AM
kroniek
Guy ti@ loupissini
10
Danny vertrekt dus met Rocco
goed verborgen in een oude
vrachtwegen die toehoort aan Si-
don'ie, een knap meisje dat foto
grafeert en bovendien niet afkerig
lis van avontuur. Brett volgt hen
op de hielen 'in zijn wagen. Na
tuurlijk krijgen zij het weer aan
de stok met de politie door de
schuld van Brett nog wel maar
zij ontsnappen weer. Inmiddels is
er nog een gangster bijgekomen:
Torino, een gemene kerel die zint
op wraak...
DE WOUDLOPERS
maandag 17 januari te 18u05
Een geheimzinnige ballon is
neergekomen achter de horizon
en wekt opvallend veel belang
stelling bij twee vreemdelingen
Arnold en Betty Quaite. Zij zien
natuurlijk ook wel dat het geen
gewone weerkundige ballon is,
want er 'is een vreemde capsule
aan bevestigd. George Keeley ver
klaart aan een zekere Mr Elford
die voor de regering werkt, dat de
capsule in kwestie, binnen een be
perkte tijdspanne moet terugge
vonden worden, zoniet verliest zij
haar waarde. Mr Elford heeft
geen bezwaar dat de Junior Ran
gers mee op zoek gaan want het
is geen peulschilletje om de lan
dingsplaats van de ballon weer te
vinden...
DRIE KONINGEN
OF WAT U MAAR WILT
maandag 17 jan. te 20u50
'De vader van Gravin Olivia, een
'hoogbegaafde en ingetogen jonge
dame, 'is gestorven. Olivia werd
toevertrouwd aan de hoede van
haar broer, die kort geleden ook
'gestorven is. Zij hield zoveel van
'hem dat ze alle omgang met alle
'mannen heeft afgezworen...
MIDDERNACHTSGEHEIM EN
dinsdag 18 januari te 20u35
Het begint met een fikse ruzie
tussen Jan, de corat rice en Brad,
een vrolijke componist. Eigenlijk
'kennen zij eikaar niet eens, maar
ze hebben niettemin een grondige
'hekel aan elkaar, want telkens zij
wil telefoneren, stelt Jan vast dat
de (enige) telefoonlijn, die zij sa
men moeien delen, bezet is.
Brad houdt er namelijk een
zeer uitgebreid scala vriendinne
tjes op na. Jan ontbreekt het even
min aan succes...
DUBBELDEKKERS
woensdag 19 januari te 20u10
Op zeker dag nodigt Stan Jack
®it bij hem te komen avondmalen
Wanneer hij echter verneemt
dat Mum met een vriendje uit is
«B dat Olive het eten zal klaar
maken, pc.u iiij vlug Zijn biezen.
Mum komt pas in de vroege mor-
genuurijes thuis. Wanneer Stan
de volgende avond thuis komt
staat Mum weer haar opschik te
maken. De telefoon gaat en het is
haar «vriendje Wilfried».
■In een vliegende haast is Mum
de deur uit. Stan kan het maar
niet begrijpen en van pure emotie
laat hij de vis cn de (heten aan
branden. Mum neemt het er goed
van, ze is bijna iedere avond de
deur uit. Voor Stan en Arthur
blijft er niets anders over dan zelf
te naaien en te strijken, tot ze ont
dekken dat ze zelfs de hemden
van Wilfried aan het strijken zijn.
Mum verwaarloost totaal haar
huishouden, ze vergeet zelfs de
gasrekening te betalen. Terwijl
Stan de rekening gaat betalen,
wordt hij door een agent op het
boekje gezet, omdat hij de bus
fout heeft geparkeerd. Bij terug
keer in het depot wordt hij door
de opzichter en de controleur de
les gespeld.
Louter toevallig komt Stan er
achter dat de «lieve» Wilfried
getrouwd is en dat hij dat wijse
lijk voor Mum verzwegen heeft...
DE KLOP OP DE DEUR
donderdag 20 januari te 20u10
De lotgevallen van Fredsrik en
Annette Craets en hun wederzijd
se familie en kennissen beleven
we nog steeds tegen de achter
grond van de belangrijkste ge
beurtenissen en stromingen van
hun tijd. In deze aflevering komen
bijvoorbeeld de Frans-Duitse oor
log, die heel Europa in zijn greep
heeft en de toenemende verkeers
drukte in Amsterdam ter sprake.
