DE WINDROOS
Davidsfonds Halst in 19S6
STADSNIEUWS
RUBRIEK VOOR
KUNST- EN GEESTESLEVEN
Dat de werking van het Davidsfonds in
Aalst niet alleen KULTUREEL maar tevens
VOLKSOPVOEDEND werk mag genoemd
worden, zal wel niemand betwisten, die
ook maar enigszins vertrouwd is met het
Davidsfonds. En dat het samenstellen van
het jaarlijks programma een interessante,
maar ook een ondankbare taak is daar
steeds moet worden getracht een zo talrijk
mogelijk publiek tevreden te stellen zonder
al te vergaande toegevingen te moeten
doen zal ook wel niemand verwonderen
als men weet welke zware eisen heden
daags gesteld worden aan het bestuur van
een kulturele vereniging.
Immers, een kulturele vereniging is maar
leefbaar als ze kan rekenen op de regelma
tige belangstelling van een ruim aantal le
den die het programma van die vereniging
volledig onderschrijven en dan ook daad
werkelijk steunen.
Vermits de steun van hogerhand, voor
namelijk van gemeentelijke provinciale of
ministeriële instellingen, zo uiterst klein is
als het gaat om subsidiëring van kulturele
initiatieven, zijn het steeds en altijd de
zelfde mensen van goede wil die zich
voor de wagen dienen te spannen om het
ding aan het rollen te houden.
In onze hedendaagse samenleving waar
het begrip KUL/TUUR synoniem aan het
worden is van KLASSIEK en OUDER
WETS, in onze hypermoderne tijd waarin
alles gebasseerd is op een tot de spits ge
dreven wetenschappelijke vorming, blijft
zo bitter weinig tijd over voor de appre
ciatie van geestelijke waarden.
Talrijke verenigingen schrikken er ten
andere voor terug een zuiver-kulturele
avond in te richten, omdat ze bij ondervin
ding weten dat dergelijke avonden slechts
een uitermate klein publiek zullen interes
seren en dan ook vanzelfsprekend een fi-
nantieel verlies zullen betekenen voor de
inrichters.
Gelukkiglij k hebben de meeste van onze
kulturele verenigingen inmiddels reeds in
gezien dat er wel degelijk een middel is om
hoogstaande kulturele avonden te blijven
inrichten die geen onoverkomenlijke fi-
nantiële risicos met zich meebrengen, nl.
door onderlinge SAMENWERKING. Op dat
gebied kwamen de laatste jaren in Aalst
reeds enkele gelukkige initatieven tot
stand die evenwel nog meer dienden her
haald te worden.
We gaven deze enkele beschouwingen
ten beste om eventuele «a priorikritiek»
bij voorbaat de mond te snoeren.
Het bestuur van Davidsfonds Aalst is er
zich terdege van bewust dat zijn werking
zeker vatbaar is voor kritiek; het is ten
andere steeds bereid met deze kritiek re
kening te houden, op voorwaarde dat het
een kritiek weze die de aktiviteit van het
Davidsfonds uiteindelijk ten goede komt.
Het bewijs van de variëteit in de samen
stelling van het Davidsfondsprogramma
moge blijken uit volgend overzicht van de
werking in 1956
1. Op 20 januari ging in de feestzaal van
het stadhuis een voordracht door, gehou
den door Prof. Antonissen, hoogleraar aan
de universiteit van Grahamstad, onder de
titel «LAND EN VOLK VAN ZUIDAFRI-
KA
Deze voordracht werd tevens opgeluis
terd door het Aalsters Gemengd Koor met
een uitvoering van Zuidafrikaanse volkslie
deren.
2. In aansluiting hierbij volgde dan op
8 februari in de feestzaal van het «Groen
Kruis» een ZUIDAFRIKA-FESTIVAL in
gericht door V.T.B. en Davidsfonds, met
medewerking van verscheidene kulturele
verenigingen van de stad.Dit festival vorm
de ongetwijfeld één der hoogtepunten van
het artistieke leven in het voorbije seizoen.
De netto-opbrengst van deze stijlvolle
kunstavond ging volledig naar de Zuidafri
kaanse Studentenbond.
3. De gekende nederlandse letterkundige
Godfried Bomans hield op 2 februari, even
eens in de feestzaal van het stadhuis, een
voordracht op de hem eigen geestige wijze
onder de titel VAN DE HAK OP DE
TAK
4. Op 14 en 15 maart werd de japanse
film KINDEREN VAN HIROSHIMA
gedraaid, respektievelijk op H. Hart en St-
Jozefparochie, dit ten voordele van de le
den-missionarissen.
