BRUISENDE DRANK JAM CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen AGATHA CHRISTIE .■^7"":J 10 Nauwelijks hielden zij stil of Moor liep al grollend een einds- weegs de heirbaan op en kwam dan jammerend terug, Jan bij de jas grijpend en voorwaarts trek kend, alsoi hij had willen zeggen gij moogt hier niet blijven staan. Laat mij met Moor voorop gaan, zei Jan, en komt mij voor zichtig achterna. Voorzeker is hier onraad in het spel. En de jongeling, zijn pistolen trekkende, volgde de hond van na bij. Het beest deed juist hetzelfde wat hij in de morgen had gedaan, toen hij Jan naar de kuil geleidde waar men de dode huismeid had begraven; alleen scheen hij nu veel driftiger en liet steeds een hees gejank horen. Een boogscheut verder, aan een der eerste huizen van Melle, bleef hij staan, sprong naar de deur en begon er huilend aan te krabben. - Hier, Moor I riep Jan met gesmoorde stem, achter I de hong gehoorzaamde onmid dellijk, doch met zichtbare tegen zin en ingetrokken staart kwam hij zich achter zijn meester plaatsen. Jan bekeek nu het huis; het was een herberg en op het uithangbord las hij bij het maanlicht «In de Roskam, bij B. Fleeminck, loge ment en herberg». Een floers werd als van zijn ogen weggenomen. Het was im mers de baas "uit. «De Roskam» die hij er van verdacht Moor in een bosje bij Oordegem te hebben doorschoten. Hij hield zich enige stonden stil om te zien of op het gerucht dat de hond had gemaakt niemand uit het huis zou komen, doch alles bleef stil. Misschien had men het niet gehoord of er weinig acht op gegeven. Er lopen toch bij nacht meermaals honden huilend over de straat. Hij trok dan, de hond bedwin gend, terug bij zijn gezellen en gaf driftig aan kapitein Delfoer en Stiermarck te kennen wat er tus sen hem en Moor was gebeurd daags na dn aanslag op het Val kensteen en 'wat hij reeds meer dan een maand vermoedde van de «Juist, de deugniet in de fami lie. U moet weten, ik heb tante Lucilla daarover uitvoerig aange hoord. Ik weet nu letterlijk alles van de familie Marle. Er loopt er gens een rare streep door. Victor is niet zozeer een zwak als wel een misdadig type. Zijn moeder is debiel van vermogens en niet in staat haar gedachten behoorlijk te koncentreren. Hector Marle dronk. Rozemarijn was emotioneel labiel. De hele familie is zwak, uiterst ongunstig gepraedisponeerd.» Anthony stak een sigaret op. Zijn vingers trilden. «Gelooft u ook niet, dat er een gezond bloesempje kan bloeien op een zwakke, des noods vermolmde stam «Natuurlijk kan dat. Maar wie zegt dat Iris Marle een gezond bloesempje is «Ik tel niet mee, want ik houd van haar,» erkende Anthony. «U zegt toen George haar die brie ven had laten lezen, voelde zij zich in het nauw gedreven en heeft ze hem ook maar even vergiftigd.» «Inderdaad, zij is iemand die in paniekstemming tot gekke dingen kan komen.» «Maar hoe heeft ze het spul in George's glas gekregen «Dat, moet ik eerlijk zeggen, weet ik ook niet I» «Ik ben blij dat er tenminste iets 'is, wat u niet weet.» Anthony wipte voor- en achter over op zijn stoel. Zijn ogen ston den nu echt nijdig en vertoonden een gevaarlijke schittering. «U heeft me wel heel wat in mijn ge zicht durven zeggen I» Race gaf rustig ten antwoord «Dat weet ik wel. Maar het moest toch worden gezegd I» Kemp keek hen beiden, zonder iets te zeggen, vol belangstelling aan. Wat afwezig zat hij in zijn baas uit «De Roskam». Wat zegt ge daarvan, mijn heer John sprak de kapitein, zich tot de Engelsman wendend. Mij dunkt dat wij hier niet haastig ge noeg kunnen binnen springen. Stiermarck, nadenkend, gaf ten antwoord - Niet te haastig, mijnheer, laat