BRUISENDE DRANK JAN CLERCKER cf de Laatste Binders van Vlaanderen AGATHA CHRISTIE 40 «Ja, welke indruk Ik vermoed, juffrouw Lessing, dat u zelden iets ontgaat.» «Nu dan, ik kreeg de indruk, dat zijn ergernis veel groter was dan anders. Hij had zulke dingen al eerder bij de hand gehad, weet u Vorig jaar bijvoorbeeld is Victor Drake in het land geweest en toen verkeerde hij ook al in moeilijk heden. Wij hebben hem toen op de boot gezet naar Zuid-Amerika en vorige maand juni heeft hij nog eens om geld geseind. Hij kende zulke dingen dus best. Maar deze keer was het telegram juist ge. komen op de dag dat hij dat diner- tje gaf. Hij leek me daardoor zo in beslag genomen te zijn dat hij nu veel bozer was dan anders.» «Trof het u ook als iets vreemds dat hij dit dinertje wilde geven «Ja, eigenlijk wel. Hij deed be paald ongewoon. Hij was opge wonden... als een kind bijna.» «Is de gedachte ook bij u op gekomen welke bedoeling hij met dit feestje kan hebben gehad «U bedoelt, omdat het precies het evenbeeld van het vejaars- dinertje van een jaar geleden moest zijn Toen mevrouw Barton zich van het leven heeft beroofd?» «Ja.» «Eerlijk gezegd heb ik het een zonderlinge gril van hem gevon den.» «Maar George heeft u er geen verklaring voor gegeven of iets van zijn motieven medegedeeld Zij schudde ontkennend het hoofd. «Vertelt u eens, juffrouw Les sing, heeft u er ooit aan getwijfeld dat mevrouw Barton zichzelf van het leven heeft beroofd Vol verbazing zei ze «Neen, geen moment.» «Heeft George u nooit verteld dat hij geloofde dat zijn vrouw was vermoord Zij keek hem recht in de ogen. «Geloofde George dat dan «Ik merk dat dit een nieuw ge zichtspunt voor u is. Ja, juffrouw Lessing. George had nameiijk anonieme brieven ontvangen waar in stond, dat zijn vrouw geen zelf moord Jiad gepleegd, doch van het leven was beroofd.» «O, was hij daarom zo vreemd in de afgelopen zomer I Ik dacht al wat heeft hij toch «U wist dus niets van die ano nieme brieven «Niets hoegenaamd. Waren het er meer dan een Hij heeft er mij twee laten zien» «En daar heeft hij mij nooit iets van gezegd I» Er klonk een zekere gekwetstheid uit, dat George haar daarvan niets verteld had. Race zag haar enkele ogenblikken aan en vervolgde i «Nu, juffrouw Les sing, wat is uw oordeel Acht u de mogelijkheid aanwezig dat George zelf een eind aan zijn leven heeft willen maken Zij schudde van neen. «O nee, dal nooit «Maar hij was toch van streek, zei u, zenuwachtig opgewonden «Zeker, maar dat was hij al ge ruime tijd. Nu begrijp ik waarom. Nu begrijp ik ook, waarom hij zo vervuld was van dat dinertje van gisteren. Hij moet er een bepaalde- bedoeling mee gehad hebben. Hij heeft zeker gedacht, wanneer de zelfde gasten onder precies dezelf de omstandigheden bijeenkwamen, dat hij dan iets naders te weten zou kunnen komen... die arme George, wat moet hij allemaal in zijn hoofd hebben gehaald I» «Maar wat denkt u zeli van Ro zemarijn Barton, juffrouw Lessing, acht u zelfmoord nog altijd waar schijnlijk in haar geval Zij fronste het voorhoofd. «Ik heb eigenlijk nooit aan een andere mogelijkheid gedacht. Het leek mij zo voor de hand te liggen.» «'Een geestelijke inzinking dus, na haar ernstige griep «Ja, misschien ook nog iets meer. Zij scheen mij niet gelukkig. Dat was duidelijk te zien.» «Kunt u daarvan ook do reden gissen «Och, dat wel. Ten minste ik had wel enig vermoeden. Natuur lijk kan ik mij vergissen. Maar