5. De zomerwerking van het Davidsfonds
werd ingezet op 2 juli met een UITSTAP
NAAR ANTWERPEN, waar een geleid be
zoek werd gebracht aan de General Mo
tors Continental en aan de haveninstalla
ties; 's avonds werd een toneelvoorstelling
bijgewoond in de K.N.S.
6. Het Davidsfonds verleende zijn aklieve
medewerking aan de organisatie van de
GULDENSPOREN VIERING op de Grote
Markt op 11 juli, ingericht door het stads
bestuur en het Guldensporenkomitee.
7. Op 22 juli werd een busreis ingericht
naar Roeselare, dit naar aanleiding van de
RODENBACHVIERING aldaar; een bezoek
werd gebracht aan de Rodenbachtentoon-
stelling; 's namiddags bijwoning van de
historische stoet en 's avonds van het mach
tige en onvergetelijke openluchtspel.
8. In samenwerking met het IJzerbede-
vaartkomitee werd op 19 augustus een bus
reis ingericht naar Diksmuide ter gelegen
heid van de XXIX0 IJZERBEDEVAART.
9. Het beroemde poppenteater van Bert
Brugman gaf op 22 oktober in de feestzaal
van het stadhuis, een opvoering van Bizets'
opera DE PARELVISSERS.
10. Eveneens een hoogstaande literaire
avond werd de STREUVELSHULDE op 20
november gehouden in de feestzaal van het
stadhuis, naar aanleiding van de 85" ver
jaardag van Streuvels.
Antoon vander Plaetse sprak te dier gele
genheid over leven en werk van zijn intie
me vriend en las bovendien fragmenten
voor uit diens prozawerk.
Tenslotte gingen nog twee belangrijke
filmavonden door in de feestzaal van het
stadhuis, ingericht door V.T.B. en Davids
fonds, nl.
11. Op 30 november STROMEND LE
VEN, een kodachromefilm van de vlaamse
kineast Bonamie, in net teken van het
Scaldisjaar.
12. op 19 december ELATA, de filmre
portage van de expeditietocht van Koning
Leopold doorheen het Orinocogebied.
Wat de werking in 1956 betreft van onze
onderafdelingen, nl.
Het Aalsters Gemengd Koor en De
Uilenspiegel-Jeugdgroep» hierover wordt
nog in een volgend nummer gehandeld door
een bestuurslid van deze afdelingen.
Emiel Van Schuylenbergh.
BELANGRIJK BERICHT.
WE VERZOEKEN DRINGEND ONZE ABONNE'S WELKE NIET OF ONRE
GELMATIG HUN BLAD ONTVANGEN ONS HIERVAN IN KENNIS TE
WILLEN STELLEN. HET BESTUUR.
VERVOLG EN SLOT.
ONS VERHAAL.
DUIVEN OP HET DAK.
de bekentenis van Yvonne.
Het heeft geen zin dat ik nog verder
praat, zei ze, Ik begrijp, dat je niet eens
de moeite doet te luisteren. Waarom ook
wilde ik er weer over beginnen over die
kamer en dat sana, over die...
Ze zweeg en keek even omhoog als was
het massief gebouw een bedreiging rond
haar.
Het is best dat we hier afscheid ne
men.
Het heeft wel zin dat je me alles ver
telt. Misschien is het de laatste maal dat
we nog met elkander praten. Wie weet.
Licht en verend was haar stap naast mij.
Licht als van een japanse kat. Het zwij
gen spon zich tussen ons beiden. We betra
den een eenzame herberg. Er was geen en
kele bezoeker. De bazin, die ons bestelde,
dacht de verveling van de namiddag met
ons weg te praten. Toen ze merkte dat we
niet antwoordden trok ze zich geërgerd te
rug.
Yvonne staarde naar iets dat onzicht
baar bleef voor mij, ze nam het bierviltje
van de tafel en ritste er met haar scherpe
nagels de papierwol af.
Mijn mededeling moet je zeker verrast
hebben... Het is niet goed de dingen open
lijk te zeggen. Men krijgt zo vlug een ver
keerde indruk. En toch voel ik dat het goed
is dat ik, wat vroeger gebeurd is, aan ie
mand toevertrouw Misshien zul je me
begrijpen. Ik meen dat ik goed gehandeld
heb... Ook al had ik mij tijdens zijn ziekte
reeds heimelijk met een ander verloofd.