Dr Goideweyn sterft op achten
veertig jarige leeftijd en zijn
vrouw probeert in zekere zin op
nieuw te beginnen en huurt een
huis aan de rand van de stad.
LANDSCHAP NA DE VELDSLAG
vrijdag 21 januari te 20u55
Duitsland. Winter 1945. Het
Amerikaanse leger heeft zopas
een nazi-concentratiekamp bevrijd.
De ex-gevangenen worden vrijgela
ten. maar het 'is slechts een vrij-
he.d «pro forma» want zij worden
ais «displaced persons» overge
bracht naar een voormalig SS-ka-
zerne en blijven onder bewaking.
Zij kunnen nog slechts wachten
op morgen, op een betere toe
komst en op de haast onbereik
baar lijkende vrijheid. Inmiddels
moeten zij echter leven en zoveel
mensen als er zijn, zoveel wijzen
zijn er cm de tijd door te bren-
gr n: de een bidden, de anderen
trarnen in gevechtsbataljons, nog
andoren stelen of wachten, wezen-
-3 prv/ordcn. De sfeer in het
i-mmp is gespannen, twistziek en
-;1 zijn de plotse
emotionele uitbarstingen.
Nu en dan schreef hij zijn va
der; zijn brief bracht altijd stra
lende vreugde in de kleine Nor-
mandische herberg aan de weg
hoog langs de helling, waar men
neerkijkt op Rouaan en het brede
dal van de Seine.
Af en toe ontving hij ook wel
eens een blauwe envelop, waarop
het adres met een grove trillende
hand was geschreen en onvermij
delijk las hij dezelfde regels aan
het begin van zijn vaders brief,
«Beste jongen, bij dezen deel
ik je mee, dat wij het goed ma
ken, je moeder en ik. Veel is er in
de streek niet gebeurd. Wel kan
ik je vertellen...»
En inwendig had hij nog altijd
belangstelling voor de dorpsaange
legenheden, voor nieuws over de
buren en voor de stand van ak
kers en oogsten.
Terwijl hij voor zijn spiegeltje
zijn witte das knoopte dacht hij
nog eens, «Ik moet morgen aan
vader schrijven. Als hij me van-
aond zag in dat huis, waar ik ga
eten, wat zou hij ogen opzetten,
de oude heer! Wat drommel, ik ga
straks dineren zoals hij van zijn
leven nog niet gedineerd heeft.»
En opeens zag hij de donkere
keuken ginds voor zich, achter de
verlaten gelagkamer, met de pan
nen die geel schijnsel op de mu
ren wierpen, de kat onder de
schoorsteen met de neus bij het
vuur, in de houding van een lig
gende draak, de kale tafel, vettig
geworden door de tijd en de ge
morste vochten, een dampende
soepterrine in het midden en een
brandende kaars tussen de twee
borden. Hij zag ook de man en
de vrouw, zijn vader en moeder,
twee plattelanders met trage ge
baren, die met kleine happen hun
soep aten. Hij kende de fijnste
rimpeltjes in hun oude gezichten,
de kleine bewegingen van hun ar
men en hoofden. Hij wist zelfs
wat zij elke avond tegen elkaar
zeiden, als zij tegenover elkaar
zaten te eten.
Hij dacht nog: «ik moet hen
eigenlijk eens weer gaan opzoe
ken.» Maar omdat hij klaar was
met kleden blies hij het licht uit
en ging naar beneden. Aan de
buitenboulevard werd hij door
vrouwen aangeklampt. Zijn arm
losrukkend snauwde hij, «Laat me
met rust!» Hij zei het met felle
minachting, alsof zij hem beledigd
en miskend hadden... Voor wie
hielden zij hem? Konden die slet
ten de mannen niet meer onder
scheiden? Zijn rokkostuum, dat
hij had aangetrokken om uit di
neren te gaan bij schatrijke, be
kende en belangrijke mensen, gaf
hem het gevoel dat hij een nieuw
mens was, een man uit de voor
aanstaande kringen, uit de aristo
cratie.
Zelfverzekerd kwam hij de
wachtkamer binnen, die verlicht
werd door hoge bronzen kande
laars en in een natuurlijk gebaar
gaf hij wandelstok en overjas af
aan de twee knechts, die naar vo
ren waren gekomen.
