BEL-AMI kroniek Guy de flfgoupassant 10 jr-4-<*0^ SISS1 zaterdag 29 januari te 13u30 Groothertogin Sophie heeft haar man, Groothertog Franz Karl, er toe kunnen bewegen de troon over te dragen aan zijn zoon Franz- Joseph. Ze zou de keizer van Oos tenrijk graag een waardige keize rin willen schenken. Ze is van plan Hélène, de oudste dochter van haar zus, te laten trouwen met haar zoon. Ze nodigt haar zus uit met haar twee dochters, Hélè ne en Si sa:. Sr'ssi komt er vlug achter dat Hélène uitgekozen werd om met Franz-Joseph te huwen, meer aangetrokken tot SSssfi en verlooft zich rot haar... HIER IS LUCY zaterdag 29 januari te 20u10 Lucy trap erin zij wordt het (leuke) slachtoffer van een tv- stunt die geensceneerd werd door Art Linkletter met de hulp van haar eigen bengels, haar beste vriendin en Uncle Harry. Iedereen zou weieens lekker amok willen maken in een kruide nierswinkel tussen de bonderden blikken, dozen en flessen. Dat overkomt Lucy in deze episode, maar dan ongewild. DE WOUDLOPERS maandag 31 januari te 18u05 De Junior Rangers ontdekken in een geheime Iade het spoor naar een goudschat. Pat Armstrong is een oude boer die zijn inboedel openbaar verkoopt. Om hem te helpen kopen de Junior Rangers een oude schrijftafel. Maar daar mee blijken zij een zeer begeerde vangst gedaan te hebben. Wanneer zij wat later immers het neefje van Pat ontmoeten, Charlie, is deze opvallend enthou siast om het ding van hen te ko pen. Joe Two Rivers vertelt de kin deren dat lange jaren geleden een trein met een lading goud stil hield aan het fort. Het goud werd ergens verborgen en de geheime lade zou een stukje van die sluier verder kunnen oplichten... HET DUIVELSHUiS dinsdag 1 februari te 2Cu40 «Hill House» ligt ergens in Nieuw- Engeland. Het huis dat er bijna een eeuw staat heeft een vreselijke reputatie: het is een dui vels hu is. Het werd gebouwd door een vrouw die het nooit zag. want zij verongelukte met haar gespan. Nog andere slachtoffers volgden. De eigenares, Mrs Sanderson heeft een kandidaat-huurder ge vonden. Maar zij is er helemaal niet enhousiast voor dat Dr John Mantague het duivelshuis voor een zomer wil huren. De professor een anthropoloog is echter bij zonder nieuwsgierig en wil er kost wat kost het fijne van we ten. Het kan nog van dienst zijn bij zijn wetenschapelijk werk. Een heel gezelschap neemt dus zijn intrek in het huis Dr. Mon tague, Luke Sanderson, neer van de eigenares en later erfgenaam van het huis, en verder twee jon gedames die de professor belpen bij het onderzoek: Theodora die over een buitengewone feeling be schikt voor vreemde situaties, en Eleanor die op tienjarige leeftijd reeds verwikkeld was in een zaak met een «(klopgeest»... HET ZWAARD VAN ARDOEWAAN woensdag 2 februari te 17u30 De verterende hebzucht en af gunst van Morholt overleeft Huoon. M or holt is nu heer van Ardoe- waan en huwt Freda, de vrouw van Huoon, maar op Bragnit het wonderbare zwaard van Ardoe- waan rust een vloek. Telkens als Mor'holt het aanraakt is zijn hand besmeurd met bloed. Fulco, nar en troebadoer, op Ardoewaans burcht, vermoedt dat er iets niet in de haak is en houdt Morholt in de gaten... DE KLOP OP DE DEUR donderdag 3 feb. te 20u!0 Deze aflevering speelt in 1883. Annette ziet en hoort Multatuli, de bekende schrijver van ««Max Ha- velaar» en strijder voor de vrij heid van de bewoners van de «Gordel van smaragd». Stance, die Anmet naar de leznig van Mul tatuli heeft vergezeld, vond haar tijd in in die, ondanks alles, toch we! plezierig en rustig. fóAD JACK vrijdag 4 februari te 20u55 In 1917 had de dichter Sieg fried Sasson reeds enkele jaren oorlog achter de rug. Hij had als onderluitenant ■gevochten aan het Westelijk Front. Hij behoorde tot de «Royal Welsh Fusiliers» en werd trouwens om zijn verdiensten aan het British Empire» gelau werd met het «Military Cross». Te rug in Engeland viel hij in een ge schrift hevig de militaire autoritei ten aan die hij verantwoordelijk stelde voor het lichtzinnig opoffe ren van mensenlevens en dit enkel om financiële aangelegenheden te verdedigen. De «Bradford Pioneer» publiceerde zijn verklaringen. Dit bracht heel wat herrie in Enge land. De zaak werd zelfs aanhan gig gemaakt in het parlement. Met zijn vriend Geoffrey Crom lech (een schuilnaam in dit tv- spel) heeft Siegfried Sassoon ge heel zijn aanklacht nog eens door gepraat en Cromlech overtuigde