JAN CLËRCKER
of de Laatste Binders van Vlaanderen
door Daphne du Maurier 74
LADY DONA
14
Hij gaf geen antwoord, maar
keek haar over de tafel aan, ter
wijl hij speelde met het mes.
Toen zei hij:
«Ja ik geloof je dat allemaal
verdragen zou, en er nog trots
en blij om zou zijn ook. Het zou
je zelfs niet kunnen schelen nu
te moeten sterven, omdat je ten
minste gehad hebt waarnaar je
je leven lang verlangd hebt, is
het niet waar?
Zij keek hem eens aan en be
gon te lachen. Toen zei zij:
«Ja, het is waar».
Hij werd heel bleek en de
wond aan zijn wang stak rood
af tegen die bleekheid en ver
anderde de vorm van zijn mond
in een zonderlinge grimas.
«En ik had het kunnen zijn»
zei hij «ik had het kunnen zijn».
«Nooit» antwoordde zij «dat
zweer ik. Nooit in de wereld»
«Als jij Londen niet verlaten
had... als jij niet naar Navron
Huis gegaan was, zou ik het ge
weest zijn. Ja, al was het dan
alleen maar uit verveling, uit lui
heid. uit onverschilligheid, zelfs
uit afschuw. Toch zou ik het ge
weest zijn».
«Neen RocWfngham... nooL».
Hij stond langzaam op uit zijn
stoel nog steeds met het mes
in zijn hand, en hij schopte de
spaniel v/eg die voor zijn voeJen
lag en hij stroople zijn hemds
mouwen op tot boven zijn elle
bogen.
Zij stond ook op en greep
zich vast aan de zijleuningen van
haar stoel en het schemerach
tige licht van de twee kaarsen
viel op haar gezicht.
«Wat is er, Rockingham?»
vroeg zij.
Voor de eerste maal gilmlach-
te hij en hij schoof zijn stoel ach
teruit en legde zijn ene hand op
de hoek van de tafel-
wik geloof» fluisterde hij, dat
ik je ga doden».
Op datzelfde ogenblik wierp
zij een glas wijn, dat voor haar
op de tafel stond, midden in zijn
gezicht en gedurende een enke
le seconde werd hij daardoor ver
blind terwijl het glas aan scher
ven viel op de grond. Toen sprong
hij naar haar toe over de tafel
heen, maar zij ontweek hem en
greep een van de zware stoelen
die naast haar stonden. Zij til
de de stoel op en wierp die naar
hem toe over de tafel heen en
een poot van die stoel trof hem
aan de schouder. Hij haalde snel
adem van de pijn en nadat hij
de stoel van de tafel op de
grond geworpen had, hield hij
het een ogenblik hoog boven
zijn schouder en wierp het toen
regelrecht naar haar keel. Het
mes trof de robijnen hanger aan
haar hals en spleet die in tweeen
en zij voelde het koude staal
langs haar huid glijden en toen
bleef het mes hangen in de plooi
en van haar japon.
Zij zocht ernaar maar voordat
zij het grijpen kon had hij zich
op haar geworpen en wrong hij
haar pols achter haar rug, ter
wijl hij zijn andere hand op haar
mond drukte zodat ze bijna stik
te. Zij voelde dat zij tegen de
tafel viel, zodat de glazen en
de borden op de grond kletter
den en ergens onder haar was
het mes dat hij wilde vinden. De
honden blaften woedend en meen
den dat dit een nieuw spelletje
was. dat gespeeld werd om hen
te vermaken en zij sprongen naar
hem toe en krabden hem met
hun pfc>ten, zodat hij genood
zaakt was zich een ogenblik om
te keren om de honden onder
hem vandaan te schoppen, waar
door de druk van zijn hand op-
haar mond een ogenblik vermin
derde. Zij beet hem in de palm
van zijn hand en sloeg hem met
haar linkervuist tussen zijn ogen
en nu liet hij haar pols los, zodat
hij de beschikking had over zijn
twee handen, en hij greep haar
bij de keel en zij voelde de druk
van zijn duimen op haar lucht
pijp. Haar rechterhand zocht naar
het mes en eensklaps vonden
haar tastende vingers het en zij
greep het koude heft van het
mes en stak het hem onder zijn
armholte in het lichaam en zij
voelde het zachte vlees wijken
onder het scherpe lemmet, ter
wijl het warme bloed over haar
handen l ep. Hij zuchtte lang en
vreemd, en zijn handen knepen
