JAN CLERCKER
of de Laatste Binders van Vlaanderen
door Daphne du Maurier
14
Zij snoot haar neus luidruch-
t.-g in haar zakdoek en siond op
het punt weer te gaan huilen.
Maar Dona keek haar glimlachend
aan en klopte haar op haar
schouder en zei:
«Het is in orde, Prue. Je bent
een goed, trouw meisje door mij
dit te vertellen en ik zal het voor
mij houden. Ik ben ook erg op
William gesteld en ik zou zeer te-
neergeslagen zijn als hem iets
overkwam. Maar toch moet je
mij nog iets vertellen. Waar is
William nu?»
«Hij zei iet-s over Coverack,
toen hij wakker werd, mylady en
hij vroeg naar u en ik vertelde
hem dat u in bed lag en erg ont
daan en uitgeput was, omdat Lord
Rockingham die nacht gedood
was, Daar scheen hij eerst nog
eens goed over na te denken my
lady, en nadat ik zijn wonden had
uitgewassen en verbonden, zei
hij dat hij vrienden had in Gweek
die hem onderdak zouden verle
nen en hem niet zouden verraden
en dat u hem daar zou kunnen
vinden, mylady, als u hem een
boodschap wilde sturen»
«In Gweek?» herhaalde Dona.
«Heel goed Prue. Ik wil dat je
nu weer naar bed gaat en hier
niet meer over denkt en er tegen
niemand ooit een woord van zegt,
zelfs niet tegen mij. Ga door zo
als je steeds gedaan hebt, Prue,
en zorg voor de kinderen en houd
veel van ze».
«Ja. mylady» zei Prue en zij
LADY DONA
maakte een buiging en er stonden
nog steeds tranen in haar ogen.
Toen verliet zij het vertrek en
ging terug naar de kinderkamer
er. Dona glimlachte in zichzelf in
de duisternis, want zij begreep
dat de trouwe William nog steeds
bereikbaar voor haar was haar
bondgenoot en haar vriend, en
aat daardoor de vlucht van zijn
meester misschien mogelijk was
geworden.
Toen sliep zij in en haar geest
was kalmer dan tevoren en toen
zij wakker werd zag zij dat de
lucht weer blauw geworden was
en dat de wolken verdwenen wa
ren en er was iets in de lucht van
die zomerdag dat niet meer terug
zou komen, een warmte en een
helderheid, die haar onwillekeurig
deden terugdenken aan de dagen,
toen zij onbezorgd was gaan vis
sen in de rivier.
Terwijl zij z.ch aankleedde
maakte zij haar plannen, en toen
zij ontbeten had, verzocht zij Her-
ry bij haar te komen. Hij was al
weer bijna de oude en toen hij
haar kamer binnenkwam, riep hij
zijn honden op de gewone manier
hartelijk en ten volle tevreden met
zichzelf en hij kuste haar achter
in haar hals, terwijl zij voor haar
spiegel zat.
Harryzei zij «ik wil dat je
iets voor mij doet».
«Alles wat je maar wilt» beloof
de hij begerig. «Zeg maar wat ik
doen moei».
«Ik w.l dat je vandaag Navron
verlaat» zei zij «en dat je Prue
en de kinderen meeneemt».
Zijn gezicht betrok en hij keek
haar teleurgesteld aan.
«Maar jij dan?» vroeg hij.
«Waarom ga je niet met ons
mee?»
«Ik zal jullie volgen morgen»,
antwoordde zij.
Hij begon het vertrek op en
neer te lopen.
«Ik had gedacht dat wij alle
maal op reis zouden gaan, als
deze geschiedenis achter de rug
is» protesteerde hij «zij zullen die
80
zeerover waarschijnlijk morgen
ophangen. Ik was van plan er van
daag eens met Godolphin en Eus-
tich over te praten. Jij zou hem
toch wel graag willen zien hangen
is het niet? Wij zouden het kun
nen vaststellen op morgenochtend
negen uur en dan daarna op reis
gaan»
«Heb je weieens iemand zien
ophangen?» vroeg zij.
«Jazeker, en er is niet veel aan
dat moet ik toegeven. Maar dit is
iets anders. Verduiveld Dona, die
kerel heeft onze arme Rock, ver
moord en hij zou jou ongetwijfeld
ook vermoord hebben. Wil je soms
zeggen dat je n.et naar wraak
verlangt?»
