OUD-STRIJDER 14-18 ADOLF
SICCARD (Mespeiare) (85)
«En altijd maar plaasters leg
gen...» Vijftig jaar later:
«ER STEEKT EEN KOGEL IN
UW SCHOUDERBEEN.»
wmrnmm
fill'
ONAFHANKELIJK REGIONAAL WEEKBLAD NEC SPE NEC METU
Een oud oorlogsverhaal...
DE GAZET VAN AALST
26ste jaargang nr 35 Zaterdag 12 september 1970 Redaktie en Beheer Schoolstraat 26 - 9300 AALST - Tel. 241.14 6,50 fr het nummer
ADOLF SICCARD uit het nabije pittoreske Mespeiare, 85 jaar, is
een der niet zo zeldzame oudstrijc'ers 14-18 die in een Engels hospi
taal, via een brief van zijn schoonzuster, zijn eigen doodsbericht las.
Meer dan een halve eeuw later wordt het deze man van wie men
niet zou veronderstellen dat hij een zwaar oorlogsinvalied is 100
mijnheer, bijaldien de zwarte lap voor de rechteroogholte niet een
eerste aanwijzing is, te sterk als hij die trieste herinnering voor ons
ophaalt.
De emotie heeft deze 85 jarige man, die op de keper beschouwd
wel ongewoon fysiek sterk moet geweest zijn, en daarvan nog blijken
geeft, erg te pakken.
Zijn stem stokt en zelf al heeft men honderd en één sterkere oor-
logsstories gehoord of gelezen, al wordt men in deze «vredestijd»
nog regelmatig gekonfronteerd via T.V. met recente oorlogsbrutalitei-
ten voor dit oude, maar nooit meer helemaal gelenigde menselijke
verdriet wijkt onze laatste professionele nonchalance.
Adolf Siccard heeft daarenboven de gave van een vertelkunst die
zelf weleer een Ernest Claes zou geboeid hebben. Een geheugen
dat jaren, dagen, uren memoreert uit een tijd die toch reeds over
trokken is door de nevels van de geschiedenis.
Maar die eerste wereldoorlog 14-18 is voor Adolf Siccard nog
steeds geen geschiedenis, maar een realiteit die hij elke dag
ervaart.
«IK ZAL NOOIT VERGETEN»
Er is een tijd geweest dat
Adolf Siccard zeer gelukkig was
eigenlijk is hij dat ondanks alles
wellicht nog. Maar zijn schoonste
herinneringen gaan terug, bijna
70 jaar geleden naar de streek van
Orleans waar hij als knaap hard
wroetend, heerlijke dagen kende
op een boerderij.
De tijd van het echte arme
Vlaanderen toen massa's mensen
uit deze kontreien seizoenarbeid
gingen presteren in Frankrijk.
J'estime la france, mais aussi
ma langue, Ie flamand, zei ik al
tijd tot mijnheer en madam. Want
Adolf Siccard heeft zijn Frans
nooit vergeten en citeert vlot in de
taal van wijlen mijnheer en madam
uit Orleans...
Links op de vestkraag zijn een
reeks dekoraties gespeld, zeven,
acht... wellicht heeft hij er nog
meer. Maar over die dekoraties
spreekt de man zelf niet.
Je werd tijdens de eerste maan
den van de oorlog zwaar gewond?
Luister, luister, zegt Adolf
Siccard Ik zal het je allemaal
vertellen... Maar gaat ge dat alle
maal opschrijven?
Ja in augustus de 14 au
gustus stonden wij nabij de For
ten van Luik. De Duitsers kwamen
in maasa's op ons af. Maar hoe-
meer er sneuvelden, hoemeer an
deren er in de plaats kwamen.
Wat daarop volgt is een oorlogs
kroniek uit die eerste weken van
de zomer 1914. Een sober onop
gesmukt verhaal. Zonder fantasie.
Wij moesten wel achteruit,
een groot aantal van onze solda
ten trok over de Hollandse grens
maar ik zou mijn land verder ver
dedigen.
Ik zal het nooit vergeten maar
op 10 september stonden wij in
de eerste linie, ergens tussen Leu
ven en Mechelen, een ganse dag
in een brede beek, bijna tot aan
ons middenlijf in 't water.
Rond de «bloemfabriek van
Wijgmaal was het vechten man.
Ik heb er een van mijn beste ka
meraden weten sneuvelen. De ene
keer week het Belgische leger,
achteruit dan weer de Duitsers,
maar die werden steeds talrijker.
Wel op 11 september dan
kreeg ik drie kogels in mijn lijf...
Ik zal het nooit vergeten het
sloeg precies half twee op een
kerktoren. Dat hoorde en zag ik
nog.
Een kogel onder mijn hart,
een in mijn rechterschouder en
één hier in mijn oog Adolf
wijst op de zwarte lap...
Het wordt een evocatie van die
eerste oorlogsmaanden met na
men van steden, dorpen, regimen
ten, officieren, makkers...
Gaat ge dat nu allemaal schrij
ven vraagt Adolf?
«SAUVE QUI PEUT...»
