PEDILUX
weekkalender
Twee wereMen
door Gr A. J. Dronln
starïd^ifl
De modems zxfcmd cfek
WARME VOETEN... WINTER ZONDER GRIEP
EEN MIDDEL
BOTJES GEVOERD MET ECHT LAMSVEL
EEN ADRES
P. DE COCK GRYSON
VOETVERZORGING STEUNZOLEN
COMFORTSCHOENEN
ORTHOPEDISCH MAATWERK
Kerkstraat 18 9300 Aalst
Tel. 259.23
18
LEVENSWIJSHEID
Hoe kunnen wij verlangen dat
een ander ons geheim bewaart,
wanneer wij het niet eens zelf we
ten te bewaren?
(La Rochefoucauld, 1613-1680)
WENS HUN EEN
GELUKKIGE NAAMDAG
Zondag 29 nov.: Filomenus,
Radboud, Rosata, Saturnijn.
Maandag 30 nov.: Andreas,
Andries, Dries, Andrea, Blanche,
Blanka Bianka
Dinsdag 1 dec.: Diodorus,
Elooi, Eligius, Leontius, Leonce,
Leontine
Woensdag 2 dec.: Aurelia,
Bibiana, Viviana, Charles, Jan van
Ruysbroeck
Donderdag 3 dec.: Cassia-
nus, Franciscus, Hilaria, Radfried,
Xaverius
Vrijdag 4 dec.: Anno Anske
Barbara, Baatje, Christiaan,
Osmond, Petrus
Zaterdag 5 dec.: Dalmatius,
Krispina, Reinard, Sabbas
HEILIG EVANGELIE
VAN ZONDAG
Luc. 21, 25-33
«Einde van de wereld»
ZON OP ONDER
29 nov. 8u19 16u43
31 dec. 8u45 16u46
MAANSTANDEN
Eerste kwartier op 5 dec. te
21 u36
Volle maan op 12 dec. te 22u03
STERRENHEMEL
1 dec.: Nu de nachten heel
lang duren en het 's morgens lang
donker blijft, is de gelegenheid
er om zonder extra inspanningen
eens een blik te werpen op de
sterrenhemel 's morgens en in
een oogwenk vast te stellen hoe
het uitzicht ervan radikaal ver
schilt van deze van 's avonds.
BIJZONDERE DAGEN
Zondag 29 nov.: Advent, het
begin van de tijd van verwachting
naar de komst des Heren. De
Liturgie beschouwt die komst on
der een drievoudig oogpunt de
komst van Christus in het vlees
bij zijn geboorte: zijn komst door
de genade in onze harten en zijn
komst aan het einde der tijden
als Rechter van levenden en do
den. De Advent omvat de vier
weken voor Kerstmis, die ons moe
ten herinneren aan de vier duizend
jaren jaren die sedert de val van
onze eerste ouders verliepen tot
aan de komst van de Verlosser.
Maandag 30 nov.: H. Andre
as, patroonheilige van de zeel
draaiers, maagden, trouwlustigen
en vissers.
Dinsdag 1 dec.: H. Elooi, pa
troonheilige van de goud- en edel
smeden, de pachters, hoefsmeden
ijzerkramers, ijzer- en loodgieters
blikslagers, sloten-, gereedschaps
rijtuig-, zadel- en horlogemakers.
Woensdag 2 dec.: Zalige
Jan van Ruusbroec, patroonheilige
van de Vlaamse schrijvers.
Vrijdag 4 dec.: H. Barbara,
patroonheilige van de Artilleristen,
mijnwerkers, kolenhandelaars, be
grafenisondernemers, zeeiui, pom
piers, bouwmeesters, geweer- en
vuurwerkmakers.
AGENDA
Zaterdag 28 nov.: Willebroek
nationaal koorfestival finale
Dinsdag 1 dec.: Bouillon
Sint Eligiusfeest folkloristische
stoet en wijding van de broden
Lierneux Sint Andriesjaarmarkt en
verlovingsfeest van 10 u af.
