BRUISENDE DRANK JAM CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen AGATHA CHRISTIE 57 Ga maar na het bewijs dat Victor Drake werkelijk in Zuid- Amerika zat, berustte enkel en al leen op de verklaring van Ruth Lessing. Ruth heeft verteld, dat hij aan boord van de 'Christobel' was vertrokken. Het is ook weer Ruth geweest, die het voorstel ge daan heeft, op die dag van de dood van George, Buenos-Aires op te bellen. Nu weten we natuur lijk meer. Ogilvie is nooit opge beld en Victor Drake was al weken geleden uit Buenos-Aires naar New York vertrokken. Hen klein kunstje voor hem, dat telegram vooruit klaar te maken en op een bepaalde datum te laten versturen. Een van zijn bekende telegrafische verzoeken om geld, die de indruk moesten wekken dat hij ver weg, in Zuid-Amerika, zat.» «Nou en toen, Anthony «Toen zat hij in plaats daarvan aan een tafeltje naast ons, in het Luxembourg, met een allesbehalve stompzinnige blonde juffrouw.» «Toch niet die afschuwelijk-lelij- ka kerel «Je kunt je heel gemakkelijk een geelbruin gevlekte gelaats kleur aanschaffen, met bloed be lopen ogen... en dan zie je er opeens heel anders uit. In werke lijkheid was ik de enige van ons gezelschap, behalve natuurlijk Ruth Lessing, die ooit tevoren Vic tor Drake ontmoet had... maar ook niet onder die naam. Hoe het zij, ik heb met mijn rug naar hem toe gezeten. In de cocktaillounge her kende <:k wel een Amerikaan, die ik in m:in gevangenisdagen had le ren kennen. Monkey Coleman, maar op dat ogenblik leidde ik zo'n respektabel leven, dat ik niet naar hem toe ben gegaan. Er was ook geen haar op mijn hoofd dat er toen aan dacht, dat Monkey Coleman en Victor Drake dezelf de konden zijn.» «Maar ik begrijp toch niet hoe hij het gedaan heeft.» Hier nam kolonel Race de rol van explicateur even over. «Dat was anders de eenvoudigste zaak van de wereld. Tijdens de kabaret- voorstelling is hij zogenaamd gaan telefoneren en is hij voorbij jullie tafel gewandeld. Drake was ak- teur geweest... en wat nog be langrijker is... ook kellner. De rol van Pedro Morales was een klei nigheid voor hem, maar om keurig om de tafel heen te draaien en volgens de regels van de kunst de champagneglazen bij te vullen, daarvoor moet je vakman geweest zijn. Hij heeft het zo perfekt ge daan dat niemand enige argwaan heeft gekregen. U keek allen naar de voorstelling en niet naar het onderdeel van de tafelbediening.» Met wat aarzeling in haar stem vroeg Iris «En wat heeft Ruth dan gedaan Anthony hernam «Ruth heeft dat papiertje met cyaankali-korrels in je tasje gestopt... vermoedelijk al in het begin van de avond... in de garderobe. Precies dezelfde techniek, die ze een jaar geleden bij Rozemarijn had toegepast.» «Ik heb het altijd al vreemd gevonden, dat George helemaal niet met Ruth zou hebben gespro ken over de anonieme brieven die hij gekregen had. Hij vroeg haar letterlijk in alles om raad.» Anthony lachte hardop. «Natuur lijk heeft hij dat ook gedaan. Zij is misschien wel de eerste ge weest met wie hij er over heeft gesproken. Daarom had zij ze ook geschreven. Nu kon ze hem dat zogenaamde 'plannetje' aan de hand doen. Dat heeft ze eerst voor hem uitgedacht... teneinde de zelf moord numero twee te kunnen ensceneren, begrijp je Wat kon ge later had gedacht, dat jij eerst het haar daarbij schelen, als Geor- Rozemarijn vergiftigd had en nu, uit wanhoop, zelf een einde aan je leven had gemaakt «Als ik nu bedenk dat ik haar graag mocht... en haar in gedach ten al met George had willen laten trouwen «Ze zou vast wel een goede vrouw voor hem zijn geweest, wan neer ze niet die duivel van een Victor had ontmoet. Toen is ze voor hem bezweken en voor het idee zich dat fortuin toe te eige nen. Victor heeft het enkel en al leen om het geld gedaan en Ruth deels om het geld, deels omdat zij Rozemarijn haatte en van Victor hield. Maar zij had zijn methoden vrij aardig overgenomen, toen zij jou op die avond met haar auto heeft proberen dood te rijden en later tante Lucilla in de waan heeft gebracht dat ze weggegaan was, doch in werkelijkheid naar boven is gelopen, naar je slaapkamer. Hoe zag ze er uit, toen ze bij jou kwam Erg opgewonden Iris dacht even na. «Niet zo binnen, zei dat alles naar genoegen erg. Zij tikte op de deur, kwam dat ik geen erge hoofdpijn had. geregeld was en dat ze hoopte Ik zei, dat ik wat wilde slapen en toen pakte ze mijn grote zak lantaarn van tafel op en zei, dat ze die zo mooi vond... maar wat er toen gebeurd is, weet ik niet meer.» Nacfruk verboden vervolgt door