Nee, je kent hem niet en het heeft geen
belang zijn naam te noemen. Maar ik loop
de gebeurtenissen vooruit. Hoe zou ik best
die geschiedenis vertellen Ja, we waren
vroeger in de stad een bekend longspecia
list gaan opzoeken, natuurlijk terwille van
Gustaaf. Dat gebeurde rond de tijd dat
Gustaaf en ik reeds trouwplannen gemaakt
hadden. De specialist raadde Gustaaf aan
een tijd in het sana door te brengen. Hij
zou zich daar met Gustaaf bezighouden.
Tijdens een afzonderlijk bezoek aan de
dokter en ik net als de anderen mijn beurt
afwachtte zat naast mij een man van onge
veer vijf-en-dertig. Ik 'schonk geen aan
dacht aan hem. Ik weet niet of dat bij
anderen zo is, maar als ik moet anticham
breren laat ik mij weinig aan iemand ge
legen. Hij zat daar onrustig en toen ik ach
teloos terzijde keek, lokte hij een gesprek
uit. Ik herinner mij niet meer dat ik een
woord tegen hem gezegd heb. Maar dat
vroeg hij niet. Hij moest zijn nood kunnen
uitpraten, zijn last van dagen en nachten
kunnen afschudden. Ik luisterde, puur uit
beleefdheid. Zodra hij in de consultkamer
verdween, was ik hem vergeten. Als hij te
rug keerde, zette hij het gesprek gewoon
voort. HIJ MOEST KUNNEN PRATEN.
Zijn vrouw was in het sana opgenomen en
zijn enig kind bleek ook aangetast. Voor
mij was dat een onbekende vrouw en een
onbekend jongetje; en de tranen die in zijn
ogen brandden begreep ik niet. Hij stond
te ver van mij. Zo dacht ik. Mijn beurt
kwam. De vergrijsde dokter bleek ver
trouwd met het lijden. Hij luisterde half en
maakte heel gewoon aantekeningen op een
fiche. Terwijl hij bezig was, zakelijk en
rustig, dacht ik aan die vrouw en aan dat
jongetje en onverwacht ontwaakte in mij
een medegevoel. Ik geloof dat ik onweer
staanbaar aan hen begon te denken omdat
ik aanvankelijk zo onverschillig gestaan
had tegenover het leed van die andere man.
Op dezelfde stoel waarop ik zat had hij
gezeten en in die consultkamer waar hij
geademd en gesproken had voelde ik zijn
leed aanwezig. Zelfs op het gelaat van de
dokter ontdekte ik zijn leed. Eens b,uiten,
was dat onbepaalbare gevoel dat me aan
hem herinnerde ook weer verdwenen. En
het zou daarbij gebleven zijn, indien ik
hem niet een tweede maal ontmoette,
maanden later. Zijn vrouw was intussen
gestorven en het jongetje had de berglucht
van Zwitserland nodig.
Een dwingend gevoel beheerste mij: het
was niet zozeer mdelijden of een edelmoe
dige voorkomendheid jegens die man, veel
eer echter die echt vrouwelijke behoefte
om te helpen, om zich dienstbaar te maken,
misschien zelfs om zijn slavin te zijn. Ik
heb niet de minste schaamte dit te zeggen.
Ik voelde mij sterk aan hem gebonden door
banden die mij onzichtbaar bleven, al wist
ik niet of er tussen ons verstandhouding
mogelijk zou zijn. Eigenaardig toch langs
welke vreemde wegen we leren beminnen
Vaster had mij nooit een man aan zich ge
bonden; hoe klein leek me de macht van
Gustaaf op mij, al lagen tussen ons jaren,
die nooit uit te wissen zijn. En algelijk
wilde ik Gustaaf niet verlaten. Ik wist
hoe afhankelijk hij van mijn was. Ik schud
de hardnekkig alle gevoelens in mijn wak
ker, ik spande alle krachten in om hem
voor mij te behouden het deed pijn en het
was vergeefs. Ik verloor hem gaandeweg.
Ik weende om dat verlies, niet om mij, dat
begrijp je wel, want men vindt geen tranen
meer voor de geliefde wanneer men zich
van hem vervreemd ziet, maar ik weende
om het verdriet dat hij zou lijden. In mij
was Gustaaf gestorven.