Goed we gaan verder, want het
is nog maar een begin. Hij trekt
aan zijn pijp, proeft gezapig zijn
pilsken.
Ik was dus gewond. Per am
bulance werd ik overgebracht naar
het Stuyvenberghospitaal te Ant
werpen. Maar daar... haha, de
Duitsers zaten ons op de hielen.
En na een paar dagen, komt een
zuster in de zaal en die roept
«Sauve qui peut».
Twee uren later zaten we reeds
in de trein naar Oostende. We
werden er verzorgd in een hotel.
Ge waart nog steeds niet
genezen?
Wacht, manneken, het is nog
allemaal niet gedaan. Ge zoudt er
ne ganse boek kunnen over schrij
ven
Natuurlijk was ik nog niet
helemaal genezen. Maar ik mocht
toch reeds buiten. Maar geen ta
bak hé, en geen pijp, en geen
stekskens, en geen centen. Want
toen ik gewond werd, had men
mijn portefeuille... Maar dat moet
ge niet schrijven.
Ik kreeg toch wat geld.
Adolf lacht...
Ik naar een winkel: tabak,
pijp, stekskens.
Maar daar arriveren weer de
Duitsers. Dat was in oktober, wij
zaten gelukkiglijk reeds op de
boot naar Engeland. In Portsmouth
herinnert zich precies Adolf Ze
hebben daar in 1870 duizenden
franse krijgsgevangen verpleegd
en alles voorbereid voor de lan
ding in Normandie. De man kent
wel zijn geschiedenis.
Ik zeg zo op een dag tegen de
kolonel - dokter een kolonel hé
Beste vriend, ja ik zei dat zo,
beste vriend, ik wil hier weg. En
ik geraakte weg. Via Londen, al
tijd mist, dat was slecht voor
mijn gezondheid, op een kasteel,
met nog 3 andere Belgen.
Maar die drie kameraden heb
ben er niet lang verbleven. Die
gingen naar de Mis van de Protes
tanten. Ik naar die van de Kato-
lieken. Maar Protestanten zijn eer
lijke mensen. En ze namen het die
andere drie Belgen kwalijk dat zij
alhoewel katolieken, zich voorde
den als protestanten.
In maart 1915 krijgt Adolf Sic
card van de Belgische konsul te
Londen Pollet, een «Laisser Pas
ser» voor Le Havre...
Zie ik op de trein naar de ha
ven daar toch wel mijn broer. Die
dacht dat ik dood was. Man kunt
ge u dat voorstellen... We heb
ben toen wijn gedronken... wat
een wederzien.
We waren thuis met drie jon
gens. Alle drie gemobiliseerd. We
zijn er met twee van overgebleven.
In Frankrijk terug naar Orle
ans bij mijn oude baas...
Maar in '16 Terug opgeroe
pen Den doktoor zei «Bon pour
service auxiliaire...»
De oorlog ging verder... Op de
militaire dokumenten van Adolf
Siccard... Yoex bruns (a perdu
l'oeil).
Het eindigt allemaal in '20. En
op een kermis in Mespelaere
maakte Adolf kennis met een
meisken Wij trouwden in '22...
Een gelukkig huwelijk 4 jongens
en 1 meisken...
«GE DENKT 'T IS FLISIJN»
Maar heb was nooit mmm
Maar ik was nooit meer zon
der pijn. Hier Adolf wijst naar
zijn rechterschouder. Flisijn hé. En
altijd maar plaasters leggen. Ik
werd de pijn gewaar tot de top
pen van mijn vingers.
Altijd pijn man. Reumatiek hé...
En dan...
Wel een drietal jaar geleden
ga ik bij de dokter nog eens. Die
pijn altijd hé. En die zegt we
zullen eens foto's nemen.
En als ge me niet gelooft,
mijn dochter kan ze u onmiddellijk
tonen. De Rongtenfoto's Zeggen ze
me in Dendermonde: Er steekt een
kogel in uw schouderbeen...
Een kogel...
Ja, ge wordt dat goed ge
waar nu ik het weet. Dat is die
kogel van 1914 twee waren door
mijn lijf gegaan, maar de derde
die mijn oog trof was blijven zit
ten. Hier... Ze laten hem maar
best steken. Ik ben niet meer van
de jongste hé. Om die daar nog
uit te halen. En ik al die jaren al
tijd maar plaasters leggen.
En nooit vroeger aan gedacht
om Rongtenfoto's te nemen.
Ge denkt, 't is flisijn hé...
Vandaag zijn de mensen
niet meer gelukkig, zegt Adolf
Siccard. Ze willen altijd méér
en méér.
Weet ge dat ik in Antwerpen
nog Kruger gezien heb. Ik
was toen vijftien jaar. Ge
weet wel dat ze in Afrika ook
Vlaams spreken hé.
Vijfentwintig jaar geleden, 16 september 1945 Op de Aalsterse
Grote Markt de herdenking van het einde van de tweede wereldoor
log Een defilee van het toenmaal te Aalst gekazerneerde 55e en
56e Belgische Bataljons. Achteraan de gevel van de Borse van Am
sterdam in het teken van de toenmalige koningskwestie een
foto van Leopold III. (Foto archief)