JAN CLERCKER
of de Laatste Binders van Vlaanderen
door Daphne du Maurier 22
LADY DONA
Want daar op het buffet stonden
krabben, die waren klaargemaakt
op de Franse manier, en er waren
kleine nieuwe aardappelen met
schil en al gebakken en een verse
groene salade en kleine vuurrode
radijsjes. Ook had hij nog tijd ge
vonden om een pastei te maken,
en er waren dunne, knappende wa
fels met verse room en daarnaast,
op een glazen schaal, stonden de
eerste aardbeien van het jaar.
«William, je bent een genie,»
zei zij, en William boog en ver
oorloofde zich een glimlach.
Toen zei hij «Het doet mij bui
tengewoon veel genoegen dat u
tevreden bent, mylady.»
«Hoe zie ik er uit, William Zal
ik zo in de smaak vallen van je
meester vroeg zij hem, terwijl
zij zich omdraaide.
«Hij zal zijn oordeel niet uit
spreken, mylady,» antwoordde de
bediende, «maar toch geloof ik
niet dat hij volkomen onverschillig
zijn zal voor uw uiterlijk.»
«Dank je, William,» zei ze ern
stig, en zij begaf zich naar de sa
lon om daar op haar gast te gaan
wachten.
William had de gordijnen neer
gelaten, maar zij trok ze weer op
om de frisse avondbries binnen te
laten, en terwijl ze dat deed kwam
de Fransman aanlopen over het
grasveld, een slanke, donkere ge
stalte.
Zij zag onmiddellijk dat hij haar
stemming had aangevoeld en. aan
gezien hij geweten had dat zij zich
die avond zou kleden zoals het de
vrouw des huizes betaamt, had
ook hij zich gekleed alsof hij naar
een feest ging. Het maanlicht
scheen op zijn witte kousen en de
zilveren gespen op zijn schoenen
glinsterden. Zijn lange mantel was
wijnkleurig en ook zijn gordel, die
wat donkerder rood was, en er
was kant aan zijn hals en aan zijn
polsen. Hij droeg geen gekrulde
pruik, maar zijn haar was gekapt
als van een edele ridder.
Oona stak hem haar hand toe
en ditmaal boog hij zich over die
hand heen, zoals het een gast be
taamt, en raakte die hand even
aan met zijn tippen; en toen stond
hij daar op de drempel van het
salon, bij het lange smalle venster,
terwijl hij glimlachend op haar
neerkeek.
«Het souper wacht u,» zei zij
eensklaps zonder reden erg verle
gen, .en hij gaf geen antwoord,
maar volgde haar naar.de eetzaal,
waar William stond te wachten
achter haar stoel.
De gast bleef daar een ogenblik
staan en keek eens om zich heen,
naar de brandende kaarsen, naar
het glanzende zilver, naar het
prachtige servies met de rose ran
den, en toen wendde hij zich tot
zijn gastvrouw, met die langzame,
spottende glimlach die zij van hem
verwacht had.
«Is het wel verstandig van u al
deze fraaiigheden ten toon te
spreiden voor een zeerover
«Het is de schuld van William,»
antwoordde Dona. «Wiliiam heeft
het zo gewiid.»
«Ik geloof u niet,» zei hij. «Wil
liam heeft deze voorbereidselen
nooit voor mij getroffen, i-s het
wel, Wiliiam Jij bakte voor mij
een biefstuk en diende die op een
eenvoudige schaal voor mij op en
je nam een van de hoezen van de
stoelen en vertelde mij dat ik daar
mee tevreden moest zijn.»
«Ja, mijnheer,» antwoordcje Wil
liam, en zjjn ogen fonkelden in zijn
kleine ronde gelaat, en Dona ging
zitten en zij voelde zich niet langer
verlegen, want de aanwezigheid
van William had alle gedwongen
heid tussen hen verbroken.
William begreep zijn rol en hij
speelde die in de perfektie. Hij
stelde zich opzettelijk bloot aan
de geestige invallen van zijn mees
ter en accepteerde met een glim
lach en een schouderophalen de
spottende opmerkingen van zijn
meester. En de krab was uitste
kend, de salade heerlijk, de pastei
zo licht als een veer, de aardbeien
waren nectar en de wijn was vol
maakt.
«Ik ben een nog veel beter kok
dan William,» zei zijn meester,
«en op een goede dag zal ik u
mijn aan het spit gebraden piep
kuiken eens laten proeven.»
