DE WINDROOS Davidsfonds Halst in 19S6 STADSNIEUWS RUBRIEK VOOR KUNST- EN GEESTESLEVEN Dat de werking van het Davidsfonds in Aalst niet alleen KULTUREEL maar tevens VOLKSOPVOEDEND werk mag genoemd worden, zal wel niemand betwisten, die ook maar enigszins vertrouwd is met het Davidsfonds. En dat het samenstellen van het jaarlijks programma een interessante, maar ook een ondankbare taak is daar steeds moet worden getracht een zo talrijk mogelijk publiek tevreden te stellen zonder al te vergaande toegevingen te moeten doen zal ook wel niemand verwonderen als men weet welke zware eisen heden daags gesteld worden aan het bestuur van een kulturele vereniging. Immers, een kulturele vereniging is maar leefbaar als ze kan rekenen op de regelma tige belangstelling van een ruim aantal le den die het programma van die vereniging volledig onderschrijven en dan ook daad werkelijk steunen. Vermits de steun van hogerhand, voor namelijk van gemeentelijke provinciale of ministeriële instellingen, zo uiterst klein is als het gaat om subsidiëring van kulturele initiatieven, zijn het steeds en altijd de zelfde mensen van goede wil die zich voor de wagen dienen te spannen om het ding aan het rollen te houden. In onze hedendaagse samenleving waar het begrip KUL/TUUR synoniem aan het worden is van KLASSIEK en OUDER WETS, in onze hypermoderne tijd waarin alles gebasseerd is op een tot de spits ge dreven wetenschappelijke vorming, blijft zo bitter weinig tijd over voor de appre ciatie van geestelijke waarden. Talrijke verenigingen schrikken er ten andere voor terug een zuiver-kulturele avond in te richten, omdat ze bij ondervin ding weten dat dergelijke avonden slechts een uitermate klein publiek zullen interes seren en dan ook vanzelfsprekend een fi- nantieel verlies zullen betekenen voor de inrichters. Gelukkiglij k hebben de meeste van onze kulturele verenigingen inmiddels reeds in gezien dat er wel degelijk een middel is om hoogstaande kulturele avonden te blijven inrichten die geen onoverkomenlijke fi- nantiële risicos met zich meebrengen, nl. door onderlinge SAMENWERKING. Op dat gebied kwamen de laatste jaren in Aalst reeds enkele gelukkige initatieven tot stand die evenwel nog meer dienden her haald te worden. We gaven deze enkele beschouwingen ten beste om eventuele «a priorikritiek» bij voorbaat de mond te snoeren. Het bestuur van Davidsfonds Aalst is er zich terdege van bewust dat zijn werking zeker vatbaar is voor kritiek; het is ten andere steeds bereid met deze kritiek re kening te houden, op voorwaarde dat het een kritiek weze die de aktiviteit van het Davidsfonds uiteindelijk ten goede komt. Het bewijs van de variëteit in de samen stelling van het Davidsfondsprogramma moge blijken uit volgend overzicht van de werking in 1956 1. Op 20 januari ging in de feestzaal van het stadhuis een voordracht door, gehou den door Prof. Antonissen, hoogleraar aan de universiteit van Grahamstad, onder de titel «LAND EN VOLK VAN ZUIDAFRI- KA Deze voordracht werd tevens opgeluis terd door het Aalsters Gemengd Koor met een uitvoering van Zuidafrikaanse volkslie deren. 2. In aansluiting hierbij volgde dan op 8 februari in de feestzaal van het «Groen Kruis» een ZUIDAFRIKA-FESTIVAL in gericht door V.T.B. en Davidsfonds, met medewerking van verscheidene kulturele verenigingen van de stad.Dit festival vorm de ongetwijfeld één der hoogtepunten van het artistieke leven in het voorbije seizoen. De netto-opbrengst van deze stijlvolle kunstavond ging volledig naar de Zuidafri kaanse Studentenbond. 