niet langer haar keel dicht en
hij viel zijdelings op de tafel tus
sen de glazen en zij duwde hem
van zich af en stond weer op
met knikkende knieen terwijl de
honden als gekken om haar be
nen sprongen en blaften. En nu
richtte hij zich weer op
van de tafel en zijn glazige ogen
waren op haar gevestigd, terw-j>
hij met zijn ene hand een grote
zilveren karaf greep die op de
tafel stond. Ongetwijfeld zou hij
haar die karaf in het gezicht ge
slagen hebben maar juist toen hij
op haar afkwam, ging de laatste
kaars aan de muur uit en was
het vertrek in duisternis gedom
peld-
Zij voelde de rand van de ta
fel met haar handen en door zich
aan die rand vast te houden liep
zij om de tafel heen, zodat ri
buten zijn bereik was. Zij hoorde
hem naar haar zoeken in de don
kere eetzaal en hij struikelde
over een stoel die hem in de
weg stond. Toen snelde zij naai
de trap en zij zag een flauw
lichtschijnsel (van het venster
op de galerij, en zij rende da
trap op en hield zich vast aan
de leuning, terwijl de twee hor
den haar blaffend volgden. Daa-
boven hoorde zij schreeuwen en
vuisten beukten op de deuren,
maar dit alles kwam haar voo
als een droom, die op geen er
kele manier verband hield me:
de strijd die zij alleen had uit .3
vervolgt nadruk verboden
door
Sylvain VAN DER GUCMT
en
Lodewijk VAN LAEKEM
182
De wanhopige moordenaar wierp
zich achterover en een vervaarlij
ke doodstrijd ving aar», te midden
van de ijselijke uitroepngen en
godslasteringen, die ruim een half
uur duurden.
Eindelijk, met uitpuilende ogen
en een scheefgetrokken mond,
waarvan hij, gelijk een razende
het schuim aflikte, gaf hij de
geest.
Zo stierf notaris Jacobus Vos-
selaer wiens leven een aaneen
schakeling was geweest van zo
vele moorden en schelmstukken.
De hel nam haar prooi uit de we
reld, waar zij zo lang mei be
hulp van een van haar zendelin
gen het mensdom had misleid en
verdrukt.
Wijl al de omstaanders, ver
baasd over een zo schrikkelijk
afsterven op een zekere afstand
de doodstrijd van de notaris aan
schouwden, zonder hem echter
te durven naderen, was de men
senjager teruggekfeerd tot de
oude pastoor van Onkerzele, die
nu allengskens voor goed tot het
bewustzijn begon terug te keren.
Mijnheren zegde hij, laat
toch die vervloekte kreng van de
notaris varen, die niet waardig is
door een eerlijk man te worden
beklaagd, en laat ons liever ge
zamenlijk deze goede oude grijs
aard zo voorzichtig mogelijk naar
boven brengen, want de lucht is
hier stikkend en zeer nadel.g
[voor een zo wreed gemarteld
mens-
Jan en Victor verhaastten zich
aan de oproep van de Engels
man te beantwoorden, doch met
zonder voor het laatst een
schuwen blik te slaan op het
ontzield lichaam van Jacoous
Vosselaer, die schier aan geen
menselijk overblijfsel1 meer ge
leek.
Men bracht de geestelijke u t
zijn' onderaardse gevangenis,
waar hij zoveel had geleden naar
boven. Hij was nog zo 'slap. dat
hij moeilijk de klaarte van het
daglicht kon verdragen en een
nieuwe bezwijming hem bedreig
de die nog bijtijds, door de be
hulpzame vlijt en krachtige ge
neesmiddelen van John, gelukkig-
lijk voorkomen werd.
Het was toch schier als bij
mirakel geweest, dat men zo
juist bijtijds was gekomen, om
de pastoor van Onkerzele uit de
klauwen van de dodelijke getrof
fen notaris te verlossen. Men
weet dat er reeds orde was ge-,
geven het huis van Jacobus Vos
selaer te bewaken, in afwachting
van het aanhoudingsbevel, dat
men bij de meier van de stad was
gaan afhalen.
Toen SprietvlecHjter het huis
van de notaris verliet om zich
bij de advokaat Minsga te bege
ven, hadden de bewakers op c'e
straat nog geen post gevat, bij
gevolg was hij ongehinderd door
gegaan tot aan de woning van de
advokaat.
