BRUISENDE
DRANK
JAN CLERCKER
of de Laatste Binders van Vlaanderen
AGATHA CHRISTIE
4t
Daarop zei ze »Nu begrijp ik
het. Nu begrijp ik, waarom George
dat buitenhuis heeft gekocht, vlak
naast de Farradays. Nu begrijp
ik ook, waarom hij mij niets van
die brieven heeft verteld. Dat vond
ik daarnet al zo vreemd. Maar
natuurlijk, als hij gelooi heeft ge
hecht aan die brieven, was hij er
van overtuigd, dat een van de gas
ten aan tafel zijn vrouw had ver
giftigd. Dan had ik dus ook de
schuldige kunnen zijn I»
Op vriendelijke toon stelde
Race zijn vraag «Had u enige
reden om Rozemarijn Barton te
vermoorden
Eerst dacht hij, dat zijn vraag
niet goed tot haar was doorge
drongen, zo stil zat zij aan tafel,
met neergeslagen ogen. Maar met
een zucht sloeg zij haar ogen op
en keek toen recht in de zijne.
«Dat is een van die dingen, waar
over je liever zwijgt. Maar het is
toch beter, dat u het weet. Ik was
verliefd op George Barton. Zelfs
al voor hij Rozemarijn kende. Ik
geloof niet, dat hij er ooit iets van
heeft gemerkt... het kon hem trou
wens ook weinig schelen. Hij was
wel op mij gesteld... heel erg
gesteld zelfs... maar niet op die
manier. Maar toch, dacht ik, had
ik een goede vrouw voor hem kun
nen zijn... ik had hem gelukkig
kunnen maken. Hij hield van Roze
marijn, maar was niet gelukkig
met haar.»
Zachtjes vroeg Race «En u
kon Rozemarijn niet uitstaan
«Zo is het inderdaad. O, ze
was charmant en bijzonder aan
trekkelijk. Maar tegen mij is ze
nooit aardig geweest. Ik had gloe
iend het land aan haar. Ik kreeg
een schok bij haar dood... vooral
door de manier, waarop zij aan
haar einde is gekomen, maar ik
heb er toch geen moment verdriet
over gehad. Ik geloof, dat het eer
der een opluchting voor mij was.»
Zij wachtte even. «Toe, laten we
het ergens anders over hebben.»
Race ging terstond op dit voor
stel in. «Ik wilde graag dat u mij
eens precies vertelde, wat u zich
van de dag van gisteren herinnert
van 's ochtends af, in het bijzon
der alles wat George gezegd
heeft.»
Ruth vertelde hem nu van zijn
ergernis over Victor Drake, van
haar telefoongesprek met Buenos
Aires en George's tevredenheid,
toen de zaak geregeld was. Ver
volgens beschreef ze hun aan
komst in het Luxembourg en hoe
George zich een hypernerveus
maar joviaal gastheer getoond
had. Haar verslag klopte in alle
bijzonderheden met hetgeen Race
al wist.
Met bezorgde blik bracht Ruth
onder woorden hetgeen hem zelf
in verlegenheid bracht. «Het kan
geen zelfmoord zijn geweest...
daar ben ik zeker van... maar hoe
zou het een moord kunnen zijn
Ik bedoel, wie had hem kunnen
vergiftigen Niemand van ons kan
dat hebben gedaan. Heeft iemand
anders dan iets in zijn glas ge
daan, toen wij op de dansvloer
waren Als dat zo is, wie kan dat
dan in 's hemelsnaam geweest
zijn Het lijkt allemaal zo onwaar
schijnlijk I»
«Getuigen verklaren, dat nie
mand tijdens de afwezigheid van
de gasten in de buurt van de tafel
is geweest.»
«Dan valt er geen touw aan
vast te knopen. Cyaankali komt
niet vanzelf in je glas I»
«Heeft u geen enkel vermoe
den Denkt u nog eens goed over
alles na Is er niets, dat enige
argwaan bij u wekt Al is het nog
zo iets miniems
Hij zag enige verandering op
haar gezicht en even iets van on
zekerheid in haar ogen. Het duur
de slechts een klein, ondeelbaar
moment voor zij verklaarde «Nee
werkelijk niets
Maar er moest toch iets zijn ge
weest. Daarvan was hij nu over
tuigd. Zij moest zeker iets hebben
gezien, gehoord of opgemerkt wat
zij om een of andere reden niet
zeggen wilde. Hij drong niet aan.