vrouwen als mevrouw Barton hou den hun gevoelens moeilijk ver borgen. Niet, dat ik geloof, dat mijnheer Barton er enig vermoe den van had... maar zij voelde zich beslist ongelukkig. En ik weet ook, dat zij op die avond hoofd pijn had, behalve dat zij zich slap voelde na de griep.» «Hoe wist u van die hoofdpijn?» «Dat heb ik haar aan mrs. Far- raday horen vertellen... in de kleedkamer, waar wij onze man tels lieten en de laatste hand aan ons toilet hebben gelegd. Zij wou graag een cachet Faivre hebben. Gelukkig had mrs. Farraday er een bij zich, dat heeft zij haar gegeven.» Kolonel Race hield het glas, dat hij aan zijn mond wilde brengen, halverwege stil. «En heeft zij dit ingenomen «Ja.» Race zette zijn glas weer neer, zonder te hebben gedronken. Het meisje dat tegenover hem za;, leek onbewogen en scheen zich niet bewust dat zij iets zeer be langrijks had gezegd. Ja, het was zelfs van zeer groot belang ge weest. Het betekende dat Sandra die, wat haar plaats aan tafel be treft, moeilijk iets ongemerkt in Rozemarijns glas had kunnen doen een andere mogelijkheid had ge had haar het vergif toe te dienen. Zij had het Rozemarijn in tablet- vorm kunnen geven, voordat zij aan tafel ging. Gewoonlijk duurde het slechts enkele ogenblikken eer een cachet was opgelost, maar misschien was dit geen gewoon cachet geweest. Er had gelatine of iets anders omheen kunnen zit ten. Of Rozemarijn kon het eerst later op de avond hebben ingeno men. Kortaf stelde hij de vraag «Hebt u gezien, dat zij het in genomen heefi «Pardon Hij zag aan haar gezicht dat zij haar gedachten er niet bij had gehad. «Hebt u gezien, dat Rozemarijn dat cachet heeft ingenomen Verschrikt keek Ruth hem aan. «Ik... neen, dat heb ik niet. Zij bedankte mrs. Farraday alleen, toen zij het kreeg.» Rozemarijn had het dus in haar tasje kunnen doen en tijdens de kabaretvoorstelling, toen de hoofd pijp erger werd, in haar glas met champagne tot oplossing kunnen brengen. Een veronderstelling... een zuivere veronderstelling... maar niettemin... een mogelijk heid I Ruth vroeg «Waarom vraagt u dal Haar ogen stonden plotseling waakzaam, vol vragen. Hij zag, om zo te zeggen, dat zij haar konklusies trok. Nadruk verboden vervolgt door S1LVAIN VAN DER GUCHT en LODEWiJK VAN LAEKEN 89 Genade I Genade kermde Treems op hartverscheurende toon Maar de man hoorde niet, ten minste hij scheen geen acht op het angstgeschreeuw van de advokaat te geven Langzaam had hij zich gebukt en een zware rotsblok opgetild, een klomp steen door vijf mensen handen niet te bewegen. Hij hief hem op, hoog boven hei hood en maakte zich gereed om hem op de rampzalige testamentrover te werpen, hem er mee te verplet teren. Treems zag het gevaar; de doodschrik bekroop hem... hij wentelde en kantelde zich op de grond, steunde dat het aandoen lijk was, smeekte om genade, stak de hand afwerend, maar tevens biddend uit. Maar de man scheen dit alles niet te zien. Hij maakte zich ge reed de advokaat te verpletteren, zijn ogen schoten gengsters; het opperste ogenblik was gekomen. Treems gaf een luide gil. Een donderslag weerklonk, de spelonk stortte met oorverdovend geraas in... alles verging in het niet, in rook. Mijnheer Treems I Mijnheer Treems Het was de meid die de kamer had geopend en de verbijsterde advokaat op de schouder klopte. Treems was wakker geschoten, hij was lijkbleek, koud zweet bor relde hem uit al de poriën zijns lichaams. Hij