3. De gekende nederlandse letterkundige Godfried Bomans hield op 2 februari, even eens in de feestzaal van het stadhuis, een voordracht op de hem eigen geestige wijze onder de titel VAN DE HAK OP DE TAK 4. Op 14 en 15 maart werd de japanse film KINDEREN VAN HIROSHIMA gedraaid, respektievelijk op H. Hart en St- Jozefparochie, dit ten voordele van de le den-missionarissen. 5. De zomerwerking van het Davidsfonds werd ingezet op 2 juli met een UITSTAP NAAR ANTWERPEN, waar een geleid be zoek werd gebracht aan de General Mo tors Continental en aan de haveninstalla ties; 's avonds werd een toneelvoorstelling bijgewoond in de K.N.S. 6. Het Davidsfonds verleende zijn aklieve medewerking aan de organisatie van de GULDENSPOREN VIERING op de Grote Markt op 11 juli, ingericht door het stads bestuur en het Guldensporenkomitee. 7. Op 22 juli werd een busreis ingericht naar Roeselare, dit naar aanleiding van de RODENBACHVIERING aldaar; een bezoek werd gebracht aan de Rodenbachtentoon- stelling; 's namiddags bijwoning van de historische stoet en 's avonds van het mach tige en onvergetelijke openluchtspel. 8. In samenwerking met het IJzerbede- vaartkomitee werd op 19 augustus een bus reis ingericht naar Diksmuide ter gelegen heid van de XXIX0 IJZERBEDEVAART. 9. Het beroemde poppenteater van Bert Brugman gaf op 22 oktober in de feestzaal van het stadhuis, een opvoering van Bizets' opera DE PARELVISSERS. 10. Eveneens een hoogstaande literaire avond werd de STREUVELSHULDE op 20 november gehouden in de feestzaal van het stadhuis, naar aanleiding van de 85" ver jaardag van Streuvels. Antoon vander Plaetse sprak te dier gele genheid over leven en werk van zijn intie me vriend en las bovendien fragmenten voor uit diens prozawerk. Tenslotte gingen nog twee belangrijke filmavonden door in de feestzaal van het stadhuis, ingericht door V.T.B. en Davids fonds, nl. 11. Op 30 november STROMEND LE VEN, een kodachromefilm van de vlaamse kineast Bonamie, in net teken van het Scaldisjaar. 12. op 19 december ELATA, de filmre portage van de expeditietocht van Koning Leopold doorheen het Orinocogebied. Wat de werking in 1956 betreft van onze onderafdelingen, nl. Het Aalsters Gemengd Koor en De Uilenspiegel-Jeugdgroep» hierover wordt nog in een volgend nummer gehandeld door een bestuurslid van deze afdelingen. Emiel Van Schuylenbergh. BELANGRIJK BERICHT. WE VERZOEKEN DRINGEND ONZE ABONNE'S WELKE NIET OF ONRE GELMATIG HUN BLAD ONTVANGEN ONS HIERVAN IN KENNIS TE WILLEN STELLEN. HET BESTUUR. VERVOLG EN SLOT. ONS VERHAAL. DUIVEN OP HET DAK. de bekentenis van Yvonne. Het heeft geen zin dat ik nog verder praat, zei ze, Ik begrijp, dat je niet eens de moeite doet te luisteren. Waarom ook wilde ik er weer over beginnen over die kamer en dat sana, over die... Ze zweeg en keek even omhoog als was het massief gebouw een bedreiging rond haar. Het is best dat we hier afscheid ne men. Het heeft wel zin dat je me alles ver telt. Misschien is het de laatste maal dat we nog met elkander praten. Wie weet. Licht en verend was haar stap naast mij. Licht als van een japanse kat. Het zwij gen spon zich tussen ons beiden. We betra den een eenzame herberg. Er was geen en kele bezoeker. De bazin, die ons bestelde, dacht de verveling van de namiddag met ons weg te praten. Toen ze merkte dat we niet antwoordden trok ze zich geërgerd te rug. Yvonne staarde naar iets dat onzicht baar bleef voor mij, ze nam het bierviltje van de tafel en ritste er met haar scherpe nagels de papierwol af. Mijn mededeling moet je zeker verrast hebben... Het is niet goed de dingen open lijk te zeggen. Men krijgt zo vlug een ver keerde indruk. En toch voel ik dat het goed is dat