Hij wist, dat zoiets bij een meisje
van haar slag niet baten zou. Maar
toch was er iets geweest I Dit te
weten schonk hem nieuwe moed
en vertrouwen. Het was het eerste
bewijs van een barstje in die on
doordringbare muur, waarvoor hij
stond.
Na de lunch nam hij afscheid
en reed rechtstreeks naar Elvaston
Square. Hij dacht over de moge
lijkheden van Ruths schuld. Over
het algemeen had hij een gunstige
indruk van haar gekregen. Zij had
een volstrekt openhartige, eerlijke
verklaring afgelegd. Zou zij tot
een moord in staat zijn Dat wa
ren immers de meeste mensen als
puntje bij paaltje kwam. Niet tot
moorden in het algemeen, maar
wel tot een moord in een speciaal
geval. Daarom was het zo moeilijk
iemand van de aanwezigen uit te
sluiten. Deze jonge vrouw bezat
bijvoorbeeld de nodige koelbloe
digheid. Zij had motieven ook.
Door Rozemarijn Barton uit de
weg te ruimen zou zij een kans
bij George hebben gekregen. Maar
haar liefde voor George, zo die
werkelijk bestond, kon weer niet
als motief gelden om George uit
de weg te ruimen.
George had anonieme brieven
ontvangen. Van wie waren die
George had zelf vermoedens ge
kregen... en een valstrik gespan
nen. Had Ruth hem toen het zwij
gen opgelegd Ook alweer niet
waarschijnlijk. Dat immers zou op
paniekstemming moeten wijzen en
Ruth Lessing was geenszins het
type, dat onder invloed van een
paniekstemming zou handelen. Ze
had heel wat meer hersens dan
George en zou met het grootste
gemak aan iedere val zijn ontlopen
die hij voor haar had opgezet.
Het zag er dus niet naar uit
dat het geval-Ruth hem een stap
verder had gebracht.
ooo
HOOFDSTUK VI
Lucilla Drake verklaarde dat zij
het bijzonder op prijs stelde kolo
nel Race te ontvangen. De gordij
nen waren dicht en zij trad, geheel
in de rouw, het vertrek binnen, een
zakdoek tegen de ogen drukkend.
En natuurlijk was het haar onmo
gelijk iemand te ontvangen, maar
zo'n goede, oude vriend van die
beste, lieve George... was altijd
welkom. En wat was het toch een
vreemd gevoel, geen man meer in
huis te hebben. Je stond nu ge
woon overal alleen voor... Wat
bijzonder vriendelijk dus, al zo
vlug te komen...
Zo kabbelde een stroom van
woorden een kwartiertje voort,
zonder dat Race er in slaagde
enige wending aan het gesprek te
geven. Hij hoorde alle bijzonder
heden van hun zomerverblijf in dat
afschuwelijke, vochtige huis waar
zoveel wespen waren geweest en
kreeg tot besluit een uiterst vlei
end getuigenis aan te horen over
die deugniet van een Victor, die
zijn hele leven toch zo'n lieve jon
gen voor zijn moeder was geble
ven.
Nadruk verboden vervolgt
door
SiLVAiN VAN DER GUCHT
en
LODEWIJK VAN LAEKEN
90
Hij zou dus toegeven, lijdzaam
de toekomsi inblikken... de zaken
aiwachiep,,
Nu zie ik dat ge braver
wordt, lachtte de vreemdeling,
gee; me thans de hand, we zullen
goede vrienden worden.
Werktuigelijk stak Treems de
hand uit en drukte deze van die
duivelse persoon.
Katrien zag de handelwijze van
Jan Vermeulen met lede ogen aan
en mompelde luid, maar 'i hielp
toch niet. Haar meester scheen
zelf geen acht meer op haar te
slaan, hetgeen de oude huisvrouw
met nog meer verdriet vervulde.
Dagen en dagen verliepen.
Het nieuws van de moord op
Rigault werd bevestigd, gans de
stad was er vol van. In de eerste
dagen liet Treems zich niet zien,
vrezend dat de mensen hem van
de misdaad zouden beschuldigen,
want hij dacht dat men zijn euvel
daden op zijn aangezicht lezen
kon.
