BRUISENDE DRANK JAN CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen AGATHA CHRISTIE 52 Was het nu maar een vreemde kellner geweest, een die toevallig voor die avond in dienst was Maar Giuseppe en Pierre... en op hen valt geen enkele verdenking.» Iris zuchtte eens diep. «Toch ben ik blij, dat ik het je verteld heb. Nu komt geen mens het te weten, hé Alleen jij en ik weten er van.» Anthony zat haar enigszins be teuterd aan te kijken. «We kunnen het onmogelijk verzwijgen, Iris. Je moet onmiddellijk met mij mee naar die ouwe Kemp. We mogen het niet voor ons houden, dat kan eenvoudig niet «Neen, Anthony, dan denken ze dat ik George vergiftigd heb «Dat zullen ze beslist niet, wan neer je het hun vertelt, kindlief. Het wordt veel en veel erger wan neer jij je mond houdt en ze het naderhand te weten komen. Dan zal niemand jouw verklaring van het geval willen geloven. Als je het nu aandurft, maak je de beste kans «Toe, Anthony, alsjeblieft niet «Luister, Iris, je zit er Ie!"jk in. Dan gaat er niets boven de een voudige waarheid. Je moet denken, je krijgt met de justitie te maken, of je wilt of niet. Kom mee, dan gaan we dadelijk even naar Kernp toe.» Vol tegenzin volgde ze hem naar de gang. Daar lag haar mantel nog over de leuning van een stoel. Hij hielp haar er in. E» spraken opstand en vrees uit haar ogen, maar Anthony bleef onvermurw baar. Hij zei «We pakken op het plein wel een taxi.» Juist toen zij naar de voordeur liepen, werd er gebeld. Iris slaakte een kreet. «O, ik vergat helemaal oat Ruth zou komen om de begra fenis met ons te regelen. Die zal overmorgen moeten zijn. Ik dacht die konden we het best regeieri, als tante Lucilia uit was. Zij maakt er altijd zo'n drukte bij.» Anthony ging naar de vestibule en opende de voordeur, eer het meisje kwam opendoen. Ruth stond voor hen. Ze zag er wat ont daan uit en niet zo onberispelijk als anders. Een grote aktentas droeg zij in de hand. «Het spijt mij erg, dat ik zo laat ben,» begon zij. «Maar de ondergrondse was vreselijk vol en toen heb k nog drie bussen voor bij moeten laten gaan, want er was nergens een taxi te krijgen.» Het was anders niets voor Ruth, dacht Anthony, zoveel verontschul digingen te maken. Een bewijs te meer, dat George's plotselinge dood ieder overstuur had gemaakt. Iris zei «Het spijt me, Anthony maar ik kan nu onmogelijk weg. Wij moeten nu de begrafenis re gelen.» Vastberaden gaf Anthony ten antwoord «Wat wij te doen heb ben is van veel meer belang kind lief... Het spijt me ontzettend, juf frouw Lessing, maar iris moet nu beslist even met ine mee. Het is van het hoogste belang.» Vlug zei Ruth «O, maar dat kan best, mijnheer Browne, ik kan ook alles straks even met mevrouw Drake bespreken.» Met een lachje voegde zij er aan toe «Ik kan heel goed met haar overweg.» «Ik ben er van overtuigd dat u dat met iedereen kunt, juffrouw Lessing,» gaf hij Dewonderend te kennen. «Heb jij misschien nog bepaal de wensen, Iris «Neen, helemaal niet. Ik stelde alleen voor het samen te doen, omdat tante Lucilia altijd van een vorig besluit terugkomt en je zo slecht met haar kunt opschieten. Je hebt al zoveel aan je hoofd, Ruth. Maar mij kan het weinig schelen, hoe jullie het regelt, het zal wel goed zijn. De doden ko men toch niet meer terug.» Ruth zei niets, maar iris her haalde met een zekere Hardnek kigheid «De doden komen toch niet meer terug «Ga mee,» zei