ik, wat vroeger gebeurd is, aan ie mand toevertrouw Misshien zul je me begrijpen. Ik meen dat ik goed gehandeld heb... Ook al had ik mij tijdens zijn ziekte reeds heimelijk met een ander verloofd. Nee, je kent hem niet en het heeft geen belang zijn naam te noemen. Maar ik loop de gebeurtenissen vooruit. Hoe zou ik best die geschiedenis vertellen Ja, we waren vroeger in de stad een bekend longspecia list gaan opzoeken, natuurlijk terwille van Gustaaf. Dat gebeurde rond de tijd dat Gustaaf en ik reeds trouwplannen gemaakt hadden. De specialist raadde Gustaaf aan een tijd in het sana door te brengen. Hij zou zich daar met Gustaaf bezighouden. Tijdens een afzonderlijk bezoek aan de dokter en ik net als de anderen mijn beurt afwachtte zat naast mij een man van onge veer vijf-en-dertig. Ik 'schonk geen aan dacht aan hem. Ik weet niet of dat bij anderen zo is, maar als ik moet anticham breren laat ik mij weinig aan iemand ge legen. Hij zat daar onrustig en toen ik ach teloos terzijde keek, lokte hij een gesprek uit. Ik herinner mij niet meer dat ik een woord tegen hem gezegd heb. Maar dat vroeg hij niet. Hij moest zijn nood kunnen uitpraten, zijn last van dagen en nachten kunnen afschudden. Ik luisterde, puur uit beleefdheid. Zodra hij in de consultkamer verdween, was ik hem vergeten. Als hij te rug keerde, zette hij het gesprek gewoon voort. HIJ MOEST KUNNEN PRATEN. Zijn vrouw was in het sana opgenomen en zijn enig kind bleek ook aangetast. Voor mij was dat een onbekende vrouw en een onbekend jongetje; en de tranen die in zijn ogen brandden begreep ik niet. Hij stond te ver van mij. Zo dacht ik. Mijn beurt kwam. De vergrijsde dokter bleek ver trouwd met het lijden. Hij luisterde half en maakte heel gewoon aantekeningen op een fiche. Terwijl hij bezig was, zakelijk en rustig, dacht ik aan die vrouw en aan dat jongetje en onverwacht ontwaakte in mij een medegevoel. Ik geloof dat ik onweer staanbaar aan hen begon te denken omdat ik aanvankelijk zo onverschillig gestaan had tegenover het leed van die andere man. Op dezelfde stoel waarop ik zat had hij gezeten en in die consultkamer waar hij geademd en gesproken had voelde ik zijn leed aanwezig. Zelfs op het gelaat van de dokter ontdekte ik zijn leed. Eens b,uiten, was dat onbepaalbare gevoel dat me aan hem herinnerde ook weer verdwenen. En het zou daarbij gebleven zijn, indien ik hem niet een tweede maal ontmoette, maanden later. Zijn vrouw was intussen gestorven en het jongetje had de berglucht van Zwitserland nodig. Een dwingend gevoel beheerste mij: het was niet zozeer mdelijden of een edelmoe dige voorkomendheid jegens die man, veel eer echter die echt vrouwelijke behoefte om te helpen, om zich dienstbaar te maken, misschien zelfs om zijn slavin te zijn. Ik heb niet de minste schaamte dit te zeggen. Ik voelde mij sterk aan hem gebonden door banden die mij onzichtbaar bleven, al wist ik niet of er tussen ons verstandhouding mogelijk zou zijn. Eigenaardig toch langs welke vreemde wegen we leren beminnen Vaster had mij nooit een man aan zich ge bonden; hoe klein leek me de macht van Gustaaf op mij, al lagen tussen ons jaren, die nooit uit te wissen zijn. En algelijk wilde ik Gustaaf niet verlaten. Ik wist hoe afhankelijk hij van mijn was. Ik schud de hardnekkig alle gevoelens in mijn wak ker, ik spande alle krachten in om hem voor mij te behouden het deed pijn en het was vergeefs. Ik verloor hem gaandeweg. Ik weende om dat verlies, niet om mij, dat begrijp je wel, want men vindt geen tranen meer voor de geliefde wanneer men zich van hem vervreemd ziet, maar ik weende om het verdriet dat