De vreemdeling sloeg hem zorg
vuldig gade en scheen innerlijk te
vreden over hem. De notaris Vos-
selaer was reeds drie, viermaal
bij de advokaat geweest. Treems
had hem bij het eerste bezoek
verweten dat hij afschuwelijk van
hem misbruik had gemaakt, dat
hij hem in een afgrijselijke valstrik
had gelokt, maar de notaris had
hem eens terluiks van onder zijn
blauwe bril aangekeke» en hem
toegesnauwd
Wie heeft er uit die misdaad
honderdduizend frank getrokken
Dit had Treems volkomen ge
muilband; hij voelde zich met han
den en voeten gebonden aan het
goeddunken van die schelm.
Vosselaer kwam zich overtuigen
of de papieren die betrekking
hadden op het erfdeel van de
Montmirails, verdwenen waren,
want hij giste, dat het gerecht de
zaakgelastigden van het meisje
rekening zou gevraagd hebben van
de sommen.
Zo geschiedde het inderdaad.
Veertien dagen na de moord op
Rigault bood zich een slanke in
't zwart geklede juffrouw aan ter
studie van de advokaat Treems en
vroeg aan de meid of zij ook de
advokaat kon spreken.
Zeker, mejuffer. Wie heb ik
de eer aan te dienen
Gabrielle de Montmirail.
Gabrielle, de dochter van de
graaf, arm meisje kreet de oude,
Katrien. Wat zijt ge groot gewor
den, maar tevens ook vermagerd
en bleek.
Zij leidde haar in 't salon, waar
zij op Treems wachtte.
Ondanks de voorzorgen die hij
had genomen om zo kalm mogelijk
te schijnen in tegenwoordigheid
van zijn slachtoffer, verbleekte hij
toch toen hij haar naam hoorde
noemen.
Bleek als een dode kwam hij
naar 't salon en reikte de wees de
hand. Deze viel wenend om zijn
hals en snikte het aan zijn borst
uit.
Ach, lieve, goede voogd, ik
ben toch zo ongelukkig.
Arm kind, stamelde de vals
aard. God beproeft u zo wredelijk.
-- Hij was de laatste bescher
mer waarop ik rekenen mocht, er
blijft me nu niets anders dan een
zwakke vrouw meer over, de oude
Gudula...
En telt ge mij dan niet
vroeg de advokaat.
Gij, ja, 't is waar, lieve
voogd, vergeef het me dat ik soms
door mijn vergetelheid kwetste...
ik weet waarachtig niet waar mijn
zinnen staan.
Arm kind, ik begrijp uw
droefheid.
Die arme heer Rigault,
moest hij dan toch zo aan zijn
einde komen
Helaas I En de gevolgen die
deze manslag achter zich slepen
zal, zijn ontzettend.
Wat wilt ge hiermee bedui
den
Dat hij het leven van een
ongelukkige wees gans verbrijzelt.
Het meisje snikte
Goede, goede Rigault I
Wat denkt ge nu te doen
vroeg Treems.
Ik weet het niet... waar
schijnlijk zal ik mij te Brussel
begeven met de oude meid... de
intresten van hetgeen kon gered
worden van 't fortuin mijner ouders
zal wel voor ons onderhoud vol
staan.
Hm I bromde de advokaat
binnensmonds, nu gaat de kat op
de koord komen. Weet ge dan niet,
vroeg hij met sidderende stem,
welk ongeluk u nog getroffen
heeft
Van bleek werd het meisje wit.
Neen, stamelde zij.
Heeft notaris Vosselaer u
nooit iets van de zaak gezegd
Notaris Vosselaer Neen I
De man zal het zeker te
zwaar voor hem gevonden heb
ben, hij heeft zo'n week karak
ter... God, o God, dat ik u zulks
moet zeggen I
Maar wat is er gebeurd
snikte het meisje, spreek, o spreek
dan toch...
De advokaat nam een flesje uit
een kas en goot enige druppels
van een vocht in een glas dat hij
vol water schonk.
Drink eerst, sprak hij.
Het meisje nam het glas en
dronk.
Het vocht scheen haar wat te
herstellen, want thans vroeg ze
vastberaden
Spreek, lieve voogd, ik ben
op het ergste voorbereid.
Haar grote donkere ogen zagen
hem smekend aan.
't Is zo wreed, zo diep on
gelukkig, dat ik het u liever wil
verzwijgen I sprak de advokaat.
Waartoe is dat goed Ik
moet het immers toch eens weten
wanneer het mij geldt, wedervoer
het meisje.
