en omstreken
KERSTBOMEN
Vergeten Kerstnacht.
enó
zet van aalst
VERSCHIJNT DE DONDERDAG EN ZATERDAG VAN IEDERE WEEK.
Burelen ST. JORISSTRAAT, 25, AALST. TEL. nr. 241.14 P. C. nr. 881.72 15" JAARGANG. 1,50 F het nummer.
DONDERDAG 25 DECEMBER 1958 NUMMER 102
'seaHMKSaMK:
Aanbidding der Koningen, fragment van een oude houtsnede.
Teneinde dus elk brandgevaar te vermij
den moet de Kerstboom
electrisch verlicht zijn;
met electrische leidingen of verbindin
gen uitgerust zijn die op onberispelijke wij
ze werden uitgevoerd;
zo ver mogelijk van warmtebronnen
verwijderd zijn;
bewaakt worden gedurende de ganse
tijd van zijn verlichting.
Niettegenstaande al deze voorzorgen,
moet men het geval voorzien dat de Kerst
boom in brand zou schieten. Daarom is het
eerst en vooral aanbevolen een emmer wa
ter te plaatsen in de onmiddellijke nabij
heid van de boom om een snelle uitdoving
van de brand te kunnen verzekeren.
Ten slotte, moet men niet aarzelen de
brandweer onmiddllijk te roepen. Het op-
roepnummer moet nevens het telefoontoe
stel opgeschreven worden. Het telefoon
nummer der Brandweer-Aalst is 243.00.
voor de Ambulancedienst 260.000.
Deze raadgevingen moeten verhinderen
dat de vreugde van de komende dagen ver
gald zouden worden door een brand of
door ramp die uit deze brand zou kunnen
voortvloeien.
MIJN KIND, moesten de mensen u ooit doen blozen,
denk dan aan den oorsprong van de Kerstmisrozen...
Toen Jezus eens om water naar de bron was gegaan,
bleef Hij op zijn thuisweg te denken staan.
Zo graag had Hij Moeder wat bloemen gegeven;
maar bloemen komen pas 's zomers tot leven,
en t land lag vol sneeuw, 't was koud en het vroor,
van bomen of planten en bioemen geen spoor...
Bloemen en rozen zijn bloei van de deugden
en Jezus wist goed hoe zij Moeder verheugden.
Daarom had Hij gaarne wat bloemen geplukt
en Moeder met bloei van zijn Hart verrukt.
Maar waar alles kaal was, koud en bevrozen,
Wie zocht daar naar bloemen, naar bloemen of rozen
En daar, in dat landschap dat dor is en wijd,
stond Jezus ontgoocheld en weende van spijt...
Als zilveren parels vloeiden zijn tranen
en vloeien ze nog langs al' zondige banen...
Maar toen zijn daaruit wat struikjes gegroeid,
waarop dan ook plots is de Kerstroos ontbloeid.
Mijn kind, als het leven u ooit mocht doen blozen,
dan denk aan de prijs van.de Kerstmisrozen L. S.
Zoals de sombre nevel wijkt
Bij 't stralen van de zon;
Zoals het kinderleed bezwijkt
Bij elke vreugdebron.
Zo giet uw gulheid warmte en licht
In het verkild gemoed,
Verricht uit zuivre burgerplicht
Deed uwe daad ons goed.
Geschenken brachten hier de vreugd
En kweekten liefde aan.
Ze hielpen ons op 't pad der deugd
En kleurden ons bestaan.
Dat God U schenke duizendvoud
Vergelding, ook hierna,
Dan komt het egoïsme koud
U zeker niet te na.
Comité Sint-Maarten en de
Aalsterse Weeskinderen Aalst.
december 1.958.
Ieder jaar krijgt de Kerstboom, symbool
van geluk, eenheid en vrede, een ereplaats
in vele haarden. Op dit zelfde tijdstip ver
meerderen de tussenkomsten van al de
brandweerlieden van. de wereld. In 1957, in
ons klein landje, zij-; ,»y meer dan. bran
den door kerstbomen ontstaan. Deze bran
den hebben voor 1.000.000 F schade ver
oorzaakt. Zeven personen hebben min of
meer zware brandwonden opgeiopen. Tien
tallen anderen, waaronder meest kinderen,
zijn over de ganse wereld, bezweken inge
volge brandwonden en na gruwelijke pij
nen te hebben doorstaan.