SILVAÏN VAN DER GUCHT en LODEWIJK VAM LAEILEN 106 John deed teken aan de kapi tein en deze beval aan de naast- bijzijnde gendarm een kan water te halen. Geen water, sprak Stier- marck, bier of wijn moet het zijn. Deze kerel verdient geen ontbering te leiden, indien hij, zoals hij zegt, geen moordenaar is. Ook is er niets nadeliger om een goede ver klaring te doen, dan het drinken van water. Men ging dan in de kelder een pot bruin bier tappen, welke de verdachte moordenaar aangeboden werd. Deze nam de drank gretig aan en ledigde de inhoud ogen blikkelijk. Dit bracht hem wat tot bedaren; toch bleef hij grammoe dig op zijn broer. Hij wachtte dan ook niet tot John hem opnieuw ondervroeg, maar begon de vol gende belijdenis -De namiddag, de dag voor, de aanslag op de woning van de heer dokter Du Bien te Oordegem, kwam een man de herberg binnen, gevolgd van een zeer schone hond. Hij droeg een valies en had het voorkomen van een reizend koop man. Hij vroeg een borrel, welke mijn broer, Narden, hem gaf. Mijn schoonzuster was juist be zig met het middagmaal op te dis sen. De reiziger verkoos van de maaltijd gebruik te maken en zat mede aan. Zijn oogmerk was, na het eten onmiddellijk zijn weg te vervolgen. Het had gedurende de voor gaande nacht en een deel van de- morgen veel geregend en het weer was op dat ogenblik een weinig opgeklaard. Maar terwijl wij aan tafel zaten begon de lucht schie lijk te verduisteren. De wind blies uit het noorden en er viel een fijne regen. Dit deed de man van plan veranderen. Hij vroeg of er gele genheid was om te blijven tot de volgende dag, wanneer hij verder hoopte te gaan. Die vraag werd hem toestem mend beantwoord, zodat hij be sloot bij ons te overnachten. Hij vroeg daarna een pot bier en zette eich neer om een pijp te roken. J Mijn schoonzuster had die mor gen een partij linnengoed gewas sen en dit lag op het gras te ble ken; van de straat kon men daar gemakkelijk aan en zij was be vreesd van bestolen te worden. Zij zei, als bij manier van spreken, tot de koopman, dat het toch on gelukkig was op een uitkant te wonen, waar het bij nacht krioelde van dieven en binders. Ik heb hier een zeer geleerde hond bij mij, gaf hij ten antwoord; indien ge wilt zal ik hem bevelen uw linnengoed gade te slaan en het zal een ongelukkige worden, die het zou pogen bij dag of nacht iets weg te nemen, want Moor is niet gemakkelijk, hij zou de dief verscheuren. Dat aanbod werd, gelijk gij wel kunt denken, zeer wel aanvaard, bijzonder door mij, die telkens als men waste gedwongen was het wasgoed te bewaken. De koopman stond recht, riep zijn hond en ik volgde hem achter na. Aan de bleek gekomen toonde hij het dier met de vinger de voor werpen die het diende te bewaken en zei Moor, pas op I Laat nie mand hier aankomen of bijt. Ik streelde hem en hij scheen te begrijpen, dat ik niet vreemd was aan zijn meester. Dat is een vriend, zei de koop man, op mij wijzende, die moet gij gehoorzamen evenals aan mij. En de hond begon mij aanstonds alle betuigingen van vriendschap te betonen. Wij lachten samen om die zeld zame onderdanigheid van een dier en begaven ons weer naar binnen, terwijl Moor zich wakend neerlei onder het afdak van de stal, waar het hondenhok nog stond van onze wachthond, die reeds verscheidene weken was gestorven. Terug in huis, zette de vent zich wederom neer en deed mijn broer, die niet mee naar achter was gegaan, aan merken dat het gevaarlijk kon zijn zo lang zonder wachthond te blij ven. De tijden zijn slecht, zei hij, en een hond boezemt toch altijd ontzag in aan dieven en binders. Mijn broer gaf hem volkomen gelijk, zeggende dat hij met de eerste gelegenheid een hond zou hebben gekocht. Het bleef dan daarbij en de samenspraak nam een andere wen ding. Al pratend, vernamen wij dat de man uit Holland was en een kleine handel in lijnwaden en kant dreef. Hij kwam uit Brussel, waar hij enige kanten had ingekocht. Hij pakte enige van dezelfde uit op de tafel en bood ze te koop aan mijn schoonzuster. Zij bezichtigde de kanten met ongemeen genoegen en scheen te willen kopen. Zij bood naar een kant, doch kon het met de koop man niet eens worden omtrent de prijs. Na lang over en weer bieden scheen van de koop niets te zuilen komen; de man ging derhalve wee» aan het inpakken van zijn waren. Terwijl hij daarmee bezig was, liep mijn broer af en aan; mijn schoonzuster gaf haar man toen een wenk en deze riep daarop de koopman ter zijde, hem kwansuis iets in het oor fluisterend. Wat hij hem zegde weet ik niet, doch