BRUISENDE DRANK JAN CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen AGATHA CHRISTIE 10 53 Iris dacht even na. «Niet zo erg. Zij tikte op de deur, kwam binnen, zei dat alles naar genoegen geregeld was en dat ze hoopte dat ik geen erge hoofdpijn had. Ik zei, dat ik wat wilde slapen en toen pakte ze mijn grote zak lantaarn van tafel op en zei, dat ze die zo mooi vond... maar wat er toen gebeurd is, weet ik niet meer.» «Dat is begrijpelijk,» vulde Ant hony aan, «want toen heeft ze jou een harde tik achter je oor gegeven met die mooie zaklan taarn. Ze heeft je vervolgens te gen de gashaard gelegd en de kra nen wijd opengedraaid, de deur gesloten, de sleutel weer onder de deur naar binnen .geschoven en de mat er onder tegenaan gelegd, zodat geen gaslucht naar buiten kon ontsnappen. Ze kwam zacht jes naar beneden, toen ik Kemp vliegensvlug in de badkamer heb getrokken. Ik ben toen naar je ka mer gehold en Kemp is Ruth Les sing achterna gegaan tot waar ze haar wagen geparkeerd had. Want zie je, haar verhaal dat ze die avond met de bus gekomen was, had mij al erg wonderlijk geleken, niets voor Ruth.» Iris huiverde bij de herinnering. «Het is gewoon afschuwelijk... te moeten denken, dat ze mij had willen vermoorden™ Haatte ze mij dan soms «Dat geloof ik niet, maar zij wenste geen enkel risico te lopen en wilde daarom alle verdenking op jou afschuiven. Ik twijfel geen moment of tante Lucilla had haar fijn verteld, dat je op het punt stond met mij te trouwen... en daarom mocht ze geen tijd verlie zen. Na ons huwelijk zou ik erf genaam zijn geworden en niet tante Lucilla...» «Die arme tante Lucilla. Ik vind het meer dan vreselijk voor haar. Is Victor al gevangen genomen «'Vanmorgen, bij zijn aankomst in New York.» «Zou hij naderhand met Ruth hebben willen trouwen «'Dat had hij Ruth in elk geval wijsgemaakt.» «Anthony... wil je geloven, dat ik niets op dat geld gesteld ben «Heel best, liefje, we zullen er iets edelmoedigs mee doen, als je dat liever wilt. Ik heb genoeg om te kunnen leven en een vrouw be hoorlijk te onderhouden. Je kunt het wegschenken aan kindertehui zen of Zeemanshoop... vrij tabak en een zakcentje aan ouden van dagen.» «Ja, toch houd ik een beetje,» zei ze lachend, «om niet helemaal van jou afhankelijk te worden. Als het me dan niet bevalt, loop ik gewoon van je weg.» «Dat is de beste mentaliteit om een huwelijk te beginnen, liefje. Je hebt ook geen enkele maal ge roepen O, Anthony, wat heb je dat allemaal knap gedaan I» Kolonel Race lachte eens en maakte aanstalten om te gaan. «Ik ga nu even naar de Farradays een kopje thee halen...» Met een knipoogje naar Anthony voegde hij er aan toe «Je hebt zeker niet veel lust om mee te gaan Toen Race de deur uit was, be gon Iris «En hij dacht nog wel dat ik de schuldige was uDat moet je hem niet kwalijk nemen, liefje,» troostte Anthony haar. «De man heeft zijn hele le ven met spionage en contra-spio- iiage te maken gehad en dus heel wat mooie vrouwelijke misdadigers aan het werk gezien. Hij heeft terstond zijn oog op het allermooi ste meisje laten vallen I» «Hoe wist jij dat 'ik het niet gedaan had, Tony «Omdat ik van je houd, lieve kind I» Zijn gezicht stond opeens zeer ernstig. Hij nam een vaasje van tafel waarin een grijsgroen takje met een lichtpaars bloempje stak. «Wat eigenaardig dat het in deze tijd van het jaar nog bloeit,» zei hij. «Ja, George heeft de heester laten planten ter nagedachtenis aan Rozemarijn.» Anthony nam het takje en druk te het bloempje even tegen zijn wang. In zijn geest zag hij kas tanjebruine haren, lachende blau we ogen en een rode, sensuele mond... Op ernstige toon sprak hij «Zij is nu niet meer om ons heen, ge loof ik.» «Wie bedoel je «Dat weet je best. Rozemarijn Ik geloof dat zij geweten heeft, Iris, dat jij in gevaar verkeerde.» Hij drukte het bloempje tegen zijn lippen en wierp het takje ver volgens uit het raam. «Dag, Roze marijn... ik dank je Iris zei zachtjes «Rozemarijn ter nagedachtenis I» EINDE door SILVAIN VAN DER GUCHT en LODEWIJK VAN LAEKEN 107 Deze raad achtten wij onfeil baar en we besloten die te volgen. Ik ging gedurende de namiddag verscheidene malen bij de hond, die mij veel