JAN CLERCKER of de Laatste Binders van Vlaanderen door Daphne du Maurier ~82~ LADY DONA - 12 Toen wuifde hij naar 'naar met ijn rijzweep IM zijn paard keren reed de opr jlaan in, ..erw.ji het jtuig langzaam volgde. De twee inderen keken cl.mlachend uit et portierraampje en wierpep aar kushandjes toe, totdat zij om en bocht in de iaan veruwenen au >j haar niet meer konden zien. Dona liep de lege eetzaal door aar de tuin. Het kwam haar voor .at het huis nu reeds een zonder- «nge verlaten aanbl.k bood, alsof iet reeds wist dat weldra de hoe- eri weer over de stoelen zouden vorden geschoven en de luiken ,veer gesloten zouden worden en e deuren gegrendeld, en er niets anders zou overblijven dan de ge- ïeimzinnige duisternis van het jude huis. Geen zonneschijn, geen stem men geen gelach, alleen de kalme lerinnering aan de dingen die ge veest waren en nooT meer zou den terugkomen. Hier onder deze boom, had zij op haar rug in de zon gelegen ±n naar de vlinders gekeken, toen Godolphin haar voor het eerst was .tomen bezoeken. Hier had hij laar aangetroffen met haar haar n de war en bloemen achter haar oren. En in het bos hadden bloe- -nen gebloeid die daar nu niet meer bloeiden, en de varens wa- en jong geweest en die zelfde varens waren nu bijna een meter hoog en donkergroen van kleur. HOOFDSTUK LVHI HET VERHAAL Jan Clercker bleef dubbend zit ten. Het nieuws scheen hem maar half te bevallen. Naar Rijsel? mompelde hij. Ja, vriend. Waarover denkt gij? Zouden we onmiddelli.k moe ten vertrekken? Missch en binnen een paar dagen reeds, m sschien binnen acht. Jan scheen ontstemd Valt het u zwaar? Ja en neen. Liever ja dan neen, maar kom, ik wil nu niet te veel aandringen of lamenteren, dat helpt toch tot niets. Indien we slechts een pasr dagen ove' heb ben dan Wil ik die benuttigen. Daarin kan ik u geen onge lijk geven, zegde S.i rmarck. Keer terug naar Oordegem, omhels daar uw zuster en... Maar Jan onderbrak met een beweging van de hand: Niet naar Oordegem wil ik, maar de tijd, die ons overblijft, wilde ik graag besteden om een geheim op te helderen. Een geheim! riepen zijn twee makkers bijna tegelijk. Zoals ik u zeg, een geheim, dat rechtstreeks in verband staat met de wanbedrijven van de bin ders. Grote verbazing van Stiermarck. Daar wil ik bij zijn! riep h.j. Zoveel liefr.jkr.eid had zij hier aan getroffen, liefrijkheid, die vlug ge komen en weer even vlug verdwe nen was, en zij wist in het diepst van haar hart dat dit de laaiste maal was dat zij naar dit alles keek en dat zij nooit meer zou te rugkomen naar Navon Huis. Een gedeelte van haar zou hier voor eeuwig achterblijven. Een voets.^7" ijn de richting van de rivier, de aanraking van haar hand op een bcom, de afdruk van haar lichaam in het lange gras, en misschien zou er na verloop van jaren hier ie mand anders ronddwalen en luiste ren naar de stilte, evenals zij gedaan had, en zou die lu,steraar het gefluister opvangen van de dromen die zij hier gedroomd had. midden in de zomer onder de hete zon en de blauwe hedel. Toen draaide zij de tuin haar rug toe en riep de staljongen, en zij verzocht hem voor haar de hengst te zadelen die rondliep in de weide en vertelde hem dat zij Uw spitsvondigheid zal ons ook zeer te stade komen. Wel geheim bedoelt ge? vroeg John ongeduldig. Ik zal u dadelijk op de hoog te brengen. En Jan begon te verhalen het geen hij van Clara wist, welk toe- va' bij hem verdenkingen had doen oprijzen. Hij