Treems scheen nog te aarzelen;
de valsaard was evenwel nog niet
volhard in de boosheid; wanneer
hij zijn slachtoffer daar voor hem
zag, onschuldig als een wicht,
schoon als een lentenacht, wier
toekomst hij gans gebroken had,
kwam een hevige knaging zijn hart
folteren; op dit ogenblik had hij
voor haar op de knieen willen val
len en haar alles bekennen; maar
op ditzelfde ogenblik ook rees het
schavot voor zijn blikken op; hij
zag de beul die zich gereedmaakte
om het scherpe mes te laten val
len en voor dit schrikbeeld vlucht
ten zijn goede voornemens.
Helaas, mejuffer Gabrielle,
zuchtte hij, 't is dat Rigault niet
alleen gevallen is...
Niet alleen kreet zij, maar
ik vernam niet dat er met hem
nog een slachtoffer was.
- Ja, er is nog een slachtoffer
en dit slachtoffer zijt gij I
Ja, dat weet ik.
Maar hetgeen ge niet weet,
't is dat ge thans een arme wees
zijt, zonder geld of middelen van
bestaan.
Ik begrijp u niet, sprak ze
sidderend.
Met Rigault, zei ik, is er ook
iets anders gevallen, hij heeft uw
fortuin naar de eeuwigheid mee
genomen.
Mijn fortuin
Ja, dat tot tweehonderddui
zend frank beliep.
Maar dat is niet mogelijk I
Neen, mijn God, dat is niet moge
lijk I kermde Gabrielle, de handen
voor het gelaat slaande en luid
snikkend.
- Het is nochtans zo, lieve,
Rigault moet waarschijnlijk de som
op zich hebben gehad en werd
juist hierom vermoord.
Gabrielle snikte luidop, al de
krachten schenen haar verlaten te
hebben, ze lag in de zetel half in
zwijm en kermde op hartverscheu
rende wijze
O God I O God toch Alles
verloren I Ik ben arm... arm...
Nogmaals kwam het medelijden
het hart van de advokaat bestor
men, hij kreeg deernis met het lot
van de wees dat hij een kloekmoe
dig besluit nam.
Hij hief haar hoofd op en sprak
haar opbeurend toe
Lieve Gabrielle, luister. Ik
heb een groot deel schuld in de
ontvreemding van het geld, 't is te
zeggen dat ik nooit de handteke
ning had mogen laten geven om
het geld af te lossen... Rigault
was zo bang dat notaris Vosselaer
het geld niet zou kunnen terug
storten hebben... want er liepen
kwade onrustwekkende geruchten
over zijn zaken... Rigault kwam
me opzoeken en verklaarde dat
hij het geld wilde terug eisen...
Ik stemde eerst tegen, zeggend
dat de zaken van de notaris zeer
bloeiend waren, dat er geen ge
vaar bestond, enzovoorts... maar
Rigault was niet gerust... hij zou
het geld elders plaatsen, te Gent
of te Brussel... Ik liet me over
reden door de vrees van de arme
man... en gaf de handtekening om
het geld te lichten, 't Was helaas
zijn doodvonnis dat ik tekende,
zonder dat ik het wist... 't Is nu
drie weken geleden dat wij samen
het geld gingen eisen bij de no
taris... Deze ontving ons met de
meeste vriendelijkheid en betaal
de ons onmiddellijk in klinkende
munt de tweehonderdduizend frank
Vosselaer heeft er kwijtschrift van.
Het zal misschien ter ore van de
Binders zijn gekomen dat Rigault
zulke grote som in zijn bezit had.
Hoe het ook zij, hij werd van het
geld beroofd in volle dag, op de
grote baan vermoord, nadat men
hem van al zijn papieren beroofde.
Arme Rigault, zuchtte het
meisje, hij is gevallen om mijnent
wille.
Ge ziet dat ik dus enigszins
schuld heb in het ongeluk dat u
en hem komt te treffen; ik zal dit
zoveel het in mijn macht is trach
ten te herstellen... Ik heb enige
spaarpenningen, die, gevoegd bij.
mijn persoonlijk fortuin, een ronde
som maken; ik stel ze te uwer be
schikking, gans mijn fortuin moogt
ge als het uwe beschouwen.
Het meisje stond op, zij was
getroffen door zoveel offervaardig
heid en opoffering. Zij nam de
handen van de advokaat in de hare
en drukte er een kus op.
Nadruk verboden vervolgt