Anthony, terwijl hij Iris bij de arm nam. :Een lege taxi kwam juist over het plein aanrijden. Anthony wenk te de chauffeur en nielp iris met instappen. «Zeg eens, liefste, wat bedoel je vroeg hij, toen hij de chauf feur opdracht had gegeven naar Scotland Yard te rijden. «Wie dacht je dat daar in de gang was, dat je zo nadrukkelijk zei, dat de doden niet terugkomen Dacht je soms aan George of aan Roze marijn «Ik dacht aan geen mens... al leen dat ik begrafenissen iets af schuwelijks v;nd.» Anthony zuchtte eens. HOOFDSTUK Xï! Drie mannen zaten aan een café tafeltje met marmeren blad. Kolo nel Race en hoofdinspekteur Kemp dronken een kop thee. Anthony had een kop koffie voor zich staan. Niet dat hij de kwaliteit daarvan in een Engels café ook maar enigs zins kon waarderen, maar h:j was al blij dat de twee andoren hem als huns gelijke behandelden er, hem in vertrouwen hadden w'llen nemen. Hoofdinspekteur Kemp had Anthony's antecedenten eerst zeer nauwkeurig nagegaan en hem toen als een kollega begroet. «Als je het mij vraagt,» zei de hoofdinspekteur, die een stuk of wat suikerklontjes i.n zijn thee kopje deed glijden, «geloof ik nooit dat dit een rechtszaak zal worden. Daarvoor ontbreekt tot dusver ieder bewijs.» «Meen je dat werkelijk?» vroeg Race. Kemp knikte en nam een slok van zijn thee. «Ik had er mijn enige hoop op gevestigd, dat ik er achter zou komen, wie van de vijf gasten cyaankali nad gekocht. Maar ik heb overal nu! op het request gekregen. Dit blijft zo'n geval, waarvan je zeker weet wie de schuldige is, zonder dat je hem iets kunt maken.» «Dus u weet wel wie het heeft gedaan informeerde Anthony vol belangstelling. «Ja, ik ben innerlijk overtuigd, dat mrs. Farraday de schuldige is.» «Dus dat is uw veronderstel ling vroeg Race. «En de argu menten «De volgende. Zij behoort tot het type van vrouwen, die razend jaloers kunnen zijn. Die bovendien zeer autocratisch van aard zijn. Als een koningin... hoe heette ze ook weer. Eleonore. die de schone Rosamunde de keus heeft gelaten tussen een dolk of een gifbeker. «Alleen heeft ze in dit geval de schone Rozemarijn geen keus ge laten I» merkte Anthony op. Nadruk verboden vervolgt door SILVAiN VAN DER GUCHT en LODEWSJK VAN LAEKEN 101 Wanneer dit alles gedaan was, nam Vermeulen nogmaals de man op de schouders en droeg hem langs een geheime trap, terwijl Clara met een olielamp hem voor lichtte, naar de Dender. Men hoorde het water onder zich pijnlijk klagen; bij hun aan komst vluchtte een ganse troep ratten verschrikt langs alle kanten heen. Vermeulen liet zijn last op de grond vallen, trok een luik open en wierp de arme Po met een doffe plons in het klaterend water. Daarop viel het ijzeren luik met groot gedruis weer toe. We hebben vandaag een schoon daguur verdiend, lachtte hij. Zij gingen terug naar boven. Sprietvlechter wachtte hen daar. De klerk zag er zenuwachtig uit. Clara I riep hij, Clara, waar bevindt zich Gabrielle Ik zocht het ganse huis af, maar kon haar niet vinden. Gabrielle is vertrokken, ant woordde Clara. Vertrokken? Doemnis huil de Sprietvlechter, waar is zij naartoe 'Zie, zei Clara, hem een brief overreikend, die ze uit haar zak haalde. Sprietvlechter las en zijn ogen vertrokken zich woest en kramp achtig. Notaris Vosselaer had het meisje naar zijn bureel laten ont bieden. Een vreselijk vermoeden rees bij Sprietvlechter op. Hij liep naaf de Lange Nieuwstraat