Alle salons waren verlicht. Mw
Walter ontving m de tweede, de
grootste. Zij verwelkomde hem
met een lieve glimlach en hij druk
te de handen van twee mannen,
die al voor hem waren gekomen.
Firmin en Laroche-Mathieu, afge
vaardigden en anonieme redac
teuren van La Vie Frangaise. La
roche-Mathieu had bij de krant
een speciaal gezag op grond van
zin grote invloed op de Kamer.
Niemand twijfelde eraan, dat hij
het tot minister zou brengen.
Even later kwam het echtpaar
Forestier binnen; zij was in het
roze en heel aantrekkelijk. Tot zijn
grote verbazing zag Duroy, dat
zij vertrouwelijk omging met de 2
volksvertegenwoordigers. Zij bleef
bij de schoorsteenmantel wel 5
25
minuten met Laroche-Mathieu pra
ten. Charles maakte een uitgeput
te indruk. Hij was de laatste
maand sterk vermagerd, hoestte
onophoudelijk en zei telkens, «Ik
zou van de winter toch beter naar
het zuiden kunnen gaan.»
Norbert d>e Varenne en Jacques
Rival kwamen tegelijk binnen.
Daarna ging er achter in de sa
lon een deur open en de heer
Walter verscheen met zijn twee
opgroeiende dochters van zestien
tot achttien jaar, de een mooi, de
ander lelijk.
Duroy had geweten dat de baas
kinderen had, maar de verbazing
overrompelde hem desondanks.
Hij had aan de dochters van zijn
directeur nooit anders gedacht
dan op de manier waarop men
aan verre streken denkt, die men
nooit zal zien. Verder had hij
zich kinderen voorgesteld en nu
zag hij vrouwen. Hij onderging de
vage geestelijke verwarring, die
het veranderen van een opvatting
meebrengt. Zij staken hem, nadat
zij aan hem voorgesteld waren,
de hand toe, gingen zitten aan 'n
tafeltje, dat blijkbaar voor hen
klaargezet was en begonnen te
zoeken in een mandje met klos
jes zijden garen.
Men verwachtte nog iemand en
bleef zwijgzaam, in de geremd
heid die voorafgaat waar mensen
samen dineren, die zich na uit
eenlopende dagelijkse bezigheden
niet in dezelfde gemoedsgesteld
heid bevinden.
Duroy, die uit verveling naar
de wand zat te staren, hoorde ds
heer Walter van enige afstand
zeggen, kennelijk met de bedoe
ling hem aangenaam te zijn,
«Bekijkt u mijn schilderijen?»
Met nadruk op mijn. «Ik
zal ze u laten zien.» En hij nam
een lamp, zodat de details be
ter te onderscheiden zijn.
«Hier hangen de landschappen
zei hij,
Midden aan de wand was een
groot doek van Guillement te zien
een Normandisch strand onder 'n
onweerslucht. Hoger hing een bos
gezicht van Harpignies, verderop
een Algerijnse vlakte met een ka
meel, hoog op de poten, als een
zonderling standbeeld.
Walter liep d'oor naar de vol
gende wand en kondigde met de
gewichtige stem van een cere
moniemeester aan: «Dit is grote
kunst.» Vier doeken hingen er: van
Gervex «Bezoek aan een zieken
huis», van Bastie-n-Lepage «Maai-
ster», van Bouguereau een «We
duwe» en van Jean-Paul Laurens
een «Executie». Dit laatste schil
derij beelde een priester uit de
Vendée af, gefusilleerd tegen de
muur van zijn kerk door een de
tachement republikeinse soldaten.
Er gleed een glimlach over het
gezicht van de baas toen hij bij
de volgende wand aankondigde
«En hier zijn de fantasieschil-
ders» Het eerste sprong een klein
doek in het oog van Jean Béraud,
dat Heette «Hoog en laag.» Het
was een knappe Parisienne die op
een rijdende tram klom. Haar
hoofd verscheen ter hoogte van
het 'imperiaal en de heren, die er
boven hun plaatsen hadden, za
gen met gretige voldoening het
jonge gezicht naderen, terwijl de
mannen, die beneden op het bal
kon stonden, naar de benen van
de jonge vrouw staarden met een
heel andere uitdrukking van spijt
en gulzigheid op de gezichten.
