JAN CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen door Daphne du Maurier 14 «Ja Duchess wij hebben de kapitein van die zeerovers te pak ken gekregen en hij zal opgehan gen worden voor zeeroverij en moord en dan zullen de mensen weer rustig kunnen slapen hier in de buurt». Dona hoorde zichzelf met een heldere koude stem vragen: «Was hij gewond? Ik begrijp het niet goed». «Gewond? God zegene rnij. neen. Hij zal hangen zonder een schram en hij zal weten wat dat betekent. Die geschiedenis hier had hem opgehouden, begrijp je. en ook die drie andere schurken en zij waren op weg naar een plek even onder Heiford om daar weer aan boord van hun schip te gaan. Hij moet van tevoren de rest van zijn bemanning bevel gege ven 'hebben met het schip weg te zeilen toen hij nog in Navron Huis was. God weet hoe zij het klaar gespeeld hebben, maar het is hun gelukt. Toen Eustick en de ande ren aan het afgesproken punt kwamen lag het schip op stroom en die kerels zwommen er naar toe, allemaal behalve hun leider, en hij stond op het strand zo kalm als wat en vocht tegen twee van onze mannen tegelijk terwijl die schurken van hem er vandoor gin gen. Hij bleef over zijn schouder heen voortdurend in dat vervloek te dialect tegen zijn mannen schreeuwen, terwijl zij naar het schip zwommen en hoewel er bo- LADY DONA ten we-den uitgezet op het strand zoals wij hadden afgesproken, kwamen die boten te laat om die schurken gevangen te nemen. Het schip zeilde de baai van Heiford uit met het getij en de Fransman zag het gaan en vervloekt, hij lachte zei Eustick.» Terwijl Harry sprak, kwam het Dona voor alsof zij de rivier zag, waar die breder werd en de zee ontmoette, en zij kon de wind horen in het tuig van La Mouette, zoals zij dat eens eerder gehoord had, en die ontsnapping zou slechts een herhaling zijn van alle ontsnappingen die daaraan voor afgegaan waren, maar d.tmaal was La Mouette weggezeild zon der haar kapitein., ditmaal was de bemanning van La Mouette al leen gegaan. Pierre Blanc, Ed- mond Vacquier en de anderen... zij hadden hem daar achtergela ten op het strand, toen 'hij daar stond tegen over zijn vijanden, terwijl zijn mannen naar het schip zwommen. Hij had z'ijn mannen gered en hij had zijn schip ge red en zelfs op dit ogenblik in welke gevangenis hij zich ook mocht bevinden, zou dat kalme ongebreidelde brein van hem aan het werk zijn en plannen maken om te ontsnappen en eensklaps drong het tot haar door dat zij n'.et langer bang was, want de manier waarop hij gevangen ge nomen was, had alle angst in 'haar gedood. «Waar hebben zij hem heen gebracht?» vroeg zij terwijl zij opstond en de shawl op de grond liet vallen, die Harry om haar schouders had gelegd. Hij vertelde haar dat George Godolphin hem in een van zijn kerkers had laten opsluiten dat hij streng bewaakt werd en dat zij van plan waren hem te laten overbrengen naar Exeter of Bris tol zodra het escorte aangekomen was dat hem binnen achtenveertig uur zou komen halen. «En wat dan vroeg zij. «Wel dan zullen ze hem ophan- 78 gen Dona tenzij George en Eustick en de rest van ons de dienaren van Zijne Majesteit die moeite besparen en hem zater dagmiddag ophangen zodat het volk ervan genieten kan» Zij gingen het huis binnen en zij stond nu op dezelfde plaats waar hij haar vaarwel gezegd had en zei «Zou dat bij "Je wet geoo-locfd zijn». «Nee, misschien niet» ant woordde Harry, «maar ik geloof niet dat Zijne Majesteit ons las tig zou vallen als wij hem dat werk bespaarden». Er was dus weinig tijd te ver hezen, begreep zij, en er moest nog heel wat gedaan worden. Zij herinnerde zich de woorden die hij gezegd