allen r. p fT GIJ ZIJT EEN VAN DE ONZEN, LOUIS PAUL BOON. DAAROM MOET DE DIRK MARTENSPRIJS VAN DE STAD AALST U MEER GENOEGEN DOEN DAN DE NOBELPRIJS VAN STOCKHOLM. TEN ANDERE AAN DIE NOBELPRIJS KLEEFT TOCH ALTIJD DAT REUKJE VAN DYNAMIET, DIE GEEN NIEUWE OORLOGEN HEEFT KUNNEN VOORKOMEN, EN STEL U VOOR DAT GIJ TOCH VAN NOBELS ERFENIS EN PERCENTEN EEN AANDEEL HAD GEKREGEN EN NAAR STOCK HOLM MOEST. EN MISSCHIEN EEN SMOKING HUREN EN DAN ZENUWACHTIG EN AAN UWE LIEFSTE JEANNEKEN ZEGGEN DAT ZIJ MISSCHIEN TOCH BETER IN UW PLAAT? ZOU GAAN WANT DAT GIJ ZO'N GRIEPERIG GEVOEL KREEG. HET IS NU ALLEMAAL VEEL EENVOUDIGER, ZONDER KONING. HET IS BEST ZO, WANT GIJ KOND AAN ZIJNE ZWEEDSE MAJES TEIT EN ZIJN HOVELINGEN TOCH BEZWAARLIJK ZEGGEN ALL EZ, JONGENS, BEDANKT, WIJ GAAN HIER RECHTOVER IETS DRINKEN. DAT HEBT GIJ HEDEN DONDERDAG WEL KUNNEN DOEN IN DE STAD WAAR DIRK MARTENS EN PASTER DAENS HUN MONUMENT HEBBEN, GIJ NET ZOALS THEO LEFEVRE EN VAN ACKER IN BRUSSEL, NOG ZULT BELAST WORDEN MET DE KARWEI UW EIGEN BORSTBEELD TE ONTHULLEN. MISGUN DAT BORSTBEELD NIET AAN UW STAD: HET KAN DE SLOGAN «BEZOEK AALST EN ZIJN MONUMENTEN» OPFRISSEN. LOUIS, OOK NOG DIT: IEMAND IS ONS KOMEN OPZOEKEN MET DE VRAAG OF GIJ BEZWAREN ZOUDT HEBBEN TEGEN EEN CAFE MET DE BENAMING IN DE KAPELLEKENSBAAN» MET DE BESTE GROETEN. de jongens van de gazet van Aalst Wier jeugd is opengeblomd tus- schen die 2 oorlogen in, en die ge dweept hebben met r. rolland, het geweten van europa, en die nooit- meer-oorlog geschreeuwd hebben 's avonds in de stoeten, en op hun kamer wel een houtsnede zullen ge had hebben uit masereel's 25 ima ges de la passiond'un homme (liefst den jongen die met de armen op den rug gebonden tegen den muur staat en die met opgeheven hoofd kijkt naar iets dat masereel er niet bijge sneden heeft) en die den planken vloer van de cinema stukgetrappeld hebben dien keer dat men kamerad- schaft van pabst speelde (o als men het hek omverliep dat onder den grond de duitsche en de fransche mijnwerkers scheidde, lijk men elkander ter hulp snelde, dan hebt gij misschien in uw enthousiasme op het hoofd getrommeld van het meisje vóór u, die het niet voelde lijk ze in haar enthousiasme op het hoofd trommelde van den jongen vóór haar) en die van hun jeugd zeg gen dat zij de schoonste jeugd was die er ooit geweest is, waarin zij vol komen gelijk hebben want «mijn kind schoon kind» maar... Gij allen... Die den moed had om tot die jeugd-van-gisteren te behooren moet ook den moed hebben om tot de jeugd-van-vandaag te behooren, die opengeblomd is binst dezen laatsten oorlog, en waarvan de jongens ro mantisch doen uit contrast omdat de werkelijkheid werkelijk niet langer te dragen is, en waarvan de meisjes sigaretten smoren en tegen de jongens zeggen dat ze lie ver wachten naar een tommy en die opgeschoten beenen hebben met een ietsje te dikke knieën, en die een te lange swingvest dragen en een te korte broek en witte kousen en die al 4 jaar rantsoenbrood eten en de bommen hebben hooren vallen en over dooden spreken lijk over afge vallen blaren en die swingen swin gen (justinetje is op 5 stappen heel de zaal rond maar ze heeft er ook de beenen naar jong en schoon al hoewel ze opgegroeid is al aan schuivend voor schlamm en haring in zon regen en wind) en die verdomd goed weten dat ze betaald moeten worden als ze iets voor elkander doen, en die in de cremerie zitten waar geen creme is maar ijscon- sumptie, en die naar de cinema gaan waar men niet meer pabst of eisen- stein of ruttman of king vidor of chaplin speelt maar de wonderbare avonturen van baron von munchhau- sen en de gouden stad gansch in na tuurlijke kleuren, en die dat onge looflijk schoon vinden ze vinden swing schoon en ze vinden die duit sche filmen schoon waarin men walst en de swing als iets bar- baarsch brandwerkt, en ze dansen op cowboy-song fonoplaten die ie mand nog heeft kunnen redden, en via-mala-van-hoe-heet-hij-ook-weer vinden ze een meester-werk en we- tenschap-vernietigt-monopolies is het laatste woord dat er kan gezegd worden (want ze denken nooit over iets na, ze aanvaarden alles wat men hun geeft, maar ze blijven dapper zitten als er op het scherm van de cinema roode letters beginnen te dansen «alarm»... het is alarm zeg gen ze tot het meisje naast hen, net of die het ook niet gelezen heeft) maar ge moet hun niet zeggen dat deze film geen copie heeft aan de filmen van vóór den oorlog, o de menigte en o de doos van pandora en o de havens van new-york en o de jacht naar het goud, het zal niet helpen want ge zult hen met een grondelooze verachting hooren zeg gen dat het iets is dat ze alle dagen zien in het werkelijke leven... gij allen... Die tot de jeugd-van-vandaag wilt behooren, ik moet er u voor waar schuwen dat zij een beetje te zake lijk is in sommige dingen zoodat zij in ander dingen een hoeveelheid ro mantiek koopen moet maar niet zal nalaten van te vragen hoeveel kost het mij? en dat zij de dingen waar gij in uw jeugd van gedroomd hebt belachelijk vindt; en dat gij u niet te gauw in een hoekje terugtrekken moet, want de hardste strijd in het leven is de strijd om niet bitter te moeten worden. Uit« Mijn kleine oorlog» door Louis Paul Boon

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 16