Siegfried zijn 'Jacht niet in te trek ken, zelfs riet warneer hij krank zinnig zou worden verklaard. Hij liep door, veel vlugger nu. «Maar je zult ook de ontstel lende nood van de wanhopigen leren kennen. Je zult worstelen in onzekerheden, als een drenkeling, een verlorene. Je zult naar alle kanten «HELP!» schreeuwen en niemand zal je antwoorden. Je zult de armen uitstrekken, je zult gillen om gered, bemind, ge troost te worden en er zal nie mand komen. «Waarom lijden wij zo? Om dat wij ongetwijfeld gebore'n wa ren om meer naar de stof en min der naar de geest te leven! maar doordat wij zijn gaan denken is er een wanverhouding ontstaan tussen het peil van onze toege nomen intelligentie en de onver anderlijke voorwaarden waardoor ons leven wordt bepaald. «Let eens op middelmatige lie den; zolang zij niet door grote rampen worden getroffen voelen zij zich tevreden, zonder onder de gemeenschappelijke nood te lijden. Ook dieren lijden daaron der niet.» Nog eens bleef hij staan, dacht even na en zei mat en berustend, «Ik ben een verloren schepsel. Ik heb geen vader, geen moeder, geen broer, geen zuster, geen vrouw, geen kinderen, geen God.» Na een korte stilte voegde hij eraan toe «Ik heb alleen het vers» Terwijl hij- het gezicht ophief naar de lucht, waar het bleke ge laat van de volle maan glansde, declameerde hij, En ik zoek de maan van dit duister raadsel, ver in de lege nachtlucht met de bleke ster. Zij bereikten de Pont de la Concorde, die zij zwijgend over staken en liepen langs het Pa lais-Bourbon verder. Norbert de Varenne begon weer te praten. «Ga trouwen, vriend, je weet niet wat het is, eenzaam te zijn op mijn leeftijd. Het alleen zijn jaagt mij tegenwoordig een gruwelijke angst aan; de eenzaamheid in mijn kamer, 's avonds bij de haard. Ik heb dan het gevoel, dat rk alleen op de wereld ben, wal gelijk alieen, maar omringt door duistere gevaren, door onbekende en schrikwekkende dingen; de wand, die mij scheidt van de buur man die ik niet ken, houdt mij van hem even verwijderd als van de sterren die ik door mijn raam kan zien. Een soort koorts zweept mij dan op, de koorts van pijn en angst en van de stilte van de mij verpletterende wanden. Niets is zo diep en zo somber als de stilte in de kamer, waar men al leen woont. Het is niet alleen een stilte, die het lichaam insiu.t, het ts een stilte rondom de ziei en als er een stoel kraakt trilt men van schrik, want er valt geen ge luid te verwachten in die doodse kamer.» Weer wachtte hij even en zei nog, «Als je oud bent, zou het toch mooi zijn, kinderen, te heb ben.» Zij bevonden zich halverwege de Rue de Bourgogne. De dichter b!eef voor een hoog huis staan, belde, drukte Duroy de hand en zei, «Vergeet het geleuter van een oude man maar, jonge vriend, en leef volgens je eigen leeftijd. Adieu!» Hij verdween in de duistere gang. Duroy liep door met beklemd hart. Het was alsof iemand hem een kuil vol botten had laten zien, een kuil, waarin ook hij op zekere dag onherroepelijk zou vallen. Bin nensmonds zei hij, «Verdraaid, die is er niet best aan toe. Ik zou geen balkonfauteuil willen hebben om zijn ideeen op het toneel te zien verschijnen, wat drommei!» Maar terwijl hij zijn pas inhield om een geparfumeerde vrouw voor te laten gaan, die uit een rij tuig stapte en haar huis binnen ging, snoof hij gretig de geur van verbena en iris op, die nog in de lucht hing. Zijn longen en zijn hart trilden en klopten van plotse linge hoop en blijdschap; de ge dachte aan mevrouw De Marelle, die hij de volgende dag terug zou zien, overweldigde hem. Alles glimlachte hem toe, hem ontving het leven met tederheid. Het was heerlijk, hoop te zien vervuld. In een roes viel hij in slaap en hij stond vroeg op om een wan deling te maken in het Bois-de- Boulogne, eer hij zich naar me vrouw De Marelle begaf. De wind was gedraaid en het weer was milder geworden tijdens de nacht; de lucht was zoel in de aprilzon. De gebruikelijke wandelaars in 't Bois leken die morgen allen aan wezig, aangelokt door de blauwe zachte lucht. Duroy liep langzaam en dronk de zoelte in als een voorjaarslek kernij. Hij liep onder de Are de Triomphe op de Place de l'Etoile door en ging verder langs de bre de avenue, tegen de stroom rui ters in. Hij nam hen, op, deze rij ken, mannen en vrouwen, in draf of in galop passerend. Hij benijd de hen nauwelijks meer. Hij ken de hen vrijwel allen van