Zij gaf geen antwoord en hij
kon haar gezicht niet zien, want
zij zat met haar rug naar hem toe
«George Godolphin zou het niet
aardig van mij vinden, als ik weg
ging zonder het hem van tevoren
te laten weten» zei hij.
«Ik zou hem daar wel een ver
klaring voor kunnen geven» zei ze
«want ik ben van plan hem van
middag zelf een bezoek te gaan
brengen als jij weg bent».
«Bedoel je dat je mij opzette
lijk op reis wilt sturen zonder jou
en dat ik de kinderen en de kin
derjuffrouw moet meenemen en
jou hier alleen achterlaten met
een handjevol halfwijze bedien
den?»
«Juist Harry dat bedoel ik»
«En als ik het rijtuig neem voor
de kinderen en zelf rijd, hoe zou
jij dan morgen kunnen reizen?'»
«Ik zou een postkoets kunnen
huren in Helston».
«En je in Okehampton bij ons
voegen in de loop van de avond?»
«En mij bij jullie voegen in Oko-
hampton, in de loop van de avond»
Hij stond voor het venster on
staarde somber naar de tuin
«Wel vervloekt, Dona, zal ik ie
ooit leren begrijpen?»
«Neen Harryantwoordde z;i,
«maar dat komt er niet op aan
ook».
«Dat komt er wei op aan» zoi
hij. «dat is het juist wat het leven
tussen ons tot een hel maakt»
Zij keek eens naar hem, zoais
hij daar met zijn handen op z in
rug voor het raam stond.
«Denk je dat?» vroeg zij.
vervolgt
nadruk verboden
door
Sylvain VAN DER GUCHT
en
Lodewijk VAN LAEKEN
188
Weldra was hij aan 't praten.
Hij verhaalde aan zijn makker hoe
de gewonde Disschers hem het
gevaar had doen kennen waarin
dokter Du Bien en zijn dochter op
het pachthof van Pieter Ganserik
hadden verkeerd, en hoe.de kloek
moedige Florida. Albert had ge
klampt na zijn gezel met een pis
toolschot te hebben gedood
Ook deelde hij hem het voorne
men mede van zo spoedig moge
lijk een brief te schrijven naar de
heer Du Bien.
Victor was verwonderd over de
zeldzame mooie moed van Juffr.
Florida, en zegde dat dergelijk
geval bekwaam was om ieder an
der meisje het bloed in de aderen
te doen verstijven.
Ook prees hij het besluit, dat
Jan had genomen van de genees
heer te schrijven, om zich van de
staat van de gezondheid van hem
en zijn dochter te onderrichten.
Jan begaf zichnaar zijn kamer
om wijl al het voorgevallen nog
levendig voor zijn ogen zweefde
zich aan het schrijven te zetten.
Victor liet hem gaan, denkende
dat hij, na de brief te hebben vol
trokken welgemoed zou wederko
men en bij het ontstoppen van
een tweede fles wijn gans zijn
geestigheid zou verrijzen.
Hij ontstak intussen zijn pijp
en zond de rook met vrolijke
zwalpen naar de zoldering, in af
wachting van de terugkomst van
zijn innige vriend.
Hij was reeds zo geruimen tijd
gezeten en begon van lieverlede
uit verveling te geeuwen, toen de
deur der gelagkamer werd ge
opend en Dreas, de champetter
van Oordegem binnentrad.
Deze beambte was daags te vo
ren toen hij, reeds laat in de na
middag, zijn gevangene had in
geleverd, en ziende dat het voor
goed avond begon te worden jn
de stal blijven slapen, wijl hij
geen liefhebber was van de nach
telijke duisternis en nu wilde hij
naar Oordegem niet terugkeren,
zonder de twee vrienden, Jan
Clercker en Victor Leefmans, te
komen groeten, te meer daar hij
zeker wist dat zij de vorige nacht
in hun logement hadden geslapen
en volgens hem, n-jet konden na
laten hem veel geluk te wensen
met de aanhouding, die hij had
gedaan.
Jan en Victor, zegde hij bij
zichzelven, hebben zo menig werf
met mij de spot gedreven. Wan
neer men mij de schrik der Bin
ders noemde; wat zullen zij nu
zeggen, nu ik werkelijk een der
gevaarlijkste handlangers van de
ganse bende, met gevaar van mijn
leven heb geklampt.
En hjj stapte de afspanning De
Koornbloem binnen.