rilde als een popu lierenblad en wierp verschrikte en verbaasde blikken in het ronde. Mijnheer Treems Mijnheer Treems herhaalde de meid. Treems schoot op en staarde de meid met verbazing en ontzetting aait. Wat is er Er is iemand die u verlangt to spreken. Ik kan hem niet ontvangen. Hij zegt gezonden te zijn door notaris Vosselaer en moet u dringend spreken. Goed. Ik kom. De meid was weg. Treems betastte zich gans het lichaam om te zien of hij geen enkel lid had gebroken. Neen, alles is nog in de rechte plaats, mompelde hij. God dank, voegde hij er verheugd bij, dat dit alles maar een droom is geweest, maar het was verschrik kelijk I Hij schouwde met rustige blik ken rond zich; hij herinnerde zich nu alles... Daar lag het vervloekte geld, waarvoor hij een der schrik- kelijkste misdaden had begaan. Weg verderfelijk metaal I raasde hij, schuld van mijn onge luk Dit zeggende schopte hij het lederen tasje met de voet weg. Hij begaf zich vervolgens voor een spiegel en toen bemerkte hij welke verwoestingen de nacht op hem had gemaakt; zijn haren wa ren wit geworden en diepe rim pels liepen door zijn voorhoofd. Hij waste zich, schikte zijn das in de plooien en begaf zich naar beneden in de ontvangstkamer. Hij opende de deur. Plotseling geeft hij een ijselijke schreeuw en valt met bonzend ge weld tegen de muur van de gang. Voor hem stond dezelfde man, die hij in zijn droom had gezien en hem rekenschap had gevraagd over zijn euveldaad. De man met de zwarte, grote baard, de breed gerande hoed diep over de duivel se ogen getrokken... ooo HOOFDSTUK XX GABRIELLE DE MONTMIRAIL. Op 't gerucht van de val kwam de meid toegelopen en deze zag haar meester, te midden van de gang uitgestrekt liggen. Over hem heengebukt stond de zwartgebaar- de kerel, het dacht de meid dat een satanische glimlach om zijn lippen speelde en een vuige glans zijn oog ontsprong. Zij ook stiet een kreet van ai- grijzen uit en dekte het gelaat met de handen. De vreemdeling richtte zich op en stond thans als een herkuul voor de meid. Haast u, beval hij kortaf, breng water. Ze liep naar de keuken, pompte in een schotel wat regenwater, deed er azijn en zout in en bood het vervolgens de vreemdeling aan. Dank u, zei hij kortai. In plaats van zachtjes het ge laat van de in zwijm liggende ad vokaat te besprenkelen goot hij de inhoud van de schotel met ge weld in zijn gezicht. De uitwerking liet zich niet lang wachten. Een huivering doorrilde het lichaam van Treems. Hij deed de ogen open. De meid, die de brutale handel wijze van de vreemdeling met ver ontwaardiging had gadegeslagen, riep hem boos toe Ongelukkige! Wat deedt ge, zijt ge niet beschaamd Maar de man stak gebiedend do hand naar haar ui! en zei Ga 1 Dit klonk zo besloten, zo gebie dend, het vuur dat uit zijn ogen schoot was zo heftig, dat de meid ontzet achteruit deinsde en met gebogen hoofd zich in de keuken ging verbergen, haar meester met de vreemdeling alleen latend. Treems ontwaakte gans uit zijn bedwelming; de man nam hem in de armen en droeg hem in het sa lon op een sofa. Daar kwam de advokaat spoe dig bij; denkend staarde hij de ruwe vreemdeling aan en toen hij zich scheen te herinneren, groef den er diepe rimpels in zijn voor hoofd. Doch hij bleef kalm, hij scheen gelaten in zijn lot, voorbe reid op alles, onverschillig wat het ook mocht zijn. De vreemdeling liet zijn bran dende blik oplettend op hem rus ten en sprak met