en viel als een bom in de kamer van de notaris, die bij het licht van een kaars in papieren aan 't snuffelen was. Waar is Gabrielle riep de notarisklerk; De notaris wierp zich in zijn zetel achterover en begon luid te lachen. Dat verliefd Sprietje toch I gichelde hij. Waar is Gabrielle hernam de klerk dreigend. Zeg het mij, of, zo waar ik leef, ik verbrijzel u de hersenpan. Sprietvlechter had een pistool van onder zijn frak gegrepen en richtte de loop dreigend naar de notaris. Deze sprong op, bleek van woe de, greeep Sprietvlechter bij de pols, rukte hem het pistool uit de ha nd en wierp de klerk met ge weld in een hoek. Ellendige worm I brulde hij, wij hebben de bende vandaag van groot gevaar gered en gij zoudt het spel wederom komen bederven met uw meisje. Dat ik nooit zoiets meer hoor, of... Hij voleindigde zijn zin met een dreigend gebaar. Sedert heeft men nooit meer een spoor gevonden van de onge lukkige wees; misschien was ze bij vader en moeder in de hemel. Wat Treems betreft, men gejoof- de algemeen dat hij zich gezelf- moord had. Het losbandig leven en de verliezen die hij de laatste tijd had geleden zette grond aan deze bewering. Wanneer men hem drie dagen later ten grave voerde, waren er slechts enkele mensen Bij zijn lijkdienst aanwezig. Hoe ernstig de opzoekingen ook waren die men deed naar Po, er kwam geen spoor van. De ratten knaagden zijn lijk stuk en de kab belende Dender zong zijn droevig lijklied. 0 0 0 HOOFDSTUK XXIV DE MENSENJAGER We keren terug naar onze speur honden. John Stiermarck, die tot dan toe aan de voordeur van de wo ning der vermoorde juffrouw was blijven staan, vroeg aan kapitein Delfoer Mijnheer, zijt ge gewapend Ik heb twee zakpistolen en mijn degenstok bij. - Zeer goed. Ik moet niet vra gen of de karabijnen der gendar men geladen zijn, mits ik dit weet. En gij, mijn vrienden Ja, ja, zegden Jan en Victor schier gelijktijdig en zij toonden beide hun pistolen. Het 'doet mij waarlijk ge noegen, mijne heren, want het zou heel gemakkelijk kunnen gebeuren dat wij onze wapens nodig zullen hebben. Ik heb hier ook iets in bei de zakken, waarin erwten steken, die ik wel wenste een binder op te dienen. En nu aan de gang. De voetstappen van de moorde naar tekenden zich nogal beschei- delijk af op de straat. Het was duidelijk te zien dat hij langs de baan die naar Erpe leidt gekomen was en na de moord dezelfde baan weerom was opgegaan; men volg de dan zijn spoor tot op de plaats van het dorp. Hier werd het moeilijker, want daar was veel begankenis geweest van allerlei mensen en dieren. Ook daar het maar half zeven in de namiddag was. kwam er links en rechts volk uit de huizen en wel bijzonder vrouwen en kinderen, die uit nieuwsgierigheid werden gedre ven, om te weten wat deze heren en gewapende soldaten op hun dorp kwamen verrichten. De aanvoerder deed het volk door de gendarmen zoveel moge lijk verwijderen en Stiermarck had welhaast het goede spoor gevon den, hetwelk een ander moeilijk zou hebben kunnen doen; doch de Engelsman was een meester in dergelijke zaken. Op de baan naar Ottergem had de moordenaar zo weinig omzich tigheid gebruikt, dat hij langsheen de dijk was gegaan, waar een kind zijn voetstappen zou hebben kun nen opmerken. Dicht aan de weg, tussen de parochies Ottergem en Zonnegem, stond te dien tijde een herberg, «De Zwingelaar» ge naamd. Hier was de misdadiger ingegaan en zonder