mij eerst een stond om de herberg gaan zien of ik het spoor van onze ruiter niet kan vinden. Het 'is aardeweg tot aan de stal poort; misschien is daar niet veel getrappeld en kan ik maar enig overblijfsel ontdekken van de in drukken van de hoefijzers, wees verzekerd dat ik deze dadelijk zal herkennen uit al de andere, want grootte, breedte, lengte en nagel- gaten ken ik van buiten. Ga, zei de kapitein, maar wees voorzichtig; wij zullen hier zo lang wachten. Wees gerust, mijnheer, men moet geen oude aap muilen leren trekken... Inderdaad, hij was geen vijf mi nuten afwezig of hij was reeds terug. Wat heb ik gezegd, sprak hij van voldoening glimlachend; ginder aan de stalpoort vind ik voldoende sporen. Ik kan u dan stellig ver zekeren dat de man die wij na jagen, hier gisteren te paard uit dit huis naar Meire is gereden en dezelfde avond is terug gekomen. Kapitein-bevelhebber, zei hij, zich groetend buigende, de moordenaar der weduwe Verpluymen kan u niet meer ontgaan; ik wens u heil en zegen. Ik dank u hartelijk, vriend, antwoordde de kapitein; maar gij spreekt wat vroegtijdig. Tot heden hebben wij de vogel nog niet ge vat. Gij, die alles zo goed weet te overleggen, zult waarschijnlijk een list hebben verzonnen om dit met zo min mogelijk gevaar te doen Niets is eenvoudiger, mijn heer. maar men moet te werk gaan met veel omzichtigheid; want, als men lont riekt, dan zou onze aan slag nog gedeeltelijk kunnen mis lukken. thee te roeren. «Uitstekend begon Anthony plotseling. «We zitten hier niet maar om een tafel theoretische vraagstukken te bespreken. Wij moeten eenvoudig tot een oplos sing zien te komen. Ik wil de waar heid weten... dat ligt me nu veel te na... en ik zal niet rusten voor ik er achter ben. Achter alles wat we nu nog niet weten, zal ik heen jagen, net zo lang tot we de schul dige hebben I Laat ik met de laat ste moord beginnen. Die op Roze marijn is al zo lang geleden, dat we niet precies meer alle bijzon derheden kunnen nagaan. Maar ik weet nog precies wat ik kort gele den vlak voor mijn ogen heb zien gebeuren. Het aangewezen mo ment om cyaankali in het glas van George te doen, was in bet donker tijdens de (cabaretvoorstelling. Maar toen kan het onmogelijk zijn gedaan, omdat ik hem direkt daar op uit zijn glas heb zien drinken, zonder dat er iets gebeurde. Daar na heeft geen mens zijn glas aan geraakt of er iets in gedaan. Maar toen George andermaal dronk, zat er cyaankali in zijn glas. Kan dat?» «Nee, dat kan niet.» beweerde Kemp, «Toch is het zo gegaan,» hield Anthony vol. «Wij komen dus in de sfeer van de goocheltrucs. En dan... moet hij uit een ander glas hebben gedronken dan eerst... O, grote goden I» De twee anderen keken hem nieuwsgierig aan. Anthony greep met beide handen naar zijn hoofd. Hij wiegde heen en weer als ver keerde hij in hevige angst en pijn. Hij riep «Dat is de verklaring... dat is het, natuurlijk, dat tasje... die kellner I» «Wat riep Kemp verbluft, «heeft die jongen het gedaan Zeg ons dan maar spoedig uw gedacht, mijnheer Stiermarck. Vooreerst moeten wij beiden, zonder van iemand vergezeld te wezen :in de herberg te geraken. Ik geloof dat dit zeer gemakelijk zal gaan, want er is nog licht in het voorhuis. Wij vragen dan een pot bier en zetten ons zo dicht mogelijk aan de herbergtoog. Kort daarna moet Victor binnen komen, maar zich houden alsof hij ons niet kent en zich niet ver van de voordeur plaatsen. Eindelijk komt mijnheer Clercker binnen met de hond. Wanneer hij Victor bemerkt, handelt hij alsof hij 'n oude vriend ontmoet, die hij in lange tijd niet heeft gezien en moet hij zeer deel nemend en luidruchtig