Ik heb mij wijsgemaakt dat het dwaas is
aan de doden te denken, terwijl de leven
den onze aandacht nodig hebben. Die an
der had die aandacht nodig. Gustaaf niet
meer voor mij was hij gestorven. Wat
ging er toch in mij om Ik begreep mezelf
niet. Ik denk dat hij ophield voor mii te
bestaan omdat ik machteloos was om hem
te helpen en hij die vrouwelijke gevoelens
in mij niet opwekte. Daarom koos ik voor
die andere. Sommigen zullen zeggen, dal ik
hiermee een offer wilde brengen; niets is
minder waar. Ik geloof n.et in her offer, ik
geloof dat wat men voor een offer hcudt
plicht of toeval is.
Ik zweeg hardnekkig. Moest ik haar han
delwijze veroordelen of goedkeuren Het
is altijd moeilijk over iemand te oordelen
eenieder heeft zijn perspectief en de waar
heid is als een prisma, waarin elkeen een
andere kleur het felst ziet schitteren.
Ik zal met hem trouwen, zei ze. Zie,
deze ring zou onze trouwring zijn. (Uit een
foedraal haalde ze behoedzaam een ring.)
Daarin had Gustaaf reeds naast onze naam
de datum van ons huwelijk laten graveren.
Hij wist dat hij die ring toch nooit zou
kunnen gebruiken. Daarom schonk hij hem
mij, enkele tijd geleden. Deze ring zal ik
gebruiken bij mijn huwelijk met die ande
re. Het is of ik een verbintenis wil sluiten
met een dode en een levende.
De schuine zon viel door het venster en
vuurde een laat licht aan in de bollamp,
die aan de zolderbalken hing. Buiten weer
klonk het geluid van een hoefslag, het zil
veren gerinkel van bellen, het ratelen van
een koets. Het klonk vredig en helder als
het uur, dat wandelde tussen de hagen en
de witte boerderijtjes langs de lange weg.
Paard en koets reden op precies sneeuw,
op iets dat nog zachter was, op het tapijt
van een droom.
Uit het keukentje kwam haastig de waar
din aangesloft. Slif, sloef, slif, sloef. Een
natte vaatdoek lag in de plooi van haar
arm. Ze kwam naast ons bij het venster
staan.
Elke dag, viermaal, gaat die kreupele
koetsier het chic jongentje van de kasteel-
bewooner 'afhalen, zei ze gemelijk. Da's
nog al een idee Rijke duvels hebben zulke
rare gewoonten. Dat die poovre sprink
haan, begot, te voet naar school loopt, of
vrezen ze dat die zijn spellebenen zal kra
ken.
Er lag een oude norse plooi om haar
mond een mond, die wellicht altijd in
nijd en misprijzen scheef getrokken stond.
De koets ging voorbij. Ik zag even het
gelaat van die jongen; dat flitsend moment
was genoeg Ik herkende in dat lichtend
gelaat de trekken van Gustaaf toen we
vroeger samen vliegers gingen oplaten en
meikevers vangen en met de bal spelen
achter het weidetje van Van Laar en noten
gingen af knuppelen in september en... Ge
noeg, ik wil mijn herinneringen niet meer
vrij in de ruimte laten als de rukkige vlie
ger, vrij als de bal die botst en botst en
botst, vrij als de dagen die als zacht
chroom onze jeugd doen blinken. Voorbij,
voorbij, voorbij. Voorbij mei, augustus en
september. Ik wilde hier alleen nog luiste
ren naar de doffer wordende hoefslag, naar
de zilverbellen, naar het diepe suizen in de*
kamer, naar een zingen dat niemand kon
horen en ik niemand kon vertellen, tenzij,
tenzij
GENEESKUNDIGE ZONDAGDIENST.
Bij AFWEZIGHEID van de huisdokter
kan men zich voor DRINGENDE GEVAL
LEN wenden
ZONDAG 27 JANUARI 1957
Dr. J. DE LOOF, CAPUCIENENLAAN.
7. Tel. 233.00.
o0o
ZON DAGDIENST DER APOTHEKEN.
IS ALLEEN OPEN
ZONDAG 27 JANUARI 1957
van 9 tot 12 en van 14 tot 18 u.
In de week, voor DRINGENDE GEVAL
LEN en DIENST NA 7 uur 's avonds
De APOTEEK van Mr. VAN C AU WEN-
BERGE, MOLENDRIES, 10.
