He! Jezuietenpoeder
KININE
Cantate Domino van het
St. Maarteninstituut van Aalst met
Belgisch Kamerorkest in jaarlijks
geestelijk kunstkoncert te Aalst
lÖemer ^bCauóch
in ^^Bellortkelder
3
In de 17e eeuw noemde men het
kostbaar heelmiddel, dat wij thans
«kinine» noemen haast nooit an
ders dan «Jezuietenpoeder». Wij
kennen wel chemische «ersatzmid-
delen» voor kinine, maar in moder
ne oorlogen bv. speelt de echte
kinine, voor de bestrijding van ma
laria en andere tropische ziekten,
vaak een kapitale rol.
De zonderlinge benaming «Jezu
ietenpoeder» is te wijten aan het
feit dat Jezuieten de kinine rond
1640 naar Spanje en naar het door
malaria-koorts aangetaste Europa
brachten. Het was een Spaanse
Jezuiet die de kinine ter kennis
bracht van de pauselijke arts. De
werking van kinine, kininride of
Perurinde was_ wel reeds bekend
aan de inboorlingen van Peru en
van het westelijk Andes-gebergte,
toen de Spanjaard Pizarro Peru
veroverde. Immers, de boom waar
van kinine afkomstig is, groeit in
Peru en is de chinchonaboom.
De ontdekking van de uitwerking
van kinine door de troepen van Pi
zarro anno 1531 gebeurde
toen een door malaria dermate ver
zwakt soldaat in de wildernis
moest worden achtergelaten. Hij
sleepte zich toen moeizaam voort
tot bij een stilstaand water, waar
hij zijn dorst kon lessen, hoewel
het water bitter smaakte. Daarop
viel hij in slaap en was 's anderen
daags van zijn malaria bevrijd.
Toen hij zijn eenheid had vervoegd
en zijn wedervaren vertelde, keer
de de troep om en beproefde het
water in kwestie. Bevonden werd
dat er een bepaalde boomstam in
lag en het water had de kinine
opgezogen.
Toen de echtgenote van de
Spaanse gouverneur van Peru ziek
was, brachten inboorlingen haar
een thee te drinken waardoor zij
volledig genas; het was thee be
reid met kinine. Zij gaf er van mee
aan Juan de Vega, toen die naar
Europa terugkeerde.
Ten tijde van de godsdienstoor
logen waren de mensen vaak zo
wantrouwig dat gevallen gekend
zijn gebleven van protestanten die
liever stierven dan zich te laten
behandelen met «een poer» dat
door katolieke priesters was ont
dekt en aangeprezen. Engeland bv.
dat veel van malariakoorts had te
lijden, was sterk gekant tegen het
gebruik van kinine. De apoteker
Robert Tabor van Cambridge ge
bruikte ze echter verwerkt met
rozenwater en citroensap, dat hij
zelf bezorgde aan de dauphin van
Frankrijk. Zijn gedenkteken in een
kerk van Cambridge draagt als op
schrift «Vernietiger van de koorts»
(Smasher of fever).
Pas rond 1860 lukten Nederlan
ders en Britten er in de kinineboom
te doen groeien in Nederlands In-
die en op Ceylon; op Java, te Tijin-
jiroean bestond 'n grote plantage.
De boom moet zeven jaar groeien
alvorens hij voldoende kinine-stof
kan opbrengen.
Per jaar sterven ongeveer tien
miljoen mensen aan malariakoorts.
In 1820 ontdekten Pelletier en Ca-
ventou het alakaloide kinine in de
schors van de chinchonaboom. Op
het einde van de 19e eeuw ont
dekte Ronald Ross dat de anophe-
lesmug een overbrengster was van
malaria-kiem. Dit toonde de weg
aan die diende gevolgd ter bestrij
ding van de koortsen, maar zolang
deze soort mug niet volledig is
uitgeroeid is en blijft kinine het
probaat middel voor mensen die
aan malariakoorts lijden. En die
mensen zijn er ondertussen wel
van overtuigd dat het «Jezuieten
poeder» wonderen verricht I
In de Belfortkelder loopt thans
een tentoonstelling van de Duitse
schilder Werner Kausch. Zij omvat
een 45-tal werken in verschillende
technieken olie, collage, zeefdruk,
litho e.a.
De schilder werd geboren in
Oberhausen. Na de oorlog studeer
de hij bij Prof. Erich Rhein in Han
nover. Later zou hij in deze stad
als leraar werkzaam zijn en nu
doceert hij aan een kunstschool te
Kassei. Hij stelde tentoon in de
voornaamste Duitse galerijen, in
Parijs en Wenen en thans voor de
eerste maal in Belgie.