hij zou lijden. In mij was Gustaaf gestorven. Ik heb mij wijsgemaakt dat het dwaas is aan de doden te denken, terwijl de leven den onze aandacht nodig hebben. Die an der had die aandacht nodig. Gustaaf niet meer voor mij was hij gestorven. Wat ging er toch in mij om Ik begreep mezelf niet. Ik denk dat hij ophield voor mii te bestaan omdat ik machteloos was om hem te helpen en hij die vrouwelijke gevoelens in mij niet opwekte. Daarom koos ik voor die andere. Sommigen zullen zeggen, dal ik hiermee een offer wilde brengen; niets is minder waar. Ik geloof n.et in her offer, ik geloof dat wat men voor een offer hcudt plicht of toeval is. Ik zweeg hardnekkig. Moest ik haar han delwijze veroordelen of goedkeuren Het is altijd moeilijk over iemand te oordelen eenieder heeft zijn perspectief en de waar heid is als een prisma, waarin elkeen een andere kleur het felst ziet schitteren. Ik zal met hem trouwen, zei ze. Zie, deze ring zou onze trouwring zijn. (Uit een foedraal haalde ze behoedzaam een ring.) Daarin had Gustaaf reeds naast onze naam de datum van ons huwelijk laten graveren. Hij wist dat hij die ring toch nooit zou kunnen gebruiken. Daarom schonk hij hem mij, enkele tijd geleden. Deze ring zal ik gebruiken bij mijn huwelijk met die ande re. Het is of ik een verbintenis wil sluiten met een dode en een levende. De schuine zon viel door het venster en vuurde een laat licht aan in de bollamp, die aan de zolderbalken hing. Buiten weer klonk het geluid van een hoefslag, het zil veren gerinkel van bellen, het ratelen van een koets. Het klonk vredig en helder als het uur, dat wandelde tussen de hagen en de witte boerderijtjes langs de lange weg. Paard en koets reden op precies sneeuw, op iets dat nog zachter was, op het tapijt van een droom. Uit het keukentje kwam haastig de waar din aangesloft. Slif, sloef, slif, sloef. Een natte vaatdoek lag in de plooi van haar arm. Ze kwam naast ons bij het venster staan. Elke dag, viermaal, gaat die kreupele koetsier het chic jongentje van de kasteel- bewooner 'afhalen, zei ze gemelijk. Da's nog al een idee Rijke duvels hebben zulke rare gewoonten. Dat die poovre sprink haan, begot, te voet naar school loopt, of vrezen ze dat die zijn spellebenen zal kra ken. Er lag een oude norse plooi om haar mond een mond, die wellicht altijd in nijd en misprijzen scheef getrokken stond. De koets ging voorbij. Ik zag even het gelaat van die jongen; dat flitsend moment was genoeg Ik herkende in dat lichtend gelaat de trekken van Gustaaf toen we vroeger samen vliegers gingen oplaten en meikevers vangen en met de bal spelen achter het weidetje van Van Laar en noten gingen af knuppelen in september en... Ge noeg, ik wil mijn herinneringen niet meer vrij in de ruimte laten als de rukkige vlie ger, vrij als de bal die botst en botst en botst, vrij als de dagen die als zacht chroom onze jeugd doen blinken. Voorbij, voorbij, voorbij. Voorbij mei, augustus en september. Ik wilde hier alleen nog luiste ren naar de doffer wordende hoefslag, naar de zilverbellen, naar het diepe suizen in de* kamer, naar een zingen dat niemand kon horen en ik niemand kon vertellen, tenzij, tenzij GENEESKUNDIGE ZONDAGDIENST. Bij AFWEZIGHEID van de huisdokter kan men zich voor DRINGENDE GEVAL LEN wenden ZONDAG 27 JANUARI 1957 Dr. J. DE LOOF, CAPUCIENENLAAN. 