Opdat de Kerstboom geen oorzaak van
vernietiging en dood zou worden, is het
volstrekt nodig enige onmisbare voorzor
gen te treffen. Zij zijn vooral aangewezen
daar waar een groot aantal personen aan
wezig is, en waar het minste voorval pa
niek kan veroorzaken.
Niettegenstaande het niet altijd zonder
moeite gaat is het toch aan te raden het
onderste gedeelte van de stam af te snij
den en de boom te plaatsen in een kom of
recipiënt gevuld met water om de voorba
rige uitdroging te vermijden.
Om dezelfde reden en om te verhinderen
dat hij in brand zou schieten is het van be
lang hem op afstand te plaatsen van ge
lijk welke warmtebron zoals electrische
radiatoren, haardvuren, enz. Een ongeluk
kige aanraking of een vonk volstaan cm de
ontbranding van de Kerstboom te veroorza
ken. Kaarsen zijn volstrekt af te raden en
te vervangen door electrische lampjes. De
ze laatsten zijn nochtans gevaarlijk indien
ze niet voldoende verwijderd zijn van ver
sieringen van de Kerstboom gezien deze
zeer dikwijls uit zeer ontbrandbare of ont
vlambare stoffen vervaardigd zijn. Er valt
insgelijks te noteren dat een gebrekkige
electrische installatie dezelfde gevaren
daarstelt.
Ik dacht eerst dat het zo maar een grapje
was van Kurt. Kurt Langer heette hij.
Vreemd. Hoe kwam het eigenlijk in mij op
eraan ts denken dat het een snaaks grapje
betrof Maar ik kon er toch niet aan wen
nen te geloven, dat hij van de rots was ge
stort. En toch was dit de enige, voor de
hand liggende verklaring. Hij moest dus
van daarboven gevallen zijn, aan de steile
wand. De rotsen breken op die plek bijna
loodrecht al', minstens wel vijftien meter.
En van daar moest hij verder afgegleden
zijn, langs honderden meter diepe hellin
gen, altijd maar dieper, langs ijs en sneeuw
en koude. Die gedachte behekste mij en
sneed mij de adem af. Ik durfde niet ver
der denken. Het was zo hartverscheurend.
En rondom mij stonden de bergkammen in
hun beijsde wreedheid en starheid; sommi
ge bergkoppen leken tamelijk lel op de
grimmige kop van 'n leeuw of op een ander
wild dier. Het was maar best, dat ik mij
niet te erg liet imponeren door de wilde
massiefheid van dit Zwitsers landschap.
Kurt Langer was gevallen op een plek
[die, naar ik meende, minst gevaarlijk was.
Maar zo gebeurt het vaak het gevaar
steekt zich gewoonlijk achter een boom of
een steen; het is juist als wij ons in een
gevoel van veiligheid wanen dat die vijand,
die net gevaar nu een eenmaal is, ons op de
nek springt.
Ik daalde de weg terug af. Ik zou hulp
gaan zoeken. Misschien konden wij Kurt
nog redden. Wij geven ons niet zo gemakke
lijk verloren. De mens klampt zich graag
nog vast aan een sprietje hoop.
Ik had Kurt Langer pas een week gele
den leren kennen. Wij hadden ons beiden
gevestigd in hetzelfde hotel. Misschien wa
ren we beiden hier wel om een verschillen
de reden aangeland. Hij zei me, dat hij
wachtte naar zijn vrouw en dochter die pas
later zouden aankomen. Zijn vrouw en
dochter hadden de berglucht nodig. Hij liet
mij er echter naar gissen waarom ze hem
niet onmiddellijk gevolgd waren. Ik had
hier tijdelijk mijn tenten opgeslagen, om
dat ik onder meer verslag moest uitbren
gen over winterspelen, die hier binnenkort
zouden doorgaan. En om onze tijd te do
den, waren wij het er over eens geraakt sa
men aan bergsport te doen. Nou, die be
klimming die wij ons voorgenomen had
den, scheen niet zo een halsbrekende tocht
te zijn.
