehagen strekt Frans de benen uit. In een edelmoedige bui biedt hij ons zijn geopende sigaretten koker aan. Komt dat étui niet van Jean Bening vraagt Fifien belangstellend. Broer knikt beamend. Arme jongen, zegt vader, morgen wordt zijn lijk hierheen gebracht. Hoe oud was hij Vijf-en-twintig, net als ik, geeft Frans ten antwoorde. Een beste kerel, wat week, maar 'n trouw kameraad. En nu wordt hij voor den tweeden keer begraven. Brr... Jean Bening was de enige zöon van den notaris. Hij sneuvelde op den 12 Mei bij Hasselt. Een kogel in 't oog. Beiden, mijn broer en de notariszoon, behoorden tot de zelfde compagnie, streden zij aan zij, maar Frans keerde terug, heelhuids zonder 'n GENEESKUNDIGE ZONDAGDIENST. Bij AFWEZIGHEID v.an de huisdok-ter kan men zich voor DRINGENDE GEVAL LEN wenden ZONDAG 13 JANUARI 1957 Dr. Edw. SCHELFHOUT, WALSTRAAT, 1. Tel. 244.17. OQO ZONDAGDIENST DER APOTHEKEN. IS ALLEEN OPEN ZONDAG 13 JANUARI 1957 van 9 tot 12 en van 14 tot 18 u. In de week, voor DRINGENDE GEVAL LEN en DIENST NA 7 uur 's avonds De APOTEEK van Mr. DE KEZEL, BO- TERSTRAAT, nr. 6. De Apotheken der stad zijn gedurende de WEEK open van 8,30 tot 12 uur en van 13,30 tot 19 uur. oqo BROEDERSCHAP SINT MAURUS. PATROON DER KLEERMAKERS EN KLEERMAAKSTERS Zondag, 13 januari, viert deze aloude gilde haar jaarlijks Patroonfeest. Ter deze gelegenheid worden de volgen de feestelijkheden op touw gezet. Zaterdag 12 januari, om 19,30 u. Beiaard Concert door stadsbeiaardier Robert De Mette. Zondag 13 januari, om 10 u. plechtige H. Mis aan het Altaar der Gilde. Maandag 14 januari, om 9 u. plechtige H. Mis voor de afgestorvene leden van het Broederschap. Na de mis in het lokaal «Paviljoen» Gro te Markt algemene vergadering met ons traditionnele prachtige tombola voor al de' leden. Wij nodigen al onze leden vriendelijk doch dringend uit tot het bijwonen dezer plechtigheden. Het Bestuur. oOo Meeslepende muziek, Nieuwe moderne décors, Lieflijke zang, Frisse baletten, Kleurrijke belichting, Nationale klederdracht, en met de medewerking van de kunst zangeres Mej: Mornay en de operettezan ger, Adrieansens, bijgestaan door de beste acteurs en actrices van 't LAND VAN RIEM, wordt WALSDROOM, de schitterende operette van Strauss, een werkelijke droom. Bestel onmiddellijk Uw kaarten ten lo kale «LAND VAN RIEM», Grote Markt. Opvoeringen op 20, 21, 24 en 27 januari, in de zaal Groen Kruis. ©©©©©©©©©©©©f2©©©©©©©öö©©©©©©©« schram. Jean Bening echter viel. Zo gaat het in 't leven, zo gaat het in de oorlog Hemelsblauw spiraalt de rook omhoog. Het geurt hooizoet Virginia-tabak. Ook de sigaretten uit den koker een mooi zilve ren klapdoosje, hebben hun geschiede nis. Ze werden gevonden door den post meester in de omgeving van leper, langs een weide, waar de Engelsen hun proviand auto's in brand hadden gestoken. Hij bracht ze mede, te zamen met een paar bussen thee, een kistje vleesblikjes en... een kampeertent. Had de postmeester mis schien een voorgevoel gehad van hetgeen hem te wachten stond In elk geval, wan neer hij van de vlucht terugkeerde, ont dekte hij dat zijn woonhuis helemaal geen dak meer had. 