7. Tel. 233.00. o0o ZON DAGDIENST DER APOTHEKEN. IS ALLEEN OPEN ZONDAG 27 JANUARI 1957 van 9 tot 12 en van 14 tot 18 u. In de week, voor DRINGENDE GEVAL LEN en DIENST NA 7 uur 's avonds De APOTEEK van Mr. VAN C AU WEN- BERGE, MOLENDRIES, 10. De Apotheken der stad zijn gedurende de WEEK open van 8,30 tot 12 uur en van 13,30 tot 19 uur. oOo VRIENDEN VAN LOURDES AALST De dag van de jaarlijkse trekking der Lourdesreizen nadert sne-fc- Er worden 19 reisbeurzen verloot. De ijveraarsters die de bijdragen van hun leden nog niet opge haald hebben, worden hierbij dringend ver zocht dit spoedig te doen. Het lidgeld is 30 fr. Alle inschrijvingen moeten binnenge bracht zijn vóór zondag 3 februari. Afzon derlijke inschrijvingen worden ook aan vaard in het Kapucijnenklooster, St. Job, door E. P. Vicaris, op woensdag, zaterdag en zondag tot genoemde datum. De juiste datum van de trekking zal tijdig meege deeld worden. oOo GEZIEN HET GROOT SUCCES een BIJGEVOEGDE VERTONING van de schitterende operette WALSDROOM op MAANDAG 28 JAN. te 20 u. in de Zaal Groen Kruis. Bestel onmiddellijk Uw kaarten ten lo kale «Land van Riem», Grote Markt. Andere vertoningen waarvoor nog slechts enkele plaatsbewijzen donderdag, 24 en zondag 27 jan. oOo JEF POTJES SPEKULEIRT op ZONDAG 24 FEBRUARI 1957 Zaal ST. JOB, (Capucienenklooster) mijn vraag hoffelijk in. Comment Bijkans ontploft hij. Werkelijk, ik begin te geloven dat hij het meent. Zouden er hier zaken te doen zijn Et si je vous propose de le troquer contre quelqe chose d'autre Zijn adamsappel maakt een verraderlij ke slikbeweging. Geduld. De begeerte laten inwerken Voyons un peu smeekt hij reeds om genade. Gespannen denkt hij na. Oppassen Goed. Ga ik akkoord voor vijf-en-twin tig, nee, voor dertik kilo boonen Zestien kilo varkensvlees tegen, dertig kilo witte boonen Dertig kilo witte boo nen tegen een ham die er door de maden dan nog op verbeterd is, waarvan alleen nog het beste overblijft Er vloeit stellig jodenbloed door de aderen van Monsieur Moncul. Naar de schijnheiligheid van het mensdom, vooral van dezen sluwen, schraapzuchtigen koster, hangt me plots de keel uit. D' accord, stem ik toe, zonder veel uiterlijke geestdrift. Glunderend de handen wrijvend, verge zelt hij ons tot op de straat. Bobs is buitengewoon blij ons terug te zien. Om zijn tijd te dooden heeft bij, ge durende onze afwezigheid, den muur langs weerszijden van de deur bevochtigd Victor ©©©©©©©©©©©©f i©©©©©©©©©»©©©©©©« -©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©© *#©©©«©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©0©®®* aardappelen. Cette damnée brosse Meneer Porree kijkt me vragend aan. Een borstel, maak ik het hem duide lijk. Hier staat er een, glimlacht de brave dikkerd. Juist Cette damnée brosse stond reeds den gansen tijd achter onze rug te grinniken. Hij had zich verstopt, de vlegel. Maintenant encore un marteau Een hamer Triomfantelijk wijst de rentenier op den pompzwengel. £a c'est malin, malin Het Waaltje juicht, opgetogen. Wij Vlamingen zijn van gisteren niet. Denk aan den Slag der Gulden Sporen. Wie deelde daar de lakens uit Nu kunnen we beginnen. Voorzichtig wordt de ham op den schoon- gêmaakten tichelvloer neergelegd. Vous ne sentez rien, monsieur le sa- cristain Quoi Mais non, rien de tout... 't Is verstandiger op zijn eigen reukor gaan te vertrouwen. Maar me dunkt toch dat ze minder sterk riekt dan gisteren. Bescheiden trek ik me een pasje achter uit. Victor Moncul beklopt de hesp, snuffelt aan het spek, glimlacht bemoedigend. Rien de grave, luidt zijn oordeel. Met den pompzwengel, die den onvind- baren hamer vervangt, geeft hij een lichte )©©Q©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©®©©®©®©( tik op den noot van de ham. En daar Voor mijn verblufte ogen geschiedt het wonder. De maden Daar zijn ze, de maden. Uit alle gaatjes komen ze opgedaagd, uit alle barstjes, uit alle