JAN GLERCKER
of de Laatste Binders van Vlaanderen
door Daphne du Maurier ~79~
LADY DONA
14
«He Duke... Hallo Duchess...
cle. vrouw heeft gezegd dat zij
riet ons meegaat naar Hampshire
Zeek... zoekj»
Het was natuurlijk van het
hoogste belang dat zij een be
zoek ging brengen aan Godol-
phin om eens met hem te praten
en hem over te halen haar een
onde-houd met zijn gevangene
toe te staan.
Dat zou gemakkelijk genoeg
gaan, want Godolphin was nu een
maal een dwaas. Zij zou hem
vleien en als dat onderhoud haar
was toegestaan zou zij de ge
vangene het een of andere wapen
m handen kunnen spelen, een mes
of een pistool als zij er een te
pakken kon krijgen, en voor de
rest begreep zij dat de manier
om te ontsnappen niet door haar
aangegeven kon worden, Zij sou
peerde rustig met Harry in de sa
lon voor het open venster en
spoedig daarna trok Dona zich te
rug in haar slaapkamer onder
voorwendsel vermoeid te zijn, en
hij was zo verstandig niets te zeg
gen en haar te laten gaan.
Toen zij zich had uitgekleed en
in haar bed lag, terwijl haar geest
zich druk bezig hield met het
voorgenomen bezoek aan Godol
phin hoorde zij dat er zachtjes
op haar deur geklopt werd. Het
hart zonk haar in de schoenen
en zij dacht «Het zal Harry toch
niet zijn, in zijn n.euwe be
rouwvolle stemming?»
Maar toen zij geen antwoord
Manheer pastoor zegde hij
met een vastberaden stem, ik
dank u dat gij mij bewaard hebt
van een manslag te doen. En u
vervolgde hij, zich naar de ge
wonde Binder kerend vergeef ik
u ter harte, zoveel het in mijn
macht is, het kwaad dat gij mij
en mijn vader zaliger hebt aange
daan. Dat God u genadig zij. Ik
heb mij reeds genoeg op de Bin
ders gewroken.
Dank, dank murmelde de
berouwhebbende Disschers en een
glanzende vreugde verhelderde
zijn gelaat.
De priester drukte Jan Cler-
cker geestdriftig de hand.
Jongeling zegde hij, ik dank
u op mijn beurt voor de sterven
de en wens u tevens geluk met de
schone daad, die gij komt te ver
richten. Gij hebt hier voorbeeld
gevolgd van onze 'hemelse Mees
ter, dat God u zegene.
Jan Clereker verliet de gevan
genis, diep geschokt door al het
geen er hem was overkomen.
De gramschap had hem verla
ten en plaats gemaakt voor een
diepe neerslachtigheid.
Echter helde hij weldra tot
betere gemoedstemming over en
toen hij buiten kwam, ademde hij
de frisse morgenlucht in, trach
tende al de treurige tonelen zo
goed mogelijk uit zijn geheugen
te verdrijven.
Hij dacht met een zekere soort
van voldoening dat de taak. die
hij op 't dode lichaam van zijn va-
gaf en hoopte dat hij zou denken
dai zij in slaap gevallen was,
werd er nogmaals geklopt. Toen
ging de deur open en zij zag
Prue in de deuropening staan in
haar nachtjapon, met een kaars
in haar hand, en Dona zag dat
haar ogen rood en gezwollen wa
ren van het hullen.
«Wat is er?» vroeg Dona, die
onmiddellijk rechtop was gaan
zitten. «Is er iets niet in orde
met James?»
«Neen mylady» fluiserde Prue,
«de kinderen slapen. Het is alleen
maar... het 'is alleen maar dat ik
u iets te vertellen heb, mylady»
En zij begon weer te huilen,
terwijl zij met haar hand de tra
nen uit haar ogen wreef.
«Kom binnen en doe de deur
dicht» zei Dona. «Wat is er aan
de hand en waarom huil je? Heb
je soms iets gebroken? Ik zal je
geen standje geven»
Het meisje bleef huilen en keek
eens om zich heen, alsof zij bang
was dat Harry in de kamer kon
der had gezworen ten einde liep,
vermits de bijzonderste aanleiders
van de Binders reeds dood waren
en de overigen in de gevangenis
zuchtten.
Ook bracht hij zich de woorden
te binnen die de jonge Florida tot
hem had gesproken, vooraleer hij
het Valkensteen had verlaten.