zware stem Ik heet Jan Vermeulen en werd naar hier gezonden door de notaris Vosselaer. Ik weet het, knikte Treems. Dit antwoord, dat Vermeulen enigszins verwonderde, hoorde hij achteloos aan; hij vervolgde Hij heeft mij gezegd dat ik bij u zou komen inwonen... Om de bliksem niet riep Treems, ik ben meester in mijn huis en zal nooit gedogen dat hier iemand de baas komt spelen. De vreemdeling schokschou derde. Wat Pem zegt is goed ge zegd, wal, Pem doei 's g°ed 9e" daan. Pem is onze kapitein en ik zijn dienaar. -- Pem, wie is dat vroeg Treems enigszins verbaasd en ge- ergerd. Pem is Pem, 't is te zeggen onze meester. Wie uw meester is weet ge maar al te goed, hij is ook mijn meester. Hij heeft Devo- len, ik gehoorzaam. - Niemand is mijn meester, niemand, hoort ge Vermeulen lachtte. Onnozelaar I En met gebiedende stem er bij voegende, beval hij Roep uw meid De advokaat bewoog niet. Roep de meid, of moet ik zo zeli roepen Treems bleef beweegloos. Vermeulen trad dan naar de bel en belde. Een stond nadien klopre de meid aan de deur der kamer. Katrien, zei Vermeulen, toen de meid was binnengetreden, van dit ogenblik af zult ge mijn beve len gehoorzamen. Ik ben de voogd van mijnheer de advokaat, het schijnt dat de jongen in de laatste tijden wat veel geld naar de speel bank bracht. Ik ben hier de mees ter en mag hier bevelen geven... Ga nu De meid zette grote ogen op boog en vertrok. Wie nog groter ogen opzette was Treems, van verbazing kon hij geen woord uiten. Hij bezag de man met wijd opengespalkte ogen. Ge weet dus, sprak deze, waaraan u voortaan te houden; ik wil hier heer en meester zijn. Het bloed steeg de advokaat naar het hoofd; zijn waardigheid als mens bruiste hem naar het brein; wat kwam die vreemdeling hier doen"? Wat kon hem notaris Vosselaer en al de Pems ter we reld schelen. Was hij dan geen meester meer over zfjn doen en laten Weg met die kerel I Hij sprong op, balde de vuisten, zijn ogen schoten vuur en dreigend kwam het uit zijn mond Schelm, met wat recht zijt ge hier binnengedrongen Eruit, of ik laat u door de gendarmen op straat werpen. Juist op dit ogenblik sloeg de klok, die in de vorm ener schouw- garnituur de marmeren schouw plaat versierde, twaalf uur. Jan Vermeulen keerde zich om en be schouwde met een spottende glim lach het uurwerk en telde de sla gen. Twaalf uur, zei hij, het is volbracht. Wat vroeg Treems sidde rend. Vermeulen naderde hem en fluis terde hem iets in het oor. De advokaat sidderde als een riet, zijn knieen knikten onder zijn lichaam. Ach, genade, genade, kerm de hij, zeg niet dat ik plichtig ben. Het is uw schuld, vriend spotte Vermeulen, Rigault is ge vallen door uw verwittiging, gij hebt hem in de valstrik gelokt door uw brief... Nu genoeg over die zaak... Ik ben hier gekomen, niet om u verwijten te maken, maar enkel omdat het Pem zo wil... Wees nu maar niet erg boos of tegenstrevig; al de pogingen die ge zoudt aanwenden zouden niet dienen dan om u nog dieper ip de strik te verwarren. Wees braaf en we zullen de beste vrienden zijn. De advokaat was te zeer ter neergeslagen om tegen te strib belen; het visioen van de verlopen nacht doemde weer als een grijn zend spook voor zijn blikken... hij voelde het maar al te wel dat hij niets vermocht tegen de geheime macht die hem omringde en hem fataal verpletteren zou I Nadruk verboden vervolgt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1968 | | pagina 10