Hij had gebeld en de meid, die
de deur opende, verwittigde hem
op de vraag, welke hij deed om
haar heer te kunnen spreken, dat
deze daags te voren in de vroege
morgen vertrokken en nog met
teruggekomen was.
Sprietvlechter besloot dan bij
de notaris terug te keren, en met
deze over de spoedige verdwij
ning van Minsga te beraadslagen
want hij twijfelde geenszins of
de slimme advokaat had in aller
ijl het land verlaten, uit vrees
van door Albert Disschers te
worden verraden, en uit achter
docht dat men hem zou hebben
verdacht van gemeenschap met
de Binders te onderhouden, daar
Albert Disschers zo lang bij hem
gehuisvest was geweest.
Sprietvlechter begaf zich dan
dubbend en niet zeer op zijn ge
mak op weg, om zijn voornemen
ten uitvoer te brengen.
In de Nieuwstraat gekomen,
zag hij velen toesnellen naar het
huis van de notaris, die lopend,
elkander driftig schenen te onder
vragen.
Ook bemerkte hij weldra de
haren mutsen der gendarmen, die
aan de deur van de woning post
hadden gevat, om de nieuwsgie
rige menigte het binnendringen
te beletten.
Sprietvlechter bleef, als door
de bliksem getroffen staan.
Hij twijfelde niet of alles was
verraden en zijn meester aan
gehouden en dat een huiszoeking
zou gedaan worden.
Wijl hij even zo plichtig was
aan moord en diefstal als Vosse
laer, en vreesde insgelijks aan
gehouden te worden, bedacht h'ij
zich niet lang, maar nam haastig
de vlucht.
Het gerecht was schier op de
zelfde stond de woning binnen
gedrongen als La Marche, die de
geldkist meende open te breken
van de notaris, om er zoveel geld
uit te roven als hij kon bergen.
Deze kerel werd op heeterdaad
betrapt, vastgegrepen en gebon
den, en het was door hem dat
men vernam, waar Vosselaer zich
bevond.
HOOFDSTUK LVI
KODDIGE AANHOUDING
Wijl men bezig was met alles
uit te voeren, hetgeen wij reeds
hebben verhaald was het Spriet
vlechter gelukt, onopgemerkt uit
de stad te geraken en misschien
zou hij de rechtvaardige straf
van iijn euveldaden ontkomen
zijn, zonder de tussenkomst van
een persoon, die nog een van
onze oude kennissen is, en waar
van wij reeds in lange tijd niet
meer gesproken hebben,
Dreas de champetter van Oor-
degem was door de onlangs be
noemde meier van zijn gemeente
met enige sttikken naar Aalst
gezonden, ter inzage van het ge
recht.
Hij had zich op weg begeven
in volle uitrusting gelijk het aan
een champetter betaamt in het
uitoefenen van belangrijke zaken,
de grote hoed op het hoofd en de
sabel aan de zijde.
Zijn pijpje een echt baa j
branderke, had hij, als naar ge
woonte, vuinzend in de mond.
daar hij terzelfdertijd, nu hij toch
derwaarts moest, van zin was :n
de stad enige winkelwaren te ko
pen.
Toen hij te Aalst bij de com
missaris zijn boodschap naar eis
had verricht, begaf hij zich bu
ten de Zoutpoortstraat, bij de
weduwe van de heer De Winter,
om zijn gerief van winkelwaren
te kopen.
Daar werd hij bijzonder gaa
ne gezien van klerken en van
dienstboden, maar wel voorname
lijk van de oude juffrouw die
hem reeds vele jaren kende en
nooit naliet,, telkens dat hij zich
in haar winkel aanboord, hem
met een goede druppel Holland
se jenever te beschenken.
Dreas de champetter had zich
die dag aldaar tamelijk lang op
gehouden, hij had er zeer vee1
weten te vertellen van Binders
en Moordenaars, en niet nagela
ten volgens gewoonte zijn be
kwaamheid en wijs beleid om de
kwaaddoeners te ontdekken en te
klampen, hemelhoog te verhef
fen, hetgeen gelijk hij zegde, de
oorzaak was dat hij in de omtrek
de naam had gekregen van wer
kelijk de schrik van de Binder;
te zijn.
vervolgt nadruk verboden