De Apotheken der stad zijn gedurende
de WEEK open van 8,30 tot 12 uur en van
13,30 tot 19 uur.
oOo
VRIENDEN VAN LOURDES AALST
De dag van de jaarlijkse trekking der
Lourdesreizen nadert sne-fc- Er worden 19
reisbeurzen verloot. De ijveraarsters die
de bijdragen van hun leden nog niet opge
haald hebben, worden hierbij dringend ver
zocht dit spoedig te doen. Het lidgeld is 30
fr. Alle inschrijvingen moeten binnenge
bracht zijn vóór zondag 3 februari. Afzon
derlijke inschrijvingen worden ook aan
vaard in het Kapucijnenklooster, St. Job,
door E. P. Vicaris, op woensdag, zaterdag
en zondag tot genoemde datum. De juiste
datum van de trekking zal tijdig meege
deeld worden.
oOo
GEZIEN HET GROOT SUCCES
een BIJGEVOEGDE VERTONING van de
schitterende operette
WALSDROOM
op MAANDAG 28 JAN. te 20 u. in de Zaal
Groen Kruis.
Bestel onmiddellijk Uw kaarten ten lo
kale «Land van Riem», Grote Markt.
Andere vertoningen waarvoor nog
slechts enkele plaatsbewijzen donderdag,
24 en zondag 27 jan.
oOo
JEF POTJES SPEKULEIRT
op ZONDAG 24 FEBRUARI 1957
Zaal ST. JOB, (Capucienenklooster)
mijn vraag hoffelijk in.
Comment
Bijkans ontploft hij.
Werkelijk, ik begin te geloven dat hij
het meent. Zouden er hier zaken te doen
zijn
Et si je vous propose de le troquer
contre quelqe chose d'autre
Zijn adamsappel maakt een verraderlij
ke slikbeweging. Geduld. De begeerte laten
inwerken
Voyons un peu smeekt hij reeds om
genade.
Gespannen denkt hij na.
Oppassen
Goed. Ga ik akkoord voor vijf-en-twin
tig, nee, voor dertik kilo boonen
Zestien kilo varkensvlees tegen, dertig
kilo witte boonen Dertig kilo witte boo
nen tegen een ham die er door de maden
dan nog op verbeterd is, waarvan alleen
nog het beste overblijft Er vloeit stellig
jodenbloed door de aderen van Monsieur
Moncul. Naar de schijnheiligheid van het
mensdom, vooral van dezen sluwen,
schraapzuchtigen koster, hangt me plots de
keel uit.
D' accord, stem ik toe, zonder veel
uiterlijke geestdrift.
Glunderend de handen wrijvend, verge
zelt hij ons tot op de straat.
Bobs is buitengewoon blij ons terug te
zien. Om zijn tijd te dooden heeft bij, ge
durende onze afwezigheid, den muur langs
weerszijden van de deur bevochtigd Victor
©©©©©©©©©©©©f i©©©©©©©©©»©©©©©©«
-©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©
*#©©©«©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©0©®®*
aardappelen.
Cette damnée brosse
Meneer Porree kijkt me vragend aan.
Een borstel, maak ik het hem duide
lijk.
Hier staat er een, glimlacht de brave
dikkerd.
Juist Cette damnée brosse stond
reeds den gansen tijd achter onze rug te
grinniken. Hij had zich verstopt, de vlegel.
Maintenant encore un marteau
Een hamer
Triomfantelijk wijst de rentenier op den
pompzwengel.
£a c'est malin, malin
Het Waaltje juicht, opgetogen.
Wij Vlamingen zijn van gisteren niet.
Denk aan den Slag der Gulden Sporen.
Wie deelde daar de lakens uit
Nu kunnen we beginnen.
Voorzichtig wordt de ham op den schoon-
gêmaakten tichelvloer neergelegd.
Vous ne sentez rien, monsieur le sa-
cristain
Quoi Mais non, rien de tout...
't Is verstandiger op zijn eigen reukor
gaan te vertrouwen. Maar me dunkt toch
dat ze minder sterk riekt dan gisteren.
Bescheiden trek ik me een pasje achter
uit.
Victor Moncul beklopt de hesp, snuffelt
aan het spek, glimlacht bemoedigend.
Rien de grave, luidt zijn oordeel.
Met den pompzwengel, die den onvind-
baren hamer vervangt, geeft hij een lichte
)©©Q©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©®©©®©®©(
tik op den noot van de ham.
En daar
Voor mijn verblufte ogen geschiedt het
wonder.