«Dat kan ik niet geloven,» zei
zij, «er zijn nooit piepkuikens aan
het spit gebraden in die kajuit van
u, die er uitziet als de cel van een
kluizenaar. Koken en filosofie gaan
niet goed samen.»
«Integendeel, zij gaan heel goed
samen,» antwoordde hij, «maar ik
zal uw piepkuiken niet braden in
mijn cel. Wij zullen een houtvuur
aanleggen in de open lucht op de
oever van de rivier en daar zal ik
uw piepkuiken aan het spit voor u
braden. Maar u zult het met uw
vingers moeten eten en er zal ook
geen kaarslicht zijn, maar alleen
het licht van het vuur.»
«En misschien zullen de nacht
vogels niet zwijgen zei zij.
«Misschien niet I»
Hij keek haar eens glimlachend
aan over de tafel en eensklaps
had zij het visioen van het vuurtje
dat zij zouden aanleggen op de
oever van de rivier en wist zij hoe
de vlammen zouden sissen en kra
ken en hoe de geur van het ge
braden piepkuiken in hun neusga
ten zou dringen.
Hij zou geheel opgaan in de
kookkunst, evenals hij gisteren ge
heel opgegaan was in het tekenen
vag die reger. Zij merkte voor de
eerste maal op dat William hen
verlaten had en nadat zij van de
tafel was opgestaan blies zij de
kaarsen uit en ging haar gast voor
naar de salon.
«U kunt roken, als u dat wenst,»
zei zij en op de schoorsteenmantel
voor hem stond zijn doos met ta
bak.
«De volmaakte gastvrouw,» zei
hij.
Zij ging zitten, maar hij bleef
bij de schoorsteenmantel staan en
stopte zijn pijp, terwijl hij het ver
trek eens rondkeek.
«Het is hier allemaal zo he ei
anders dan van de winter,» zei hij.
«Toen ik van de winter hier was,
waren de meubelen met hoezen
bedekt en er waren ook geen bloe
men. Dit vertrek had toen iets
stuurs. U heeft dat allemaal ver
anderd.»
«Alle lege huizen lijken op graf
kelders,» zei zij.
«O ja... maar ik bedoel niet dat
Navron een grafkelder gebleven
zou zijn, wanneer iemand anders
de stilte hier verbroken had.»
Zij gaf geen antwoord, omdat
zij niet zeker was van hetgeen hij
bedoelde. Gedurende enige ogen
blikken heerste er een volkomen
stilzwijgen en toen zei hij
«Wat heeft u eigenlijk naar Na
vron gebracht
Zij speelde met een van de
kwasten van het kussen achter
haar hoofd. Toen zei zij
«U vertelde mij gisteren dat
Lady St. Columd zo iets als een
beroemdheid was en dat u van
haar escapades had gehoord. Mis
schien had ik genoeg van Lady
St. Columb en verlangde ik er naar
iemand anders te worden.»
«Met andere woorden... u wens
te te ontsnappen
vervolgt nadruk verboden
door
SILVAIN VAN DER GUCHT
en
LODEW1JK VAN LAEKEN
136
Dit ging te ver; deze aanmoedi
gende woorden schokten het ge
moed van de maagd, die een ge
weldige berisping had vervracht, in
zover, dat zij van purperrood wit
werd als de lelies der dalen, en
zich schier buiten kennis op een
stoel lit neerzijgen. Maar dit was
van geen lange duur; de gemoeds
aandoeningen door blijdschap ver
oorzaakt, zijn niet gevaarlijk, want
onmiddellijk daarop vloog zij haar
vader weerom om de hals en er
waren geen schone namen genoeg
in de wereld om hem voor zijn
goedheid te bedanken.
Nadat de dokter iijn dochter
enigszins tot bedaren had weten
te brengen, hervatte hij langzaam:
Lief kind, ik heb u gezegd
dat ik morgen zonder uitstel naar
Aalst, notaris Vosselaer zal gaan
spreken, en dit is gemeend. Luister
nu wat ik u mededelen wil. Onze
pachter te Massemen, Pi-eter Gan
serik, zou, gelijk ge weet, mij eens
in het bijzonder moeten spreken
en de goede man heeft mij doen
vragen wanneer hij zich het best
op het Valkensteen kan aanbieden
zonder mij te hinderen. Ik wil niet
dat die man, misschien om een
beuzelarij, van Massemen naar
hier zou komen en ik heb mij voor
genomen zelf naar ginder te gaan.