Wat Kausch ons in zijn huidige
expositie toont is meer dan een
zondagochtendwandeling waard.
Schepen Van Hoorick, die deze
tentoonstelling, in aanwezigheid
van de schilder en een talrijk pu
bliek opende, was het daarmede
roerend eens. Hij feliciteerde de
schilder met zijn initiatief om in
Aalst tentoon te stellen.
De oudere werken van Kausch
voornamelijk collages, zijn sterke
kombinaties van foto en olie-afwer
king. Zij tonen ons meteen de gro
te artistieke bekwaamheid van de
schilder. Het 'is trouwens op het
artistieke vlak dat de schilder ons
een groot en monumentaal opge
bouwd werk toont. Zijn thema in
deze werken is ongetwijfeld de
ijzer- en staalindustrie. Werken als
«IJzer- en Walswerk» en «Het Rol
werk» tonen dit aan. Verder zijn
er nog de variaties op het thema
«Technische Ballade». In andere
werken uit deze periode toont hij
ook zijn inzicht in de kleurenver-
deling en aanwending.
Zijn latere werken tonen ons de
meer architekturele richting waarin
de schilder thans evolueert. De
mooie plastische vormen, zijn vlak
verdeling en de rake kleuren tonen
ons een gans andere Kausch. Hij
verlaat het terrein van de donkere
en zware industrie. Hij brengt ons
fris en opgewekt nieuw werk. Ook
hier blijft de schilder niet stilstaan.
Hij bewerkt het ganse doek zonder
het te bekladden met buitenissig
heden. De meeste themas zijn ook
verwerkt in zijn grafiek.
Deze tentoonstelling kan worden
aanzien als een der beste van het
voorbije seizoen in de Belfortkel
der. Vermelden we nog dat het
werk «Armaturen» dat aangekocht
werd door het Landelijke Museum
van de staat Hessen in Duitsland,
eveneens wordt tentoongesteld.
De tentoonstelling blijft geopend
tot 6 mei, alle werkdagen van 14
tot 19 u., zondag van 10 tot 12 u.
en van 14 tot 19 u.
D.R.
Op S mei geeft de Schola Cantorum Cantate Domino van Aalst haar
jaarlijks Geestelijk Kunstkoncert in de Sint Maartenskerk te Aalst.
Dit knapenkoor hoeft men niet meer aan het publiek voor te stellen.
Hun optredens in binnen- en buitenland brachten hen immers aan de
top van het internationaal koorleven. Na hun eerste prijs op het Pueri-
Cantores-kongres te Loreto en hun suksesrijke koncerten te Rome in
1966, begon de grote opgang. Deze knapen werkten reeds meermaals
mee aan radio- en televisieprogramma's en verwierven de ere-divisie
in de Provinciale Zangwedstrijd 1968. Op Kerstdag 1967 oogstten
zij sukses in de Londense Queen Elizabeth Hall, waar kontrakten wer
den gesloten voor december 1968 in dezelfde zaal en voor de B.B.C.
Voor het jaarlijks kunstkoncert dat de Schola Cantorum Cantate
Domino aan het Aalsters publiek aanbiedt, nodigden zij dit jaar de
Solisten van het Belgisch Kamerorkest, o.l.v. Georges Maes, en de orga
nist Herman Verschraegen uit.
Het Belgisch Kamerorkest viert dit jaar haar tienjarig bestaan. Zoals
de grote vreemde ensembles, putten zij 'in de schatkamer van vergeten
muzikale kunstwerken en verrijken het kamermuziekrepertorium. Op
deze koncertavond voeren de Solisten o.a. het Derde Brandenburgs
Concert 'in sol groot, en het Concert in re klein voor viool, hobo en
snaren van J.S. Bach uit.
Herman Verschraegen, organist aan de Sint Jozefskerk te Antwerpen,
verwierf in 1960 het hoger diploma voor orgel met de medaille der
regering met grote onderscheiding in de orgelklas van Gabriel Ver
schraegen en 'in 1965 de virtuositeitsprijs der regering voor orgel. Hij
treedt op als solist in het Vierde Orgelconcerto in fa groot, opus 4 van
G.F. Handel.
De Schola Cantorum vertolkt werken van Pergolesi, Gibbons. Britten,
Wuytack en Mores. Het koncert wordt besloten met een Coronationan-
them voor 5-stemmig koor, kamerorkest en clavecimbel van G.F. Handel.
Het wordt een unieke kooravond in de Sint Maartenskerk te Aalst op
8 mei. Aanvang 20 u. stipt. Kaarten Sint Maarteninstituut, Espla
nade 6 Aalst, Tel. 053-213.86, en aan de ingang. Prijzen 75 en 50 fr.
Studenten 30 fr. (B.E.)