IN DE NATUUR
1 dec: Begin van de meteo
rologische winter. Van 1 tot 31
dec daalt de gemiddelde tempera
tuur met 1 graad. Begin van de
twee dode maanden in de natuur.
VOLKSE WEERKUNDE
30 november
Sint Andries
brengt de vries
KAPELLESTRAAT 11. 9300 AALST - Tel. 053/228.41
«Mijn God!» zei hij uitgeput tot
op de grens van een bezwijming.
«Dat is geestkracht. Vooruit dan,
en we zullen je vervloekte gewelf
opblazen».
Zij begonnen het gewelf op te
blazen, het ijzerharde bazalt neer
te schieten in het water, om de
stroomgoot te vullen en een gang
te maken boven het wateropper
vlak. Er werd een compressor naar
beneden gebracht om de drilboren
aan te vullen; de fijnste diamanten
drilboren werden gebruikt. Het
werk was moordend. Het vond
voortgang in duisternis, stof zweet
en de dampen van brisante spring
stof. Het vond voortgang in een
soort krankzinnige razernij. Alleen
Jenkins bleef kalm. Hij was op
zijn post, als de aandrijvende,
richtinggevende kracht. Gedurende
achttien daarop volgende uren ver
liet hij de Penygroes-schacht niet.
Toch beval hij de anderen wat
rust te nemen.
Er waren noodbedden en dekens
gebracht in de lange «lampisterie»
op het mijnemplacement, en hier
sterkte ik mij met de inspecteur
en andere beambten uit en kreeg
zes uur slaap. Weer fris na deze
rust, smeekte de inspecteur Jen
kins, met het werk uit te scheiden.
«Ga wat slapen, om Godswil.
Je vermoordt jezelf.»
Maar de directeur schudde het
hoofd. Die hele dag en de volgen
de nam hij alleen nu en dan een
half uurtje rust op de divan in zijn
kantoor.
Het opblazen van het bazalt
bleek ongeloofelijk moeilijk, een
bijna niet te volbrengen taak. Ter
wijl de uren voorbij gingen en het
werk slechts uiterst langzaam op
schoot begon onmerkbaar de hoop
te verflauwen. Er werd niets ge
zegd, maar de gezichten van de
redders drukten een groeiende
wanhoop uit.
Op de avond van de derde dag
zei Jenkins mij, dat ik wel voor de
nacht vrijaf kon nemen. Terwijl ik
door Pengelly ging op mijn tocht
naar huis, waren de straten verla
ten iedere deur was gesloten, geen
enkel kind was aan 't spelen. Ve
le van de winkels waren gesloten.
Een stille angst lag over de hui
zenrijen langs de helling, de stilte
der wanhoop. Twee vrouwen na
derden elkaar op straat uit tegen
overgestelde richtingen. Het wa
ren vriendinnen. Ze passeerden el
kaar met afgewende gezichten.
Geen woord. Stilte zelfs het ge
luid van haar voetstappen werd
gedempt door de sneeuw. Binnen
de huizen dezelfde stilte. In de
huizen van de in de mijn opgeslo
ten mannen stond het ontbijt op
de tafel klaar in afwachting van
hun terugkomst. Het was de tradi
tie. Zelfs 's nachts bleven de lui
ken open.
De volgende morgen vroeg ging
ik naar de mijn terug. Zij hadden
het peil van het water in de hoofd
schacht niet de Penygroes-
schacht voldoende verlaagd
om er duikers in te kunnen laten
afdalen. De duikers kregen te wor
stelen met een maximum water
stand van achttien voet in de
mijnvoeten. Niettemin vochten zij
zich een weg langs de gangen tot
aan de plek waar het water viel.
Zij zochten ingespannen en gron
dig. Niemand wist beter dan zij
hoe nutteloos dit zoeken zou zijn.
Het enige wat de duikers vonden
was; acht-en-dertig verdronken
lichamen.