spleetjes. Ze komen er uit, ze rennen er uit, ze struikelen de ene over de andere. Het brandt. Bij tientallen, ja bij honderden rollen ze over de verderfbren- gende, noodlottige tichels. Een algemene paniek, nog aangewakkerd door het regel matig geklop van den pompzwengel. Plots houdt de vloed op. Nog een tik, een opperste tik, de genade- klop Kijk De laatste made verlaat haar ge boorteland. De laatste der Mohikanen. Gegroet Meneer Porree en de koster rijzen over eind Alles is volbracht. De beide, experten genieten van mijn ver bazing. Maar wat nu Is ze nu weer genietbaar, de boerenhesp van Nonkel Theodoor Even rieken... Hum De koster lacht. Er mankeert niet aan de ham. Hij persoonlijk eet niets liever dan vlees waar de made aangezeten heeft. Het wordt er zelfs beter op door de maden. De made vreet alleen het slechtste weg, het beste blijft. Houdt die snuiter me voor den aap Vous parlez sérieusement kleed ik Moncul is echter te zeer verblind in zijn zondige vreugde om dergelijke kleinighe den op te merken. Au revoir, messieurs, au revoir kraait hij ons joviaal achterna. Het zakje met de boonen tussen ons in, wandelen we, meneer Porree en ik, naar huis terug. Een schitterend zaakje, prijst de ren tenier. Voor den koster Nee, voor u. Thuis is alleman in zijn knollentuin om den hem geniaal gelapten ruilkoop. Alle man, uitgenomen Frans. Natuurlijk. Kan geen boonen luchten, moppert hij kregel. Moet ge idioot zijn Boonen voor een hesp. Voor zoo'n pracht van 'n hesp Schande. En wie sprak daarstraks van een christelijke begrafenis Niet twisten, sust moeder, Frans meent het toch niet. Ge kent hem, Ste- faan... Of ik hem ken Hij is mijn broer, dat is het noodlot. Maar zij die durven onderstellen dat hij ietwat veranderd is sedert de beroerde Meidagen slaan den bal glad mis. Hij is nog precies dezelfde schavuit van vóór den oor log. Zijn ziel is een tank, ze kan tegen een duwtje. Niets er van geloven dat zijn ka rakter onder den invloed van den achttien- daagsen veldtocht aan waarde heeft inge boet. Hij is echter een opportunist, een doorrookte opportunist, daar ligt het paard gebonden. Onze geliefde huisvrouw, als de gelukkige moeder van een heelhuids uit den oorlog teruggekeerd soldaat, weet niet hoe het hem naar den zin gemaakt. Hij mag alles doen, alles zeggen, alles blijft goed. Met even weinig sportiviteit als die anderen verloren zoon uit den bijbel, laat de robuste kerel toe dat het vetste varken te zijner er geslacht wordt. Zijn arme ou ders zijn bezig hem ongeschikt te maken voor het verder leven in de maatschappij. Langzaam maar zeker voltrekt zich het noodlottig proces. Reeds nu is hij tot een volleerden brompot uitgegroeid, met het humeur van een pas ontdooiden ijsbeer. En waagt het maar niet daar paal en perk aan te stellen. Onmiddellijk bestijgt hij de jacobsladder. «Goed steekt hij daverend van wal, doch zeg me dan eens wie er van ons tot nog toe het meest met den oor log te maken heeft gehad Wie is er ne gen maanden lang gemobiliseerd geweest Wie stond er op den 10 Mei aan 't Albert- kanaal Was het Stefaan of ik Heeft die kerel al ooit een luchtaanval beleefd Moet ik u eens vertellen hoe zo iets toe gaat Luistert dan... En broer vertelt of liever fantaseert er maar op los, als in ijl koorts. Het regent bommen, links en rechts, vóór hem, achter hem. Het huilt, het don dert, het bliksemt, alles vergaat. Ganse boomstammen worden uitgerukt, snorren rakelings langs zijn oren heen; de heuvels schudden hun buik in een soort van lach- kramp Enz. 'T VERVOLGT,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1957 | | pagina 3