tot hem spreken. Inmiddels laat hij Moor zijn werk beginnen, terwijl wij ons gereed houden om in alle omstan digheden tussen te komen. Goed overlegd, citoyen John, sprak kapitein Delfoer. Gij zijt waarlijk geld waard voor het ge recht. Mijne heren, hebt gij wel verstaan wat onze opspoorder ge zegd heeft Ja, ja, antwoordden» beide vrienden; wij branden van onge duld om het spel te beginnen. Nog een ogenblik, hervatte de Engelsman. De gendarmen moe ten ondertussen het huis van buiten bezetten; indien er iemand uit vlucht, gevangen nemen, of is hij hun te rap, neerschieten. Bravo I Dat noem ik spreken, zei de overste. Uw raad is onfeil baar goed. Wij gaan die volgen. De toebereidselen waren weldra gemaakt en de kapitein en de heer Stiermarck naderden het huis. Zij duwden aan de deur en deze ging krassend open. Dit was buiten hun verwachting, zij meenden haar ge sloten te vinden. Zij traden de herberg binnen. Twee personen bevonden zich aan de haard, een manspersoon van ongeveer 40-jarige leeftijd en een vrouw die er wat jonger uit zag. Alles was daar zeer in zijn schik en het geleek er in het ge heel niet aan een moordenaars- «Nee, nee,» stelde Anthony hem gerust, «die heeft niets anders dan zijn plicht gedaan, alleen maar zijn kleine steentje bijgedragen. Snappen jullie het Niemand heeft George's glas aangeraakt... Hij is niettemin vergiftigd. George heeft uit twee verschillende glazen ge dronken I Dat is de hele truc I Stom-eenvoudig I Kom mee, even naar buiten. Dan zal ik jullie het kunstje voordoen.» Anthony schoof zijn stoel achter uit, gaf een duw aan het tafeltje en pakte Kemp bij de hand. «Kom vlug even mee.» Kemp keek met een meewarige blik naar zijn halfvolle theekop. «We moeten nog betalen,» sput terde hij. «O, dat komt straks, we zijn zo klaar. Ik zal het je buiten even laten zien. Ga mee, Race Beiden nam hij ze mee naar het trottoir. «Ziet u die telefoon cel «Ja, wat zou dat Anthony zocht in zijn zakken. «Verdraaid, ik heb geen dubbeltje bij me. Hindert niet. Ik kan het ook op een andere manier demon streren. Ga maar weer mee naar binnen.» De drie mannen kwamen bij hun tafeltje terug. Kemps voorhoofd vertoonde een diepe rimpel toen hij het eerst weer plaats nam en zijn pijp van het tafelblad pakte. Race zat Anthony hoogst ver wonderd aan te kijken. Toen nam hij een teug uit zijn kopje. «Alle machtig, wat zit daar een suiker in I» Hij zag hoe aan de overkant van het tafeltje Anthony hem la chend zat aan te kijken. «Hé zei Kemp, die ook een slokje uit zijn kop had genomen. «Dit 'is koffie I» kroeg. De rode stenen vloer schoon geschuurd, tafels en stoelen, pot ten en glazen, alles kraakte van netheid. Aan de wand hing een jachtroer; dat was het enige dat een weinig verdacht had kunnen voorkomen. Maar in de onveilige tijden welke de mensen toen be leefden, vond men dit schier over al, bijzonder sedert men niet meer verplicht was zijn wapens te ver bergen. De mensen van de huize, waar schijnlijk baas en bazin, verschoten in het geheel niet toen zij binnen kwamen. Goede avond, zei de kapi tein, zouden wij hier nog een pot bier kunnen krijgen Wel, waarom niet, mijne he ren Zijt zo goed u neder te zet ten; het is immers niet te laat. Het is daar even twaalf uur geslagen op de dorpstoren, sprak Stiermarck, wij dachten uw her berg reeds gesloten te vinden. Wij zijn niet gewoon vroeg slapen te gaan, hervatte de waar din, opstaande om hun de ge vraagde drank te geven. Onze herberg 'is voordelig bekend van de reizende passanten. Zouden de heren hier misschien willen over nachten Ja, indien het mogelijk is. Wel zeker, ik kan u elk een goed bed