De maden Daar zijn ze, de maden. Uit
alle gaatjes komen ze opgedaagd, uit alle
barstjes, uit alle spleetjes. Ze komen er uit,
ze rennen er uit, ze struikelen de ene over
de andere. Het brandt. Bij tientallen, ja bij
honderden rollen ze over de verderfbren-
gende, noodlottige tichels. Een algemene
paniek, nog aangewakkerd door het regel
matig geklop van den pompzwengel.
Plots houdt de vloed op.
Nog een tik, een opperste tik, de genade-
klop
Kijk De laatste made verlaat haar ge
boorteland. De laatste der Mohikanen.
Gegroet
Meneer Porree en de koster rijzen over
eind Alles is volbracht.
De beide, experten genieten van mijn ver
bazing.
Maar wat nu Is ze nu weer genietbaar,
de boerenhesp van Nonkel Theodoor
Even rieken...
Hum
De koster lacht. Er mankeert niet aan de
ham. Hij persoonlijk eet niets liever dan
vlees waar de made aangezeten heeft. Het
wordt er zelfs beter op door de maden. De
made vreet alleen het slechtste weg, het
beste blijft.
Houdt die snuiter me voor den aap
Vous parlez sérieusement kleed ik
Moncul is echter te zeer verblind in zijn
zondige vreugde om dergelijke kleinighe
den op te merken.
Au revoir, messieurs, au revoir
kraait hij ons joviaal achterna.
Het zakje met de boonen tussen ons in,
wandelen we, meneer Porree en ik, naar
huis terug.
Een schitterend zaakje, prijst de ren
tenier.
Voor den koster
Nee, voor u.
Thuis is alleman in zijn knollentuin om
den hem geniaal gelapten ruilkoop. Alle
man, uitgenomen Frans. Natuurlijk.
Kan geen boonen luchten, moppert hij
kregel. Moet ge idioot zijn Boonen
voor een hesp. Voor zoo'n pracht van 'n
hesp Schande.
En wie sprak daarstraks van een
christelijke begrafenis
Niet twisten, sust moeder, Frans
meent het toch niet. Ge kent hem, Ste-
faan...
Of ik hem ken
Hij is mijn broer, dat is het noodlot.
Maar zij die durven onderstellen dat hij
ietwat veranderd is sedert de beroerde
Meidagen slaan den bal glad mis. Hij is nog
precies dezelfde schavuit van vóór den oor
log. Zijn ziel is een tank, ze kan tegen een
duwtje. Niets er van geloven dat zijn ka
rakter onder den invloed van den achttien-
daagsen veldtocht aan waarde heeft inge
boet. Hij is echter een opportunist, een
doorrookte opportunist, daar ligt het paard
gebonden. Onze geliefde huisvrouw, als de
gelukkige moeder van een heelhuids uit
den oorlog teruggekeerd soldaat, weet niet
hoe het hem naar den zin gemaakt. Hij
mag alles doen, alles zeggen, alles blijft
goed. Met even weinig sportiviteit als die
anderen verloren zoon uit den bijbel, laat
de robuste kerel toe dat het vetste varken
te zijner er geslacht wordt. Zijn arme ou
ders zijn bezig hem ongeschikt te maken
voor het verder leven in de maatschappij.
Langzaam maar zeker voltrekt zich het
noodlottig proces. Reeds nu is hij tot een
volleerden brompot uitgegroeid, met het
humeur van een pas ontdooiden ijsbeer.
En waagt het maar niet daar paal en perk
aan te stellen. Onmiddellijk bestijgt hij de
jacobsladder. «Goed steekt hij daverend
van wal, doch zeg me dan eens wie er
van ons tot nog toe het meest met den oor
log te maken heeft gehad Wie is er ne
gen maanden lang gemobiliseerd geweest
Wie stond er op den 10 Mei aan 't Albert-
kanaal Was het Stefaan of ik Heeft die
kerel al ooit een luchtaanval beleefd
Moet ik u eens vertellen hoe zo iets toe
gaat Luistert dan... En broer vertelt of
liever fantaseert er maar op los, als in ijl
koorts. Het regent bommen, links en rechts,
vóór hem, achter hem. Het huilt, het don
dert, het bliksemt, alles vergaat. Ganse
boomstammen worden uitgerukt, snorren
rakelings langs zijn oren heen; de heuvels
schudden hun buik in een soort van lach-
kramp Enz. 'T VERVOLGT,