Ga had zij gezegd-, ga
kloekmoedige jongeling, wreek
uw vader en vergeet niet dat gij
hier op Het Valkensteen nog vrien
den hebt, die fier zijn over u en
die gij in nood of geldgebrek niet
behoeft te sparen.
In nood verkeerde hij niet. Hij
had geen gebrek aan geld, verre
van daar. En zich naar Het Val
kensteen begeven, was voor bet
ogenblik een onmogelijke zaak.
mits zijn plichten hem weerhiel
den de stad te verlaten.
Doch hij besloot al hetgeen er
in kort gebeurd was. aan de dok
tor te schrijven en gelijktijdig
naar de staat van de gezondheid
van hem en zijn dochter te ver
nemen. die zo -hij vreesde merke
lijk kon geschokt wezen door de
meer dan heldhaftige verdediging
tegen de Binders.
En Jan bewonderde bij zich
zeiven wijl hij dit voornemen
maakte de onverschrokkenheid
van het meisje, maar beefde toen
hij overdacht in wat gevaar zij,
volgens het zeggen van Disschers
op het pachthof te Massemen was
blootgesteld geweest.
Zo in mijmerende gedachten al-
zijn, en zij fluisterde tussen haar
tranen door:
«Het gaat over William mylady.
Ik heb iets gedaan dat heel ver
keerd was».
«O hemel» dacht Dona» zij
heeft zich zeker laten verleiden
dcor William terwijl ik weg was
met La Mouette en omdat hij nu
weggegaan is. is zij bang en
schaamt zij zich en denkt zij dat
zij een baby zal krijgen en dat
ik haar weg zal sturen».
«Wees niet bang Prue» zei zij
zachtjes «Ik zal niet boos op je
zijn, Wat is er met Will.am? Je
kunt het mij gerust vertellen hoor
Ik zal het begrijpen».
«Hij was altijd heel aardig voor
mij» zei Prue, «en altijd heel op-
letterd voor mij en voor de kin
deren toen u ziek was, mylady.
Hij kon nooit genoeg voor ons
doen en als de kinderen naar bed
gebracht waren, kwam hij bij mij
zitten, terwijl ik zat te naaien en
h j vertelde mij over de landen
die hij bezocht had en ik vond het
les overleggende kwam hij in zijn
logement.
Hier was reeds alles in bewe
ging, de paarden sloegen met de
hoeven op de gekasseiden ach-
terlijst, wijl de stalknechten hun
gladde muid bij middel van de
roskam deden blinken. De knech
ten en meiden liepen door elkan
der op en neder de kamers om de
reizigers te dienen, terwijl men
tussen dit gewoel bescheide'ijk de
stem herkende van de waardin,
die als een generaal haar beve'cn
uitdeelde.
Victor Leefmans had ook reeds
zijn legerstede verlaten en begon
over het lang vertoeven van zijn
vriend enigszins ongerust te wor
den.
Duivel zegde hij. toen hij
Jan in de gelagkamer zag binnen
komen is me dat wegblijven? Ik
wist schier niet meer wat denken
en begon reeds jegens u tw:jfel-
achterige veronderstellingen te
maken.
Moor, die zich bij Victor be
vond, kwam kwispelstaartend zijn
meester tegemoet gelopen;
Men heeft mij "bij Albert Dis
schers ontboden zegde Jan, wijl
hij de kop van zijn hond streelde;
de kerel gaat sterven en had mij
iets bijzonders te zeggen, voor
aleer met de opperste Rechter
te gaan afrekenen.
Zo zo, en is de zaak van
nogal veel aangelegenheid ge
weest?
Ja, hernam Jan, maar het
heel prettig»
«Dat begrijp ik» zei Dona k
zou het ook prettig gevonden
hebben als ik in jouw plaats ge
weest was»
«Ik heb noöit kunnen denken»,
vervolgde het meisje, dat weer
begon te snikken «dat hij iets uit
staande had met vreemdelingen
of met die vreselijke zeerovers,
over wie w.j hadden horen praten.
Hij was helemaal niet ruw in
zijn manieren tegenover mj».
«Neen» beaamde Dona «dat ge
loof ik ook niet».