Walter hield de lamp hoog bo
ven hun hoofden en zei met een
ondeugende schaterlach, «Hé, is
dat niet grapig, is dat niet grap
pig?»
Daarna belichtte hij een «Red
ding» van Lambert.
Op een ongebruikte tafel zat
een jong katje verbaasd en onze
ker naar een vlieg te kijken, die
bezig was in een glas water te
verdrinken. Het had de ene poot
al opgeheven, gereed om het in-
sekt met een snelle slag te grij
pen. Maar het kon geen beslissing
nemen. Het weifelde. Wat moest
het d'oen?
De baas liet al een Detaille
zien: «De les». Het doek stelde
die een poedel leerde trommelen.
Hij zei,
«Is dat niet geestig?»
een soldaat in een kazerne voor
Duroy lachte waarderend en
zei geestdriftig,
«Wat enig, wat enig, wat e...»
Hij zweeg opeens; hij vernam
achter zich de stem van mevrouw
De Marelie, die juist was binnen
gekomen.
De baas ging door met het be
lichten en toelichten van schilde
rijen.
Hij liet nu een aquarel van
Maurice Leloir zien, «De hinder
nis». Het was een draagstoel, die
niet verder kion doordat de straat
versperd werd doo-r een gevecht
tussen twee mannen uit het volk,
twee kerels die elkaar duchtig te
lijf gingen. En uit het portier van
de koets keek een heel aantrekke
lijk vrouwegezicht naar buiten,
dat zonder enig ongeduld, zonder
angst en met een zekere bewon
dering het gevecht tussen die 2
grove kerels gadesloeg.
Walter zei, «Ik heb er in de
volgende vertrekken nog meer.
maar die zijn van minder bekende
schilders, minder goed ook. Ik
heb zelfs doeken van jonge schil
ders gekocht, van piepjonge
schilders en die laat ik in onze
persoonlijke vertrekken hangen
tot de makers ervan beroemd zijn
geworden.» Heel zacht voegde hij
eraan toe, «Dit is het ogenblik
om schilderijen te kopen. De
schilders sterven van honger. Zij
hebben geen cent, geen cent...»
Maar Duroy zag niet meer en
luisterde zonder iets te horen.
Daar achter hem stond mevrouw
De Marelie. Wat moest hij doen?
Als hij haar begroette, zou zilj
hem dan niet de rug toekeren of
hem een hatelijkheid toevoegen?
Begroette hij haar niet, wat zou
den de anderen dan den-ken?
Hij dacht, ik zal eerst wat tijd
winnen. Hij was zozeer overstuur
dat hij even overwoog een plotse
linge ongesteldheid voor te wen
den, zodat hij weg zou kunnen
gaan.
Zij hadden de ronde langs de
wanden voltooid. De baas zette
zijn lamp neer en begroette de
laatst binnengekomen gast, ter
wijl Duroy op eigen gelegenheid
nog eens langs alle schilderijen
liep, alsof hij er maar niet genoeg
van kon krijgen.
Hij wist zich geen raad. Wat
moest hij toch doen?
Stemmen drongen tot hem door
en hij kon het gesprek volgen.
Mevrouw Forestier ri;ep hem
«Zeg, meneer Duroy!» Haastig
ging hij naar haar toe.
Zij wilde hem Voorstellen aan
een vriendin, die een feest ging
geven en graag een berichtje in
de gemengde rubriek van La Vie
Franpaise geplaatst zou zien.
Hij stotterde, «Ja, natuurlijk
mevrouw, natuurlijk...»
Mevrouw De Marelie stond nu
vlak naast hem. Hij durfde zich
niet meer terug te trekken.
Opeens meende hij, gek te zijn
geworden: zij had hardop gezegd
«Dag, Bel-ami. Zeg, kent u me
mi et moer?»
Vliegensvlug keerde hij zich
om. Zij stond glimlachend tegen
over hem en uit haar blik sprak
n:ets dan blijdschap en genegen
heid. Zij stak hem de hand toe.
Hij nam die trillend aan, nog al
tijd bang voor een list. Heel rus
tig voegde zij eraan toe,
Vervolgt Nadruk verboden