vriendschap betoonde en gaf hem zelfs enige stukjes vlees om hem nog meer aan mij te hechten. Ondertussen werd het donker. De baas had het lichaam geborgen waarbij ik hem niet had durven helpen, uit vrees dat de hond het zou hebben geroken, die mij dan zeker een kwade poets zou hebben kunnen spelen; maar ik beloofde hem, als ik zou weergekomen zijn, het lijk te helpen begraven. Ik laadde inmiddels mijn beide pis tolen, stak die in de zak, nam het lederen overtreksel der valies en de stok van de koopman en ver trok met Moor langs de boom gaard om het beest niet achter dochtig te maken. Het was een lust om te zien hoe gewillig hij mij volgde, alsof hij gans zijn leven niets anders had gedaan. Ik ging met hem wel een uur ver de heir baan op, toen langs Westrem, Smetlede en Impe, dicht bij Oor- degem, waar ik dacht ver genoeg verwijderd te zijn van onze woonst. Daar sloop ik in een bosje, ver trappelde, volgens het mij geboden was, struikgewas en heesters, en smeet stok en overtreksel waar zij vliegen wilden; dan nam ik mijn pistool en schoot het leeg op de hond, die dood neerplofte zonder een schreeuw te laten horen. Daar na spoedde ik mij over de weg langswaar ik gekomen was naar huis. Het was toen tien uur van de avond. Dicht bij Erpe, in de her berg «De Houten Hand», was men nog niet slapen; daar heb ik twee borrels genever gedronken, want het kwam mij waarlijk aan het hart zo een schone geleerde hond te hebben moeten doden. Midder nacht was reeds voorb'ij, toen ik thuis kwam, niettegenstaande ik meer gelopen dan gegaan had. Na een weinig te hebben gerust en aan mijn broer verklaard te heb ben op welke wijze ik alles had uitgevoerd, dronken zij enige teu gen brandewijn en begroeven het tijk van de koopman hier achter het huis niet ver van de boom gaard. Ik meende dat dit alles lang was vergeten en de misdaad ten eeu wige dage verdoken zou gebleven zijn, want wij hadden nog niemand van de koopman of zijn hond ho ren spreken, toen heden avond uw hond, die als twee druppels water aan deze van de gedode kerel ge lijkt, mij schier heeft verscheurd zonder dat ik daarvan de oorzaak ken. Dit raadsel is zeer gemak kelijk om te ontknopen, sprak Stiermarck; de hond, die gij dood geschoten hebt, was slechts ge wond en is door goede verzorging van zijn wonden genezen; u ziende heeft hij zich herinnerd waj; gij met hem hebt gedaan en wilde hij zich wreken. Ook is hij sedert zijn herstel alle moordenaars en bin ders vijandig. Binder, dat ben ik niet, zei hij, schielijk verblekend. John bezag hem in zijn ogen; het scheen hem vreemd dat de gast zich ontroerde als hij het woord binder hoorde uitspreken; evenwel wilde hij dit voor het ogen blik onbemerkt laten voorbijgaan en vroeg Waar 'is uw broer gisteren te paard naartoe gereden Naar Ottergem, mijnheer. Wat heeft hij daar gedaan Daar weet ik niets van, mijn heer, dan dat hij zeer onvoldaan 's nachts naar huis is gekomen. Zonder aan de gevangene nog iets te vragen, alsof hij een nieuwe 'inval kreeg, verliet Stiermarck de achterkamer en wenkte in het voor bijgaan kapitein Delfoer en de mei er, die zich haastten hem te vol gen, evenals Jan en Victor. Mijne heren, sprak John, gij hebt gehoord hoe gemakkelijk ik de broer van de baas tot beken tenis heb gebracht en wat gruwe lijkheid hij komt te vertellen; maar om de echtheid van zijn verklaring te verzekeren en ook om de dader van de moord op weduwe Verpluy- men tot bekentenis te brengen, zoudt gij wel doen hier een huis zoeking te beginnen. Er zijn zon der twijfel te Meire belangrijke papieren gestolen; misschien zullen wij die hier vinden en voor zulk- danige bewijzen zal de moordenaar zijn euveldaad niet kunnen looche nen. Wat zegt gij daarvan, cito- yen meier vroeg de kapitein. Mij dunkt dat de Engelse heer gelijk heeft, antwoordde de beambte. Dat dunkt mij ook, zei de overste, laat ons dan maar dade lijk beginnen. Weldra was alles in gereedheid. Geen zo verborgen plaatsen, hoe ken of kanten, of zij werden door snuffeld en kassen en koffers ge opend. Geld vond men, ook aller hande wapens en gereedschap om in te breken; maar geen verdachte papieren. Het was of de duivel er zich mee bemoeide. John had volgens