«En ik weet dat het heel ver
keerd van mij was mylady het
niet tegen Sir Harry en de ande
re heren te vertellen, die avond
toen zich al dat vreselijke hier af
speelde en zij uit hun kamers
kwamen snellen en die arme Lord
Rockingham gedood werd, maar
toch had ik de moed niet hem te
verraden mylady. Hij was zo zwak
door bloedverlies en hij zag zo wit
als een geest. Ik het heus niet
deen, mylady. Als het uitkomt
is een gewetenszaak, de priester
heeft er zich mede bemoeid en ik,
van mijn kant, ik heb de moorde
naar alles vergeven, wat hij in
zijn leven tegen mij en mijn va
der had misdreven.
Gij hebt wel gedaan, sprak
Victor; dat is schoon... De schelm
gaat naar de andere wereld, bij
gevolg is hij onmachtig nog ie
mand te hinderen en het is rede
lijk, dat alsdan alle vijandschap
eer, einde neemt.
Dit is al zeer schoon om
zeggen sprak Jan droefgeestig.
Echter heeft het aan de pastoor
veel moeite gekost mij zo ver te
brengen. E" geen wonder, oear
al het kwaad, dat mij overkomen
is. mij door Disschers werd toe
gebracht. Maar dit zij u genoeg,
de man .gaat sterven, en ik heb
gelijk ik u reeds zegde hem alles
vergeven; het is dan overbodig
daarvan nog verder te willen spre
ken.
Ik had nooit gedacht, zeg
de Victor verwonderd, dat die
Binder aan u meer dan aan an
dere deftige lieden vijandig was
geweest, maar gelijk gij komt te
zeggen, wij behoeven daar nu niet
verder in te treden.
De dood van de boetvaardi
ge Disschers zuchtte Jan, is
toch altijd troosteiijker dan die
van de aartsschelm Jacobus Vos-
selaer.
Buiten twijfel sprak Victor
driftig want het was waarlijk
wreed van de notaris in zijn zon-
za! ik ontslagen worden en naar
de gevangenis worden gestuurd,
maar hij heeft gezegd dat ik het
u moest vertellen wat er ook ge
beui-de».
En zij stond voor Dona en
wrofig haar handen terwijl de
tranen over haar wangen stroom
den.
«Prue» zei Dona vlug, «wat
probeer je mij te vertellen?»
«Alleen maar dat ik William die
nacht in de kinderkamer heb ver
borgen mylady, toen ik hem in
de gang vond liggen met een
wond aan zijn arm en een wond
aan zijn achterhoofd. En hij ver
telde mij toen dat Sir Harry en de
andere heren hem zouden doden
als zij hem vonden dat die Fran
se zeerover zijn meester was en
dat er die avond op Navron ge
vochten was. En in plaats van hem
te verraden mylady waste ik zijn
wonden uit en verbond hem en
ik maakte een bed voor hem op
de grond naast de kinderen en
na het ontbijt, toen de heren erop
uit waren getrokken om hem en
de andere zeerovers te zoeken,
liet ik hem uit door de zijdeur en
niemand weet er iets van behalve
u en ik».
vervolgt nadruk verboden
door
Syïvain VAN DER GUCHT
en
Lodewijk VAN LAEKEN
137
den te zien versmachten. Nooit
zal ik de wreede gebaren en ijse-
hjke zenuwtrekkingen van zijn
aangezicht vergeten, xoen hij
vloekend en tierend zijn ver
doemde ziel uitbraakte, terwijl Al-
bert Disschers door berouw ge
troffen, misschien hiernamaals nog
genade zal verwerven.
Zo sprak Victor en wenkte de
waard die zich achter zijn her-
bergtoog bevond en verzocht hem
een goede fles morgenwijn te
halen, daar hij wel zag dat zijn
vriend een hartversterkende ver
kwikking nodig had.
Jan aanvaardde de edele drank
die van ouderdom in de romers
parelde en waarvan hij gewoon
lijk veel werk maakte schier on
verschillig.
Victor had waarlijk moeite om
de jongeling op te beuren, d,e,
niettegenstaande al hetgeen hij
aanwendde om hem in een betere
stemming te brengen, zeer neer-
slachig bleef.
Daar de wijn gewoonlijk het
mensenhart verkwikt en alle zor
gen en kommer, verdrijft wanneer
hij matig en met smaak wordt ge
dronken kwam Jan Clereker na
enige glazen te hebben gedron
ken van lieverlede tot zijn ge
wone stemming terug.
vervolgt nadruk verboden