ik vermoed dat zulks slechts uit list geschiedde; want terwijl de koopman zich van de tafel verwij derde en naar hem toe ging, nam mijn schoonzuster behendig de roi kant weg, deze in haar boezem verbergende. De koopman vermiste echter dadelijk de kant. Hij gaf dit aan de vrouw te kennen. Deze hield zich alsof zij van niets wist. Toen hij staande hield dat de ver miste rql kant er geweest was en dus weer terecht moest komen, begon het wijf hevig uit te varen tegen hem, zeggende onder andere dat hij niet moest denken in een dievenhol te zijn en dat hij anders maar spoedig haar eerlijk huis te ontruimen had. De Hollander liet zich evenwel niet van zijn stuk brengen; hij beweerde hardnekkig dat de kant er gelegen had en ook weer te voorschijn moest komen, al zou het ganse dorp er van ge wagen. Nu begon het wijf te tieren ais een bezetene; mijn broer dreigde de man, onder vreselijke vloeken, de deur uit te werpen als hij zich niet aanstonds stil hield. De koopman, hierdoor meer en meer verbitterd, verweet hem rond uit dat de kant hem daar ontstolen, was, maar zegde dat hij wel zou weten hoe hij zijn goed terug be kwam; middelerwijl nam hij zijn valies onder de arm en zette de hoed op, zich naar de deur wen dende om heen te gaan. Hierop gaf mijn broer hem een vervaarlijke slag met een haard- Ijzer op het hoofd, zodat hij be wusteloos ter aarde tuimelde. Op hetzelfde ogenblik zag ik het bloed gutsend uit de wonde stromen. Hij reutelde nog, maar mijn broer gaf hem met hetzelfde ijzer de genade slag; daarna hoorde ik hem geen geluid meer geven. Ik had al slimme stukken in dit huis bijgewoond en mede helpen uitvoeren, maar zover was hel nog niet gekomen. Toen mijn broer hem de eerste slag toebracht en de koopman bewusteloos ter aarde zonk, kreeg ik toch medelijden met de arme kerel en wilde hem bijspringen; maar het wijf stiet mij terug met een vloek, mij vra gende of ik mij daarmede had te bemoeien. Noch mijn broer noch zijn vrouw waren in het minst ontsteld nadat de moord was voltrokken; zij wier pen elkander wel de ijselijkste ver wensingen naar het hoofd, maar dit was alles. Mijn broer legde mij onder de zwaarste bedreigin gen het stilzwijgen op. Zij beloof den mij verder een goed aandeel uit de valies van de koopman. De vrees echter voor mijn helse broer, die ik niet te goed achtte om mij te vermoorden wanneer hij achter docht kreeg, deed mij zwijgen. Ik was in dit geval gewikkeld; ze konden mij licht als medeplich tige aangeven, wanneer ik hen aan- kloeg; ik kende hen tot alles in staat. Ik was in verscheidene ge vallen van strafbare aard hun me deplichtige geweest; ook hadden zij mij menig schelmstuk helpen ten uitvoer brengen. Daarbij dacht ik, wanneer het op een moord aankomt, dan houd ik mij terug, kortom, dit alles verhinderde mij hen te verraden en het gruwelstuk beletten, ware toch niet in mijn vermogen geweest. Mijn broer vertelde daarna dat hij de kerel alleen vervaard had willen maken en tot zwijgen bren gen; maar dat de slag gemist en hij buiten zijn schuld, hem op het hoofd had geraakt; nu zweeg hij toch ook, vervolgde hij spottend, en hetgeen hij had gedaan moest, volgens zijn zeggen, voor onze vei ligheid geschieden. Ondertussen begon men te over leggen op welke wijze wij ons van de dode zouden hebben ontmaakt. Men dacht dat het geschiktste zou zijn het lijk in het water te smijten. Maar nu opeens dacht ik aan de hond, welke wij midden in de ver warring hadden vergeten. En Moor van de koopman zei ik angstig. Wat gaat gij daarmee aanvangen Indien men hem ziet kan hij ons verraden. Wel, schiet hem dood, gaf mijn schoonzuster ten antwoord, en gooi hem elders in een gracht Mijn broer bleef zich een weinig bezinnen. Neen, zei hij, we mogen het beest hier niet doden en in plaats van ons te verraden zal het dienen om alle vermoedens van ons te verwijderen. Hoor wat ik heb ge peinsd Wij zullen de dode zorg vuldig op de kelderkamer verber gen en gij, Francies, moet als het avond -is geworden, met de hond, die ongetwijfeld u overal volgen zal, mits zijn meester hem met u kennis heeft doen maken, ver van ■hier gaan, ergens in een bos. Daar zult gij hem dood schieten met uw pistool, alles in het rond neertrap pelen en het lederen overtreksel der valies alsook de gaanstok van de kerel daarbij smijten, alsof men hem daar overvallen heeft. Zo moe ten wij niet bevreesd zijn het lijk op de achterkant van ons huis te begraven, Nadruk verboden vervofgt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1968 | | pagina 10