gewoonte alles stilzwijgend doorzocht. Geen stuk je papier, geen aanbelangenswaar- dig voorwerp had hij onaangeroerd gelaten. Eindelijk moest hij het opgeven. Mijne heren, zei hij, wij heb ben niets gevonden van hetgeen waarnaar wij zochten; nochtans zijn hier bewijsstukken in onze handen gevallen die mij doen ver moeden dat de baas en zijn broer binders zijn en misschien nog wel van de ergste soort. Indien het anders was, hoe zouden zij dan in het bezit zijn van moordpriemen, pistolen en karabijnen Wat 'ik moeilijk kan begrijpen, dat is dat de moord op de reizende koopman juist gebeurd is daags voor de drievoudige aanslag der binders, te Oordegem, Lede en Meire. Het was om tien uur dat Francies de hond heeft doorschoten, als om twaalf uur de binders het Valken steen aanvielen. De baas heeft hem opgewacht en na zijn terug komst heeft h'ij de vermoorde, die hij zo lang had verborgen, helpen begraven; dan moest de nacht ge deeltelijk voorbij zijn, gevolgenlijk hebben zij geen deel uitgemaakt van de bende, daar de drievoudige aanslag om twaalf uur geschied is. Dit vind ik aardig en dat zou mij bijna doen twijfelen of zij wel tot de bende behoren. Het zouden wel booswichten kunnen zijn die voor hun eigen werken, sprak de meier. Dit denk ik ook, zei de kapi tein; maar wij kunnen toch niets doen dan onze plicht... Zoudt gij het goed vinden de baas en zijn vrouw te ondervragen Wel zeker, mijnheer, 'ik zal daarmede straks een aanvang ne men; misschien breng ik hem met dezelfde argumenten tot bekente nis, waarmede zijn broer zich heeft laten misleiden. De half teleurgestelde huiszoe kers begaven zich dan in de berg plaats, waar de baas en zijn echt genote zich bevonden. John bezag met een grammoedige blik de man en de vrouw en richtte zich tot de waard Narden Fleeminck, zei hij, gij die een binder zijt en nog wel een der beroemdste om uw stout moedigheid, waarbij kwam het dat gij met uw makkers niet hebt mee gedaan in de nacht van 23 maart Ik... Ik... mijnheer, ik ben geen binder Gij zoudt geen binder zijn, Narden I Meent gij dat wij niet wis ten wie gij waart voor wij hier kwamen Narden zweeg. Zo, gij wilt niet zeggen hoe het kwam dat gij die nacht niet bij uw makkers zijt geweestIk zal het u dan zeggen. Gij zijt bij hen niet geweest omdat gij daags te voren een Hollands reizende koopman in kanten hier in uw huis hebt vermoord, nadat uw vrouw hem had bestolen I Dat is onwaar I Zwijg, moordenaar, het is zeker ook onwaar dat uw broer op uw aanraden, 's nachts omtrent Oordegem in het bos de hond is gaan doden en dat de stok bene vens het overtreksel van de valies daar heeft gelaten om te doen ge loven dat de ongelukkige koopman op die plaats was vermoord De baas verbleekte verschrikke lijk, zag voor zich heen en beefde. John ging voort Het is ook geen waarheid, dat gij uw broer hebt opgewacht tot hij terug kwam en hem alsdan het lijk hebt helpen begraven Gij ziet dat we goed op de hoogte zijn; gij kunt dit niet loochenen; dat zou te onnozel zijn. Ook is reeds de door u gedode koopman uit de aarde ontgraven en door de meier der parochie herkend. ik... ik... heb hem niet ver moord... Narden, gij zijt een schelm I Uw broer heeft alles bekend.. Gij, gij alleen zijt de moordenaar; gij zijt het, die uw broer hebt verleid en die hem bij de binders hebt ingelijfd, waarvan gij reeds sedert lang deel uitmaakte. Zijt gij dan vergeten hoe schoon hij u eertijds heeft gesproken om niet meer te moorden Hij die wel gestolen, maar nog nooit een mens gedood heeft I Deze woorden hadden het ge wenste uitwerksel. De baas schoot in een hevige gramschap. Ah, mijn broer heeft geklapt, riep hij bevend van toorn, die laf hartige schelm I Hij durft mij be schuldigen van moord en zeggen dat ik hem bij de binders heb in gelijfd, hij, die reeds binder was, voor ik zo ver was gekomen. Die vervloekte schelm heeft meer men sen gedood dan ik I Ja zeker, riep het wijf, en hij heeft met ons de valies van de koopman gedeeld. John bezag eens tersluiks de kapitein, als wilde hij zeggen we weten reeds iets. Toen vervolgde hij tot de waard Nadruk verboden vervolgt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1968 | | pagina 10