had, namelijk dat de meest roekeloze onderneming vaak de meest succesvolle was. Dat was iets dat zij steeds voor ogen moest houden, want als er ooit een situatie was geweest zender hoop op redding of uit komst dan was het de huidige wel. «Je bent nu weer helemaal op geknapt n'.et waar?» vroeg Harry bezorgd, terwijl hij zijn arm om haar middel sloeg. «Ik vermoed da' het de schok van Rocks dood was, waardoor je de laatste da gen zo vreemd was. Dat was het, niet waar?» «Misschien we!» antwoordde zij. «Ik weet het niet. Het komt er ook niet op aan ook. Maar nu voel ik mij weer goed en behoef je je over mij niet bezorgd te maken». «Ik wil dat je weer volkomen gezond wordt» herhaalde hij. «Dat is alles, Ik wil je gezond en ge lukkig zien». Hij keek op haar neer; in zijn blauwe ogen lag een nederige uit drukking van verafgoding en hij probeerde onhandig haar vingers te grijpen. «Wij zullen dus naar Hamps hire gaan n et waar?» vroeg hij «Ja» antwoordde zij «ja, Har ry wij zullen naar Hampshire gaan» En zij ging_ zitten op de lage stoel voor de haard waarin geen vuur brandde omdat het hartje zomer was, en zij staarde naar de p'aats waar het vuur had moe ten zijn, terwijl Harry vergat dat de dood een bezoek gebracht had aan Navron Huis en uitriep: vervolgt nadruk verboden door Sylvain VAN DER GUCHT en Lodewijk VAN LAEKEN 186 O ja mijnheer antwoordde Jan op voorwaarde dat hij zo spoedig mogel'.jk hier zijn mat ten rolt en vertrekt naar de an dere wereld want ik haat in het algemeen alle moordenaars en dieven. Deze mens mijn zoon, heeft vele verkeerde wegen bewan deld doch door Gods genade is hij bekeerd en weinig stervende zondaars biechten rechtzinniger dan hij gedaan heeft. Spreek dan zo roekeloos niet en wil hem voor geen moordenaar of chef meer aanzien, maar voor een boet vaardig zondaar. Jan sprak Disschers mijn zonden zijn mij allen uït "ter harte leed evenwel verwacht ik van u geen vergiffenis, niettegenstaande de belofte, die mij deze eerbied waardige priester zoeven hééft gedaan„. Er zijn zulke ijselijke wanbedirjven, dat men een boven- natuurrijke kracht moet bezitten, om die zonder huiveren te aanho ren. Weet dan Jan Clercker dat ik Albert Disschers uit loutere wraakzucht omdat gij u op Het Valkensteen tegen de Binders zo heldheftig hadt verweerd uw eigen vader, in zijn eigen huis levend heb pogen te verbranden na de gendarm waarmede h'ij aan de haard rustig zat te praten, te hebben doorschoten. Uw vader is 's anderendaags aan de gevolgen van dat voorval gestorven, bijgevolg ben ik zijn moordenaar. Maar dit nog n et alles Terzelfdertijd dat mijne mak kers onder de aanvoeging van La Marche de postmaal aanranden, heb ik met mijn mannen 't pacht hof van Pieter Ganserik, te Mas- semen trachten te plunderen Dit hof is het eigendom van dokter Du Bien; deze was gedu rende de dag verplicht aldaar te blijven vernachten. Ik heb daar langs een bovenvenster met een v. mijn gezellen trachten binnen te dringen. Mijn gezel was reeds in de kamer en ik was bezig met door het venster te klauteren toen er een pistoolschot knalde en mijn gezel levensloos nederstort- te. Het was de dochter van Dok ter Du Bien die bij toeval in deze afzonderlijke kamer sliep. Onze besp'ieder Joseph Wol- Iers die in de namiddag het pacht hof was komen bewaken had mij gezegd dat die kamer gewoonlijk ledig stond en wij behoedzaam langs daar konden binnendringen. Ik verschoot, maar gaf de moed niet op en poogde met alle kracht door het enge venster binnen te dringen. Ik zag bescheidelijk in de halve duisternis dat deze, die geschoten had, een vrouw was en ik schaamde mij te vluchten. Mijn hoofd