gereed maken, want er is hier vandaag geen enkel reiziger om te vernachten. De kapitein en John bezagen elkander; het was juist wat zij wensten. Wij zijn beiden bedienden van de accijns, zei hij, reeds van gisteren nacht op de baan en dap per vermoeid; dus gaan wij hier maar blijven slapen. Gij logeert hier ook voerlieden en stalt paar den, nietwaar O neen, mijnheer, daarvoor 'is onze paardestal te klein. Maar een of twee paarden zouden wij toch niet ontzeggen. Het is hetgeen mij dunkt, want toen wij hier gisteren voor bijtrokken, het was ongeveer het zelfde uur als nu, toen kwam hier «Juistzei Anthony. «Zo is het nou precies met George ge gaan. Hij heeft uit het glas van een van de andere gasten gedron ken, toen ze van ae dansvloer terug kwamen.» ooo HOOFDSTUK XIII Anthony smaakte het genoegen een onmiddellijk begrijpen van de gezichten van zijn kollega's af te lezen. Maar zijn voldoening duurde slechts kort. Want een tweede openbaring leek hem wel een phy- sieke schok te geven. Hij riep «Mijn hemel, die auto, die Iris bijna heeft aangereden... Hij sprong overeind. «Stomme idioot, die ik ben I Ze heeft het me zelf verteld... en ik heb er geen ogenblik bij stilgestaan... Kom mee, maar nu vlug, als 't u belieft I» «Iris zou direkt naar huis terug gaan, heeft ze bij mij gezegd op kantoor gezegd,» stelde Kemp hem gerust. «Wat stom dat ik haar alleen heb laten gaan I» klonk het vol zelfverwijt uit Anthony's mond. «Was er iemand thuis vroeg Race. «Ja, Ruth Lessing. Die kwam de begrafenis regelen.» «Had Iris nog andere bloedver wanten informeerde Race. «Niet dat ik weet.» «Ik geloof dat ik weet in welke richting uw gedachten gaan, maar acht u dat physiek mogelijk «Zeer zeker, als u bedenkt dat wij uitsluitend zijn afgegaan op de verklaring van één enkele getuige» Nadruk verboden vervolgi door SSLVASN VAN DHR GUCHT en LGDEWIJK VAN LAEKEN 103 juist een ruiter aan. 'Dat was geen vreemdeling, zei de baas, die nog niet had ge sproken. Ik was het, die redelijk ver van hier voor zaken uitgereden was en terug kwam. Op hetzelfde ogenblik ging de deur van de herberg open en Vic tor trad binnen. Hij zette zich, volgens afspraak, neer en vroeg een druppel. Dan trok hij zijn pijp uit de zak, vulde die zo onverschil lig mogelijk en kwam deze aan de haard ontsteken. De waard bezag hem zeer op lettend en het scheen dat hij ach terdochtig begon te worden. Het was toch zonderling een wel ge kleed persoon met lintje van het Erelegioen in het knopsgat, zo laat te zien binnen komen. Victor gebaarde alsof hij de eerstgekomenen niet kende, zette zich, toen zijn pijp brandde, weer neer en de bazin bracht hem een glaasje genever. De baas bleef 'intussen Victor met aandacht be zien. Dat is een zonderlinge kerel, zei hij tot de kapitein; het is heel waarschijnlijk een afgedankt sol daat, want mij dunkt dat hij aan de hand is verminkt. Dat is heel goed mogelijk, antwoordde de kapitein. En nog zo laat op de baan. Eenieder heeft het geld niet om zich te doen vervoeren. Ja, maar ik geloof dat dit bij deze man het geval niet is, daarvoor is hij te treffelijk gekleed. Inmiddels zaten de twee eerst gekomenen al op hete kolen. Had den zij kunnen denken dat er zich maar twee mensen in de herberg bevonden, zij hadden al die voor zorgen niet genomen. De man die zij zochten, hadden zij gevonden, daarvan waren zij overtuigd, mits hij het hun zelf had te kennen ge geven en zij brandden van onge duld om hem aan te houden. Even wel besloten zij alles zijn gang te laten gaan en nog een weinig te wachten. Nadruk verboden vervolgt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1968 | | pagina 10