twijfel was hij van daar gekomen, gelijk de heer Stiermarck hun met veel kun de deed opmerken, want voorbij het huis vond men geen naderende of zich verwijderende voetstappen meer. De kerel moet zich in deze herberg bevinden, sprak de kapi tein. Mannen opgepast I -Niet te haastig, mijnheer, zei Stiermarck, laat mij hier eerst alles eens terdege bezien. Zij bleven dan, om zo weinig mogelijk opzicht te verwekken, enige schreden van de herberg staan, terwijl de Engelsman alles aan de baan en omtrent het huis nauwkeurig bekeek. - Kapitein, sprak hij in stilte, tot het gezelschap naderend, de man die wij zoeken is hier niet meer aanwezig; hij is er nochtans geweest, want gisteravond is hij hier aangekomen met een paard, dat hij in dit huis heeft gestald, om te voet naar Mere zijn schelm stuk te gaan plegen. Na het vol brengen van de moord is hij met de gestolen voorwerpen terugge komen en is te paard vertrokken, gelijk de paardenhoeven die in de grond gedrukt staan genoegzaam bewijzen. Laat ons hier evenwel eens binnengaan, zei de kapitein. Wie weet of men er geen nadere inlich tingen zal kunnen geven. Ik meende hetzelfde voorstel te doen, mijnheer. Zij traden het huis binnen, waar alles, voor een boerenherberg, er nogal zindelijk uitzag. De baas, die achter iets was gaan verrich ten, kwam juist binnen, toen zij langs de voordeur zich vertoonden. De vrouw zat aan het spinnewiel en beide verschoten, toen zij die vreemdelingen zagen met gewa pende gendarmen. Goede lieden, gij moet van ons niet verschieten, zei de kapi tein. Wij zijn op jacht naar de bin ders en komen u slechts vragen of hier gisteren avond geen ruiter is afgestapt Ja, mijnheer, antwoordde de baas, uit beleefdheid zijn muts af nemend. Zoudt ge niet kunnen zeg gen om welk uur Wel, mijnheer, dit zou moei lijk zijn, zei hij, zich bedenkend en in het haar krabbend. Al wat ik weet is dat het reeds laat be gon te worden, nietwaar vrouw Wel, het kon zo wat acht uur van de avond zijn, antwoordde de vrouw. Heeft hij hier lang verble ven Neen, mijnheer, hij heeft slechts de tijd gebruikt om een pot bier te drinken en toen was hij schielijk verdwenen zonder dat wij opgemerkt hadden waar hij was heengegaan. Mijn man vroeg of hij was doorgegaan zonder zijn bier te betalen, waarop ik bevestigend antwoordde, maar ik voegde er bij dat zijn paard, dat hier gestald stond, toch meer waard was dan een pot bier. En wanneer kwam hij weer Dit kon wel een uur later wezen. Is hij dan dadelijk vertrok ken Neen, hij heeft eerst een druppel gedronken; het begon een weinig te regenen; toch is hij niet blijven vertoeven tot het ophield, maar is te paard gestegen en weg gereden in de richting van Zonne gem, gelijk hij was gekomen. Hebt gij niet gezien of hij drager was van enige voorwerpen? Neen, mijnheer, hij had niets bij zich dat men kon zien, hij zag er diep denkend en teleurgesteld uit en was zeer weinig van zeg- gen. Maar, mijnheer, vroeg de baas verlegen, was die persoon misschien een misdadiger of een binder Wel, wat peinst gij dan man, viel de vrouw in de rede, het ant woord van de kapitein voorko mend, daarvoor was hij veel te deftig gekleed; hij droeg een fijne lakense jas, kaplaarzen, op het hoofd een hoge hoed, naar de mo de der stad, en achter op zijn paard lag een zijden regenscherm. Nadruk verboden vervolgt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1968 | | pagina 10