Dreas was juist uitgedost in
dezelfde kleding als daags te vo
ren. Volledige utirusting als cham
petter, zijn grote klakhoed op het
hoofd en de sabel aan de zijde,
de zak met winkelwaar op de rug
en het baardbranderke in de mond
Victor herkende hem weldra en
kon zich schier niet bedwingen
van lachen, toen hjj dat zonder
linge personage zag verschijnen.
Een druppel, sprak de cham
petter, zich in statige houding
voor de waard plaatsend.
Toen naderde hij Victor tot op
enige schreden afstand en groette
hem door het afnemen van zijn
klakhoed, evenals een generaal
een keizer zou groeten.
De eerste groetenis, zegde
hij, aan de citoyen Leefmans, eer-
r.jds overste bij het Franse leger.
Heil en voorspoed, ant
woordde Vjctor aan Dreas, de
champetter van Oordegem, oud
soldaat van Maria-Theresia.
Doorluchtige gedachtenis,
verbeterde Dreas, zich eerbiedend
ontblotend.
Juist op het ogenblik dat de
champetter deze woorden had ge
sproken, kwam Jan Clercker met
de brief, die hij had geschreven,
naar beneden en stiet de binnen
deur open.
Zijn ogen vielen op Dreas.
Zo onverwacht en drollig kwam
hem dje ontmoeting voor de geest
dat hij neittegenstaande zijn treu
rige gesteltenis, zjTch insgelijks
bijna niet kon weerhouden van
lachen.
De groetenis aan mijn dap
pere dorpsgenoot, sprak de cham
petter, de jongeling de hand rei
kend.
Goede dag. champetter ant
woordde Jan, de gerechtsdienaar
de hand, welke deze zo gulhar
tig aanbood drukkend. Wel dui
vel welk geluk van u hier zo
vroegtijdig met de zak op de
schouders aan te treffen; zijt gij
nu reeds om winkelwaren geweest?
Weet gij dan niet sprak
Dieas zijn zak onder de tafel
smijtend en zich gemeenzaam op
een stoel zettend, dat ik reeds
van gisteren om winkelwaren ben
geweest en in het vallen van de
avond terug ben gekomen met
mijn gevangene, Hendrjk Spriet-
vlechter, die ik in het naar huis
gaan, na een hardnekkig gevecht,
met gevaar van mijn leven, heb
overmeesterd?
Inderdaad, zegde Jan, -diep
peinzend nu begin ik mij dit alles
te herinneren, maar wij hebben
het de vorige dag zo druk gehad
ten hirjze van notaris Vosselaer,
dat deze bijzonderheid mij ont
gaan was.
De gevangenneming van
Sprietvlechter, verbeterde Victor,
was ons bekend, maar wij wisten
niet dat het onze oude vriend Dre
as, de champetter van Oordegem
was die deze had bewerkt.
Dit verwondert mij grotelijks
hervatte Dreas, daar het reeds in
gans de stad bekend is en jk
gisteren avond van eenieder, die
mij ontmoette geluk werd ge
wenst en door velen dapper werd
beschonken.
En gij gaat nu naar huls?
Ja, mijn vrienden, langer
vertoeven zou plichtverzuim wor
den; mijn tegenwoordigheid te
Oordegem is hoogst nod.g...
Jan Clercker bleef een wjjl na
denkend dubben; dan op eenmaa
vroeg hij aan Dreas:
Champetter gij gaat terug
naar Oordegem. Zoudt gij een
brief willen medenemen voor de
heer Du Bien?
Wel zeker, citoyen waarom
niet, dit is een klein plezier, dat
vrienden en wapenbroeders, zo
als wij, fier zijn aan elkander :e
bewjjzen.
En Dreas nam de brief, die Jan
hem aanbood, en borg hem in de
binnenzak van zijn jas.
Heden voormiddag vervolg
de hij, zal uw brief reeds in ha;v
den zijn van de vreemde dokter.
En nu, zegde Victos, moet
gij, alvorens te vertrekken een
romer wijn op onze gezondheid
ledigen en ons eens wjjd en breed
verhalen op welke wijze Spriet
vlechter in uw handen is gevaHen.
Dit zal ik met weigeren, ant
woordde Dreas, wiens ogen vlam
den, wanneer hij van de wijn hoe
de spreken, maar ik moet het
kort maken, want ik mag hier niet
langer meer vertoeven.
Bah, meende Victor, hem een
gevulde romer aanbiedend, dit zal
weinig schelen, beg;n maar. wiii
luisteren.
vervolgt nadruk verboden