besloot; Zowel Victor als ik zijn tot de slotsom gekomen dat het meis je een belangrijke rol heeft ge speeld in de laatste gebeurtenis- en en dat ze misschien ook niet vreemd is aan de verdwijning van de procureur en Gabrie'le de Mont- mirail. John's instinkt was te hoogste geprikkeld. Hij draaide zich op zijn stoel rond, alsof hij op hete kelen hadde gezeten. En waar woont dat meisje? vroeg hij. Ik breng er u dadelijk heen. of I ever, ik zal u de plaats wijzen dan kunt gij alleen werken. Zeer goed, .antwoordde de speurhond, dat het bevel maar een paar dagen weg blijft om op te trekken en ik zal die zaak wel spoedig klaarspinnen. Mocht God het geven. Alhoe wel de voornaamste aanleiders van de Binders zijn gevangen ge nomen en achter slot zitten, blij ven er niettemin vele misdaden ongestraft en de misdadigers on- vervolgd. Zo ook is de zaak Ri- gault, waarvan ik u reeds sprak, van plan was wat te gaan rijden. HOOFDSTUK XXIi Toen Dona Gweek be-eikte, be gaf zij zich regelrecht naar een kleine hut die verscholen stond in het bos op ongeveer honderd me ter afstand van de weg en waar van zij instinctmatig wist dat dit de plaats was die zij zocht. Toen zij eens een keer hierlangs gere den was, had zij een vrouw in de deuropening zien staan, een jon ge knappe vrouw, en William had die vrouw gegroet met zijn zweep. «Er doen lelijke geruchten de ronde» had Godolphin gezegd, «over jonge vrouwen die in het ongeluk zijn gestort». En Dona glimlachte in zichzelf toen zij eraan dacht hoe dat meis je gebloosd had en zij zich de uitdrukking op Williams gelaat her innerde, zijn galante buiging, toen hij niet vermoed had dat zijn meesteres naar hem keek. De hut scheen verlaten te zijn en Dona, die zich uit het zadel had laten Colas werd wel is waar, als de moordenaar aangewezen, maar het is een feit, dat n emand hem heeft herkend. Zijn geheimzinnige dood op het ogenblik dat hij in de han den van het gerecht ging vallen, schenkt voedsel aan de veronder stelling, dat er iemand ander ach- terzit dan de ruwe boer... Ik heb woorden gehoord, geslingerd naar het hoofd van Clara, die doen ver onderstellen dat zij ook de hand had in deze zaak, en dat zij mis schien de bobijn in de hand houdt, waarop al het garen is gewonden. Dat moeten we eerst klaar spinnen zeide Stiermarck, wiens neusgaten van geestdrift begonnen te trillen. Alsof zijn instinkt van mensen jager was ontwaakt en trillend van verlangen, stond hij recht. Kom makkers, laat ons geen tijd verliezen. Wie weet of we niet reeds hedenavond moeten vertrekken. Ge hebt gelijk, antwoordde Jan, Maar laat ons desniettemin de grootste voorzichtigheid in acht nemen. Ik weet niet bepaald of het meisje zeker plichtig is. Wees gekust vriend Jan. Ik ben van zulke zaken volkomen op de hoogte. Ge hebt me gezegd dat het meisje erg gekwetst was? Ja. Misschien ligt ze nog te bed Vooreerst zullen we door een der geburen wel vernemen of ze nog te bed ligt. Eenmaal hiervan on- glijden en op de deur had ge klopt vroeg zich een ogenblik af of zij zich misschien toch vergist had. Toen hoorde zij iets bewe gen in het tuintje achter de hut, en zij zag een glimp van een rok die achter een deur verdween en die deur werd eensklaps geslo ten de grendel werd er voor ge schoven. Zij klopte nogmaals zachtjes, en toen zij geen ant-. woord kreeg zei zij: «Wees niet bang. Ik ben Lady St Columb van Navron Huis». ...Een paar minuten later werd do grendel weggeschoven en de deur ging