Het is een schone wandeling en
indien het u lust kunt ge mij ver
gezellen; gij die altijd lefhebster
zijt geweest van verre uitstappen,
gij zult, geloof ik, daarin genoegen
hebben.
Zou Roosje ons niet mogen
vergezellen, vader vroeg Florida.
Wel zeker, gaf Du Bien ten
antwoord, indien haar gezondheid
dit toelaat. Het meisje is zwak en
het vertrek van haar broer heeft
haar diep geschokt. Ik hoop even
wel dat de rust en de goede be
handeling haar spoedig zullen her
stellen.
Toen de geneesheer deze woor
den sprak, opende de meid de deur
en kwam haar meester verwittigen
dat het reeds middag was en het
noenmaal hen wachtte.
Mijnheer Du Bien beval zijn
meid dadelijk op te dienen.
ooo
HOOFDSTUK XXXVII
DOKTER DU BIEN
BIJ NOTARIS VOSSELAER
Het pachthof, waarvan de ge
neesheer aan zijn dochter had ge
sproken, was hetzelfde dat Spriet-
vlechter de notaris Vosselaer had
aangeduid als de plaats, waar een
goede slag was te doen voor de
binders.
Het behoorde in eigendom aan
de dokter, die eerst het vorige
jaar er eigenaar was van geworden
en werd bewoond door Pieter Gan
serik, in echt met Philippa Donkers.
Het waren beiden door en door
eerlijke mensen, die liever zouden
gestorven zijn dan iemand te be
nadelen en die in het pachthof, al
waren zij zelf niet rijk, gelukkig
weelderig 'leefden.
Hij begon reeds jaren te krijgen
pachter Ganserik, zowel als zijn
huisvrouw, doch Tist, hun zoon,
een struise boer van dertigjarige
leeftijd, stond hem getrouw bij en
was hen in alles behulpzaam, be
nevens twee knechten die 's nachts
in het huis bleven slapen, om de
dieven de lust tot 'inbreken te be
nemen.
Het gebouw was op de parochie
van Massemen gelegen, tussen
Westrem en Serskamp, een weinig
boswaarts, zodat het in de zomer
een bijzonder schoon uitzicht had.
De pachter was er geboren en, na
het overlijden van zijn ouders, ge
trouwd. Hij 'had zijn huwelijk zien
jongen en een meisje; eerstgenoem-
zegenen met twee kinderen, een
de was reeds opgewassen tot een
kloeke landman en het meisje, dat
veel ziek was geweest, was in
haar kindsheid gestorven.
Wanneer het pachthof door de
vorige eigenaar werd verkocht,
zou boer Ganserik wel gewenst
hebben het zijn eigendom te zien
worden, maar te dien tijde was
het zo gemakkelijk niet voor een
landman het nodige geld daartoe
te verzamelen, wel te verstaan als
het geen kloostergoed was.
Hij 1'iet dus alles zijn gang gaan
en was niet weinig verblijd toen
hij hoorde dat zijn woning door de
vreemde dokter van Oordegem ge
kocht was. Als deze met zijn doch
ter Florida „zijn eigendom was ko
men bezichtigen, had de pachter
hem zeer goed ontvangen en over
deze beleefde handelwijze was de
dokter zodanig gevleid dat hij hem
toegestaan had, evenals voorheen,
op het pachthof te blijven wonen,
zonder de huurprijs te verhogen.
Pieter Ganserik, die niet gewoon
was weldaden te ontvangen, wist
van dan af niet meer wat hij al
zou uitgericht hebben om zijn nieu
we eigenaar en zijn dochter aan
genaam te zijn.
De heer Du Bien kon deze giften
gemakkelijk missen, daar het op
zijn kasteel aan geen boter, kaas
of kiekens ontbrak, en Florida
meer 'hazen schoot, dan zij konden
eten, maar deze geschenken wer
den met zoveel vriendschap aange
bracht, dat hij deze niet wilde wei
geren, maar er de pachter steeds
rijkelijk voor beloonde en hem
nooit liet vertrekken zonder hem
op een goed glaasje wijn te ver
gasten en enige tijd met hem te
praten.
Het was in dergelijke omstan
digheden, op een tijd dat de goede
boer misschien een weinig meer
opgeruimd was dan gewoonlijk,
dat hij zijn milde heer toevertrouw
de dat hij in het bezit was van
som van 7.000 kronen, welke zijn
oom, die Prior was geweest in de
abdij van Grom, hem in bewaring
■had gegeven.