Bij mijn terugtocht begon het te sneeu
wen. Ik geraakte moeizaam vooruit. Het
werd donker. Kurt Langer lag ergens in de
diepte. Ik MOEST hem helpen. Maar alleen
kon ik dat niet. Ik moest absoluut hulp
gaan halen. Maar het werd een levensge
vaarlijke onderneming als ik kost wat kost
het dal wilde bereiken. Zou het ook verant
woord zijn geweest Ik begon mij te ver
zoenen met de dood van Kurt Langer. Wij
troosten ons toch zo geredelijk met iets als
wij onze lafheid of ten minste ons gebrek
aan moed willen verbergen
Het lag voor de hand, dat ik de berghut
opzocht die wij die morgen verlaten had
den. Daar zou ik de morgenschemering af
wachten.
In de hut lag nog hout genoeg. Ik maak
te een vuurtje en sprak mijn proviand aan.
Gewoonlijk geeft een berghut je na de ver
moeienissen van een bergtocht een gevoel
van welbehagen; en dat gevoel wordt in
aanzienlijke mate versterkt door de be
perkte ruimte, door de houten wanden van
de hut en door de warmte die je als het wa
re lief omzwachteld. Daar heb je boven
dien een brits, daar vind je slaap, slaap,
slaap.
Wat een weelde is de slaap Maar ik kon
de slaap niet vinden. Ik voelde een beklem
mende spanning in mij. Hier was ik gedu
rende de voorbije nacht met Langer. En nu
was ik alleen; alleen in een nacht van
sneeuw en ijs. Ik hoorde de witte god van
de wind tegen de wanden van de hut. Ik
dacht aan Langer. Ik dacht aan de mensen
in het dal. Aan de mensen thuis. Aan de
vrouw en de dochter van Langer. Ik dacht
aan zovéle mensen. De wereld werd zo
groot. Zo groot als liefde eenmaal zijn
kan.
Ik sloeg mijn agenda op. 25 december.
Ik schrok. De Kerstnacht hadden wij, ik en
Kurt, hier doorgebracht. Wij zaten bij het
vuur en dachten aan niets. Wij aten vlees
uit blikken doosjes, broederlijk spoelden
wij het eten door met rode wijn en nadien
had ik gezien dat Kurt zeer stil geworden
was en dat hij, terwijl ik mij reeds op mijn
brits neergestrekt had, in een notitieboekje
aan het krabbelen was geweest.
Wat zou hij allemaal neergekrabbeld heb
ben. Dacht hij toen aan zijn witte dood
Beneden in het dal was het Kerstfeest.
Vrolijke, blikkerende gezichten. Mannen en
vrouwen die het feest uitstralen. Mensen
die herboren schijnen te worden. Nieuwe
mensen, goede mensen
Daar had je weer die felle rots. Die ga
pende afgrond. Kurt die ik zag vallen. Ik
hoorde hem roepen. Ik zag het bloed tap
pelings uit zijn mond lopen. De sneeuw
werd rood. De nacht werd bloed.
Ik wreef' de koortsige slaap uit mijn
ogen. Ik wilde opblijven. Waken.
In het dal zou men niets vermoeden. Of
toch Maar het zou zo lang niet meer aan-
duren of in de krant zou een kort bericht
verschijnen. Zodra ik terug was.
De Duitser Kurt Langer, die een poging
aanwendde om de St. Cimaxberg te be
klimmen, is verongelukt. Tot op heden kon
men zijn lijk niet bergen...
Natuurlijk zou dat in felle geuren en
kleuren worden naverteld. Een krant stelt
zich niet tevreden met een zakelijk be-,
richt; de lezers zouden dat ook maar ma
gertjes vinden; een dooie ooievaar vult men
op met zaagmeel, een bericht heeft ook iets
dergelijks nodig. Anders zakt het door me
kaar als een ooievaar; ja, als een wankele,
lege ooievaar. Gek eigenlijk, welke gekke
gedachten spookten nu ook al door mijn
hoofd Het kwam door de vaak, het kwam
door de nacht, het kwam door die hartver
scheurende eenzaamheid.
Kon ik maar naar het dal. Naar het
feest, naar de mensen die blij waren, wier
blijdschap voelbaar was doorheen hun
warme winterkleren.
Het was voor de eerste maal in mijn le
ven misschien dat ik de grote kracht van
Kerstmis besefte.
E. DE GRAEF.
CHRISTUS' GEBOORTE (Mozaïek uit de tweede helft van de 12de eeuw, Paienno)