De duikers kwamen terug. Zij
rapporteerden dat er geen enkele
levende ziel te vinden was. Zij rap
porteerden dat er minstens nog
een maand nodig zou zijn om de
mijngangen volledig van water te
ontdoen. Toen begonnen zij de lij
ken naar boven te brengen; de
verdronken mannen, met touwen
aan elkaar gebonden, die benge
lend uit de mijn te voorschijn
kwamen in het heldere daglicht
dat zij niet zagen en zwijgend
neergelegd werden op brancards
en gegeven aan hun vrouwen op
dat besneeuwde terrein.
Alles werd nu geconcentreerd
op de toegang bij Penygroes.
Maar iedere hoop die nog restte,
scheen ijdel. Men besefte ten vol
le dat de mannen wier lot nog niet
beslist was, waarschijnlijk nooit
de oude mijn bereikt hadden. Bo
vendien waren er nu acht dagen
verlopen sinds de datum van de
ramp en er bestond maar een ge
ringe kans dat deze mannen nog
in leven zouden zijn. Niettemin
werden met nieuwe waanzinnige
ijspanning de pogingen boven de
stroomgoot verdubbeld. De red
ders zetten alle kracht bij, iedere
zenuw gespannen. Zes dagen na
dat het opblazen was begonnen,
werd de laatste versperring weg
geschoten, zij braken erdoor en
kwamen weer in de oude hoofd
gang achter de stroomgoot. Uit
geput maar juichend drongen de
reddens voorwaarts. Zestig pas
sen westwaarts stuitten zij op een
volledige instorting van het bazalt-
gewelf. Zij hielden wanhopig halt.
«O. mijn God» kreunde de in
specteur. «Misschien is het zo wel
een halve mijl. We zullen ze nooit
bereiken, nooit. Dit is het eind»
Volkomen uitgeput leunde hij te
gen de bazltrots en begroef zijn
gezicht in zijn armen.
«We moeten doorgaan» zei
Penkins met een plotseling luide
stem, waarin iets hysterisch door
klonk. «We moeten doorgaan».
Op dat ogenblik, toen alles ver
loren scheen, werd een zwak, on
aards geluid gehoord in die on
doorgrondelijke duisternis, een bij
na spookachtig TA,TA... TA, TA
TA, TA. TA TAP, als een zwakke
trommelslag van een primitieve
volksstam.
«In Godsnaam, luister... Hoor
je dat...? De jowl.»
De «jowl» noemt men die met
hode om te kennen te geven waar
men zich bevindt, door met een
hamer tegen de rots te slaan
vele mannen zijn gered, doordat
zij hun redders naar zich toe wis
ten te «jowlen». ledereen stond
stokstijf stil, met gespitste oren.
Zwakjes, krachteloos, alsof het
gedaan werd door iemand die
sinds lang uitgeput was, werd het
geklop herhaald.
«Bij God, je hebt gelijk», riep
de inspecteur. «Ze zijn daar...»
dicht bij ons..., precies achter
die rots. Ze horen ons».
Jenkins vormde met zijn handen
een trechter voor zijn mond en
riep luid: «Ga achteruit, daar
achter».
Een laatste krachtinspanning, en
met een scheurend gekraak van
bazalt waren we er doorheen, en
bij de ingesloten mannen.
Daar lagen zij, tegen elkaar aan
gekropen, met hun ruggen tegen
de muur van de zijgang, zwijgen
de en spookachtige gestalten, aan
hun voeten een paar afgedropen
kaarsen.
Maar zij waren in leven, alle
maal ja ook de jongen was in le
ven en huilde zachtjes in zichzelf
toen wij voorwaarts kwamen.
Zij waren allemaal te zwak om
zich te kunnen verroeren en ook
wilde ik niet toestaan dat zij wer
den verplaatst voordat ik elk van
hen een halve liter sterke bouillon
met een scheutje brandewijn, op
geloste glucose en een strychnine-
injectie had gegeven.
«Worden ze beter, dokter?»
vroeg Jenkins bezorgd.
«Ja... allemaal».