was reeds door de ruit en ik wendde alle pogingen aan met gans het bovenlijf er door te ge raken, toen ik mijn hals schielijk omstrengeld voelde en mijn hoofd met geweld naar beneden werd gedrukt. Ik worstelde zo hevig als het mogelijk was om verder binnen te dringen en mij van die geweldi ge drukking te ontmaken. Door het geweld, dat ik deed, verloren mijn voeten de steun, langswaar ik opgeklommen was en bleef ik zieltogend in het venster hangen. Wat er verder met mij is ge beurd, zou k moeilijk kunnen zeg gen daar ik weldra het bewust zijn verloor. Ook haal ik deze zaak slechts aan, om er u vergiffenis over te vragen, daar ik alsdan reeds wist dat de heer Du Bien een van u bijzonderste vrienden is en Flori: da uw bruid moet worden. Maar heb toch medelijden met mijl Denk hoe vernederend het is door een meisje, naar wier hand ik heb gedongen, in het verderf te worden gestort ik, Albert Dis schers, die in andere omstandig heden voor geen drie sterke mans kerels behoefte te vrezen. Vooraleer Disschers was be ginnen te spreken, had Jan Cler cker in zijn gemoed geen bijzon dere neiging tot wraaklust ge veeld; hij haatte ge Tijk hij zelf zegde alle dieven en moordenaars in het algemeen en kon niet ge loven dat Disschers een uitzonde ring maakte. Maar toen hij de Binder zo koelbloedig al de gruwelen hoor de verhalen, die hij tegen zijn va der en deze, die hij meer dan zich zelve beminde had gepleegd, zwol zijn gewond inwendig door gram schap en razende toom op. Hij verbleekte verschrikkelijk en een rilling van verontwaardi ging liep door al zijn leden en deed deze trillen. Hij antwoordde niet, maar greep met de rechterhand een van zijn pistolen, welke haan hij overtrok. Het zou gedaan geweest zijn met de stervende Disschers en Jan Clercker anders zo edelmoe dig, ging zich plichtig maken aan een lafhartige misdaad, had de priester zijn inzicht niet bijtijds geraden en hem niet bij de arm gegrepen. Jongeling zegde hij wat gaat gij beginnen? Wilt gij het overige van uw leven vergallen met een weerloze man te doden die u om vergiffenis smeekt? Denk aan de goede pastoor van Onker- zele die zo bereidwillig al de mar telingen die notaris Vosselaer hem had doen onderstaan, heeft vergeven uit liefde tot Hem, die voor ons allen aan het Kruis is gestorven. Wees genadig en denk niet aan uw overleden vader te believen met zijn moordenaar te straffen verre van daar. Indien de ouderling nog leefde zou 'hij voor zeker uw handelswijze afkeuren en de biddende zondaar vergiffe nis schenken. Jan Clercker was oplopend van gemoed. Hij had zijn vader teder bemind; waardeerde zijn vrienden en wilde hem wreken, maar n et zohaast had hij de vermande stem van de priester gehoord, of hij borg het pistool in de zak en be dekte zich het aangezicht met beide handen. Hij bleef enige stonden in deze houding diepdenkend staan. De priester nam hem vriendelijk bij de hand. Welnu, mijnheer Clercker, zegde hij, wilt gij u met uw vijand verzoenen? Jan antwoordde niet. Het was zeker dat een hevige strijd zich in zijn hart deed ge voelen. Jongeling hernam de geeste lijke gedenk Chrïstus die stervend aan het kruis zijn moordenaars is genadig geweest en tracht de Goddelijke Meestér na te volgen; voorzeker zal daardoor Zijn ze gen over u en uw vrienden neder dalen. Het was overbodig de jonge ling nog verder tot goedertieren heid aan te wakkeren. Van de stond dat een wanhopige worste ling tussen de kwade en goede neiging in zijn binnenste woede, had het goede weldra de boven hand. Hij' deed de handen van het aangezicht. vervolgt nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1970 | | pagina 14