Al de kloosters en abdijen wer
den kort daarna met al hun afhan
kelijkheden door de Fransen aan
geslagen en aan een spotprijs ver
kocht. Maar zijn oom was naar het
buitenland gevlucht.
Het is vandaag juist 7 jaar,
vervolgde Ganserik, dat de goede
man door verdriet en hartzeer 'in
ballingschap is gestorven, na wei
nige dagen te voren mij te hebben
doen onderrichten door onze eer
waarde heer pastoor der parochie,
die nu ook reeds overleden is, dat
ik het geld dat hij mij zo lang
toevertrouwd had, in volle eigen
dom mocht behouden, vermits het
waarden waren die het klooster
nooit hadden toebehoord, maar
voortkwamen van een bijzondere
nalatenschap.
De heer Du Bien, niet weinig
verwonderd over ai hetgeen pach
ter Ganserik 'hem vertelde, vroeg
hem vol deelneming
Maar, vriend, nu ge zo -schie
lijk rijk geworden zijt, waarom
hebt gij dan het pachthof niet ge
kocht Gij zijt daar immers ge
wonnen en geboren.
boer, dat ii'k dit nieuws maar zeer
boer, dat i'k dit nieuwe maar zeer
onlangs heb vernomen.
Maar, hervatte de genees
heer, indien ik u heden het hof aan
dezelfde prijs wilde overlaten als
deze. waarvoor ik het gekocht 'heb,
wat zoudt gij daarvan zeggen
Dit zou een voorbeeldeloze
goedheid zijn, mijnheer.
Welnu, gij behoeft maar te
spreken.
Pieter Ganserik bepeinsde zich
een weinig, krabde zich in het haar
en zei eindelijk
Mijnheer, gij hebt te veel
goedheid voor mij en ik neem uw
aanbod in dank aan, maar Iaat ons
eerst nog twee jaar wachten; mis
schien komt er nog een ander be
richt en wat moet ik dan doen
Maar dat is otvnogelijk,
antwoordde de dokter lachend, uw
oom is immers dood.
Dat is gelijk, mijnheer, her
nam de andere, laat ons nog twee
jaar wachten, dan zal 'ik gerust
zijn, want men kan niet weten wat
er nog gebeuren kan.
De heer Ou Bien had om deze
eenvoudigheid dapper gelachen,
maar terzelfdertijd de overdreven
eerlijkheid van de landman bewon
derd.
Toen pachter Ganserik vertrok
ken was en 's anderendaags Albert
Disschers, onder het maken van
vele Franse komplimenten, hem
kwam bezoeken, vertelde hij hem
over het geval, zonder kwaad ver
moeden, daar hij de jonkman als
de zoon van zijn oude vriend zeer
goed vertrouwde en zeer goed
meende te weten dat deze de zaak
geheim zou houden.
Maar indien de goede heer Du
Bien had kunnen raden wat Albert
Disschers in werkelijkheid was, zijn
onvoorzichtigheid zou hem doen
beven hebben.
Evenwel, het was niet mogelijk,
in de omstandigheden waarin de
dokter zich bevond, het wantrou
wen te hebben dat deze schijn-
vriend een lage bedrieger en moor
denaar was, die slechts in zijn huis
kwam om te pogen het hof te ma
ken aan zijn dochter en terzelfder
tijd de gelegenheid bespiedde om
door moord en diefstal zich te wre
ken over de nederlaag van zijn
makkers. Want het was dezelfde
Disschers die, als leider der bin
ders, te Meire pachter Vergammen
zo deerlijk had mishandeld.
Gelijk men wei denken kan, had
de schelm hazenhoren, als hij Ou
B;en van dit geld had horen spre
ken en hij besloot 's anderendaags
Sprietvlechter alles te vertellen,
want zo aanstonds wilde hij Oor
degem niet verlaten.
Het was dezelfde dag dat hij
bij de heer Du Bien een bezoek
was komen brengen, dat Jan Cler-
cker met zijn vrienden het ouderlijk
huis had verlaten, zich betrouwen
de op de belofte van de brigadier
der gendarmen. Disschers 'had dit
te Oordegem in de herberg De
Zwaan toevallig vernomen en hij
besloot tegen de Hope van Vrede
en haar bewoners iets zeer ver
schrikkelijks uit te voeren, waarvan
men nog lang zou gesproken heb
ben en dat de boeren nog meer zou
hebben doen afschrikken van zich
tegen de binders te verzetten.
Nadruk verboden vervolgt