't Was verdwenen het dak, maar niet spoorloos Hij vond het nader hand in zijn moestuin terug. En gaten dat er in den gevel waren Precies stond hij ze te tellen, toen iemand hef op den schou der tikte. Verbaasd staart hij in een vuil, bezweet gezicht, 't Komt hem bekend voor. Maar dat is Frans Devuyst, de soldaat! De eerst soldaat van het dorp dien hij terug ziet, levend den vuurdans ontsprongen Doch hoe sjofel ziet hij er uit, de dappere, net een wandelende vogelschrik. Zijn baard is dagen oud, hij is barrevoets, zijn voeten bloeden, hij houdt zijn schoenen in de hand, maar glimlacht zonnig. Hij leeft nog «Geen sigaret vraagt hij, het water in den mond. «Ja zeker zegt de postmeester, loopt in huis en niet één siga- WAT NA DE HUMANIORA 3e Voordrachtencyclus ingericht door de direktie van het Sint Maarteninstituut (Klein College) te Aalst in samenwerking met de oud-leerlingenbond. 2e REEKS. Zaterdag 12 januari 1957 «LEGER-LUCHTMACHT-ZEEMACHT» door Majoor Klerckx van de Konink lijke Militaire School. Zaterdag 19 januari 1957 DE KOLONIALE LOOPBANEN door Dr. Lie. P. L. Van Assche. Zaterdag 26 januari 1957 HET TECHNISCH ONDERWIJS door een afgevaardigde van de Mid delbare en Hogere Technische Scholen van Aalst. Zaterdag 2 februari 1957 WAT ALS WIJ NIET VOORTSTU- DEREN door Dr. I. Lindemans, Eco nomisch Adviseur van de Landelijke Bediendencentrale. De voordrachten worden gehouden tel kens te 15 uur stipt in de feestzaal van het instituut (ingang Vrijheidstraat); ze zijn kosteloos en voor iedereen toegankelijk. De leerlingen van alle onderwijsinrichtingen en hun ouders en alle belangstellenden zijn welkom. oOo OUDERVERENIGING VAN HET INSTITUUT DER DAMES VAN MARIA AALST. Op zondag 13 januari 1957, te 15 uur, gaat in de feestzaal van het Instituut de spreekbeurt door, die ons allen aanbelangt, namelijk «WAT ZAL IK MIJN KIND ZEG GEN AANGAANDE HET LEVENSGE HEIM». Een specialiste in het vak, Mejuffer SCHOUWENAARS, Inspectrice, zal dit de licaat probleem behandelen. Worden uitgenodigd de Ouders van al de leerlingen van het Lager Onderwijs en van de Leerjaren 6e Latijn en Moderne. Belangstellende Ouders van leerlingen buiten deze leerjaren zijn insgelijks wel kom. oOo CENTRUM VOOR GODSDIENSTIGE BEZINNING Derde Cyclus DE UITERSTEN. Telkens 's vrijdags te 20 uur in de confe rentiezaal van het St. Jozefcollege, Pont straat, 13 Aalst. 18 januari, 1957 HET VAGEVUUR, de loutering. E. P. Prof. Dr. P. Fransen, s.j., Leuven. 5©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©© ret kreeg broer, maar vijfhonderd kreeg, hij er. Wanneer er iemand van ons in de boter valt, is het eeuwig en altijd Frans. Moeder en Greta ruimen de tafel af. De lamp gaat aan. Dromerig blaast broer de rook van zijn Navy-cut naar het plafond. Hij mijmert over Jean Bening, zijn doden kameraad. Och, waarom bestaat er zo iets als oorlog stelt Elsje het prbleem. Vader glimlacht filosofisch Waarom bestaat er zo iets als aardbe vingen werpt hij schrander op. Aardbevingen, meent Fifien, maar dat zijn natuurrampen. Juist als goud, oordeelt Frans. Ja en weet ge wat madame Bening zei toen haar zoon ten oorlog trok «Jean», zei ze, «pas op voor de kogels als ze begin nen te schieten Hebt ge van uw leven... Moeders ogen achter de ronde brillegla- zen glisteren vochtig. Haar enig kind, murmelt ze meewarig. Den argelozen raad van mevrouw Be ning vindt ze hoegenaam niet zo komisch. Voor de moeders uit dit land en uit alle landen is er niets drolligs aan een oorlog. Voor ons mannen is dat een soort tabak: onder het overmoedig geroffel van de krijgstrom laten we ons weieens verleiden om achter een wapperende vlag aan te marcheren en de lui aan den overkant van de rivier in 't haar te vliegen. VERVOLGT,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1957 | | pagina 3