open en op de drempel stond William, terwijl het blozen de gezicht van de jonge vrouw over zijn schouder keek. «Mylady» zei hij, terwijl hij haar aanstaarde met een verwrongen trék op zijn gelaat. Zij vreesde een ogenblik dat hij in elkaar zou zak ken en zou gaan huilen. Toen richtte hij zich op en hield de deur voor haar open. derricht, zal de zaak op wielkens lopen. Jan en Victor zagen hem vra gend aan. Wel ja, vervolgde de speur hond, dan geef ik me uit als dok ter. Is er inderdaad iets eenvoudi ger? Inderdaad sprak Victor maar ik zie niet waarin ons dat ver zal vorderen. Laat ons maar gaan, vr.end en betrouw op mij. De drie vrienden vertrokken in de richting van Erembodegem. Laat ons intussen Clara gaan op zoeken. De wonde, die ze had bekomen door het vallen, was gevaarlijker geweest, dan men eerst had ge dacht. Het ijzer was diep in de wang gedrongen, had het oogvlies g«=- raakt en de arts meende dat Clara een bloedstorting in de hersenen zou krijgen. Dan was het met haar gedaan. Angst,g waakte het oude moe dertje bij de sponde van de lij dende. Clara was plotseling weerge keerd zonder Vermeulen; op al de vragen van de oude vrouw, Jef's moeder, gaf ze geen ant woord. Wanneer ze vroeg naar haar kind, dan antwoordde Clara schokschouderend Jef is ginder te Brussel ge bleven. «Ga naar boven, Grace» zei hij tegen het meisje, «mylady wil mij alleen spreken». Het meisje gehoorzaamde hem. en Dona werd binnengelaten in een kleine keuken en ging bij de haard zitten en keek naar hem. Hu droeg nog steeds zijn arm iri een draagband en zijn hoofd was verbonden, maar het was de zelrde Wi ham die daar voor haar siuiiuatsof n.jop haar instruc ties wachtte voor het souper. «Prue heeft mij je boodschap overgebracht William» zei ze. En omdat hij daar zo stijf en zonder enige uitdrukking voor haar stond glimlachte zij hem eens begrij pend toe. Met terneergeslagen ogen zei hij nederig: «Mylady wat kan ik verder nog tegen u zeggen? Ik zou voor u ge storven zijn die nacht en m plaats daarvan moest ik u in de steek laten en lag ik als een ziek kind op de grond in de kinderkamer» «Daar kon je niets aan doen. William», antwoordde zij. «Je was verzwakt en bewusteloos door bloedverlies en je gevangene was je te slim af. Maar ik ben. niet hierheen gekomen om daarover met je praten, William». vervolgt nadruk verboden door Sylvain VAN DER GUCHT en Lodewijk VAN LAEKEN 190 De arme moeder wachtte, maar haar lieve zoon vertoonde zich niet. Toen droeg de oude vrouw ai haar liefde over op Clara Frans ke was een schelm van eerste klas geworden. Hij was kloek opgeschoten en in hem broeide het kwaad met onweerstaanbare kracht. Hij was de nagel van de doods kist van zijn grootmoeder. Z j had er veel verdriet van. Doch Franske had Clara niet geloofd, toen ze verhaalde dat zijn vader te Brussel was gebleven. Er is iets vreselijks gebeurd, herhaalde hij steeds, iets vrese lijks! En toen ze ook hierop niet ant woordde ging nij zelf naar Brusse. om inlichtingen te nemen. Waar hij ook aanklopte nergens kon h j enig spoor van zijn vader ontdekken. De jongen hield veel van zijn vader, hij zou het uiterste gedaan hebben om hem terug te vinden. Een weg bleef hem nog over Inlichtingen te nemen bij de politie. Maar misschien had men zijn vader aangehouden, en, ook hem zou men willicht aanhouden wan neer hij naar zijn vader kwam vra gen. vervolgt nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1970 | | pagina 12