Langzaam, voorzichtig brach
ten we hen naar buiten. Het nieuws
van de redding was ons al vooruit
gegaan en toen we aan de opper
vlakte kwamen, steeg met een
massale hoeveelheid geluid, ern
stig en toch spontaan, aanzwel
lend naar de hemel, van de reus
achtige menigte, verzameld op het
oneffen, woeste land van de
Meent dat beroemde Welshe
gezang op: «O god, onze hulp in
vroeger eeuwen».
Het was een moment van ont
roering die het hart verscheurde,
een aanblik die ik nooit zal verge
ten. Toch kon men door dit alles
heen, door de triomf van het suc
ces, de blijheid van de hereniging
niet die acht-en-dertig lijkkisten
vergeten, opgesteld in rijen in de
hal van van de Emmanuel-kapel,
geen honderd yards verder in de
straat. De massa-begrafenis had
plaats op de dag voordat wij Tre
degar verlieten. Ik woonde haar
bij. Een droevig afscheid van de
valleien van Zuid-Wales.
Maar ik, die misschien door de
gewoonte achteloos en onverschil
lig geworden was, werd mij hier
door bewust van de eindeloze ge
varen, door deze dappere mannen
getrotseerd.
Jaren later stond in een beroem
de Londense club een mollige
stamgast met rose wangen, na het
verorberen van een uitstekend di
ner en een halve liter bourgogne
met de krant in zijn hand met zijn
rug naar een gloeiend vuur en
weidde tegenover een kleine cote
rie uit over de vervloekte onbillijk
heid van de heersende mijnwer
kersstaking.
«Sixpence per uur méér», klaag
de hij. «Die vervloekte schooiers
zijn nooit tevreden. Wat duivel
willen ze toch?»
«Alleen het recht om te leven»
bracht ik bescheiden in het mid
den.
Ik was destijds een nieuw lid
en had stellig mijn mond moeten
houden. In plaats daarvan, ver
telde ik van deze ramp, en van
deze acht-en-dertig vervloekte
schooiers die aan die extra zes
pennies, waarop hun kameraden
gewaagd hadden aanspraak te
maken geen behoefte meer had
den.
9
Londen in de lente: zou er iets kun
nen zijn dat fascinerender betove-
render is voor twee mensen vj,«
daar nog nooit geweest zijn, in
dat heerlijke jaargetijde? Tegen
de azuren hemel stonden de om
trekken van de stad winkels,
huizen, kerken, torens en zelfs
tempels, en het mooist van al de
majestueuze koepel van de St.
Paul's kathedraal helder en
schitterend in de zoele lucht. De
Theems glinsterend in het zonlicht
gleed voort onder zijn sierlijke
bruggen. In Kensington Gardens,
waar goed geklede kinderen voort
stapten naast trotse, mooi uitge
doste kinderjuffrouwen, bloeiden
seringen en rose kastanjebomen
rondom het standbeeld van Peter
Pan.
Op de Serpentine zag men ple-
zierbootjes spetterend rondcirke
len. Over het hele West End, in
Piccadilly, Bond Street en Mayfair
flaneerde elegant de modieuze me
nigte overladen met de buit van
grote steden, met goud en zilver,
juwelen en kostbare sieraden, met
zijde en andere dure stoffen exo
tische vruchten en bloemen. Ach
ter de vensters van de meest ex
clusieve clubs, tegenover St James
stond het vol lanterfanters, die
naar de mooie vrouwen lonkten,
van de fijnste corona's genoten en
duizend pond wedden op Good
wood, Ascot en de keerzijde van
een kaart - waarachtig! De Koning
God zegene hem, was in zijn resi
dentie; zij waren de wacht aan 't
aflossen bij Buckingham Palace,
geld aan 't wisselen in de Bank
van Engeland, en hun winteronder-
goed aan 't verwisselen voor goed
van dunner weefsel. Spoedig zou
den in de warme schemeirng open
landauletten zachtjes naar de chi
que restaurants snorren, en donke
re knappe heren in avondkleding
met schitterende dames in diep
uitgesneden japonne naar het bal
let, de opera en naar alle schouw
burgen brengen. En wij, ja, wij
waren deel van heel deze kostelij
ke fonkelende parade, het was
werkelijk geweldig!
vervolgt
nadruk verboden