naam, kende de omvang van hun vermo gens en de achtergrond van hun levens; zijn beroep had hem tot een soort almanak van Parijse be roemdheden en schandalen ge maakt. De amazones reden hem tenger en welgevormd in het donkere la ken van hun rijkleding voorbij met die bepaalde hooghartigheid en ongenaakbaarheid, die vrouwen te paard veelal tonen en Duroy ver maakte er zich mee, binnens monds en zoals men in een kerk gebeden opzegt, namen, titels en functies op te noemen van de min naars die zij erop nahielden of die men hun toedichtte. Soms mom pelde hij zelfs in plaats van Baron de Tanqueiet, Prins de la Tour-Enguerrand, Cöté Lesbos L. Michot van het Vaudeville R. Marquetin van de Opéra Het spelletje boeide hem da nig, alsof hij onder de fatsoenlij ke schijn de eeuwige en diepe schande van de mens ontdekte en alsof dat hem verheugde, prikkel de en troostte. Hardop zei hij, «Schijnheilige bende!» Zijn blik zocht de ruiters over wie de meest schokkende verhalen in omloop waren. Hij zag er verscheidene, die van vals spelen werden verdacht, voor wie de hogere kringen in elk geval de grote bron waren, de enige bron, zij het een twijfelach tige. Anderen, mannen van groot aanzien, naar ieder wist. Er wa ren er ook die van het inkomen van hun minnaressen leefden, naar men zei. Velen hadden hun schulden betaald, (wat hun tot eer strekte),, maar niemand had ooit ontdekt, hoe zij aan het be nodigde geld waren gekomen (een tamelijk verdacht raadsel). Hij zag bankiers, die hun onme telijk fortuin oorspronkelijk aan 'n diefstal te danken hadden en dis overal werden ontvangen, tot in de meest aristocratische huizen; ook mannen, die zoveel aanzien genoten, dat de gewone burgers in het voorbijgaan de hoeden voor hen afnamen, maar wier brutaie speculaties in de grote nationale ondernemingen voor niemand een geheim waren, die enigszins thuis was in de eerste kringen. Allen hadden zij hooghartige gezichten, trotss monden, schaamteloze blik ken, die met snorren en die met bakkebaarden. Nog altijd lachend zei Duroy, «Het is me wat moois! Bende smeerlappen, bende roofmoorde naars!» Maar er kwam een open, laag en schitterend rijtuigje voorbij, getrokken door twee slanke witte paarden in volle draf, met golven de manen en wuivende staarten. Het werd bestuurd door een kleine jonge blonde vrouw, een beken-de courtisane, die twee grooms achter zich had. Duroy bleef staan in de behoefte deze vrouw, die het in de liefde zo ver gebracht had en brutaal genoeg was om haar in haar bed verwor ven rijkdom aan deze boulevard en ten aanschouv/e van schijn heilige aristocraten ten toon te spreiden, te begroeten en toe te juichen. Mogelijk voelde hij vaag, dt er een zekere overeenkomst tusesn hen was, een natuurlijke verwantschap, dat zij van hetzelf de soort en van hetzelfde karak ter waren en dat ook zijn succes op even brutale wijze zou worden voortgezet. Op de terugweg liep hij lang zamer, hij voelde zich diep vol daan. Maar iets te vroeg bereikte hij het huis van zijn voormalige minnares. Zij stak hem haar lippen toe, alsof zij geen onenigheid hadden gehad en vergat aanvankelijk zelfs de wijze voorzichtigheid, die te derheden in haar eigen huis niet toestond. Terwijl zij de gekrulde punten van zijn snor kuste zei ze, «Liefste, er :is toch zo -iets er gerlijks gebeurd. Ik hoopte op een paar heerlijke weken en nu komt mijn man plotseling thuis voor niet minder dan zes weken; hij heeft onslag genomen. Maar ik kan het geen zes weken zonder jou stellen, zeker niet na onze kleine ruzie, en nu heb ik het zo gezegd: Jij hebt me verzocht, maan dg. ts kernen dineren; Ik hob hem al een en ander over jou ver teld. Ik zal je aan hem voorstel len.» Duroy weifelde. Hij voelde zich onzeker: hij had nog nooit met 'n man te maken gehad, wiens vrouw zijn minnares was. Hij was bang, zich op de een of andere manier te zullen verraden. Hij stotterde, «Nee, ik wil je man liever niet leren kennen.» Maar zij drong aan en sloeg verbaasd de on schuldige ogen naar hem op: «Waarom niet? Wat is dat nu? Zoiets komt toch dagelijks voor! !k had je voor verstandiger ge houden, moet ik zeggen.» Gekwetst zei hij, «Goed, ik kom maandag dineren Zij voegde er nog aan toe, «Om geen argwaan te wekken heb ik Forestier en zijn vrouw ook uitge nodigd. Ik vind het overigens niet prettig, mensen t'huis te ontvan gen.» Tot aan maandag dacht Duroy niet meer aan deze ontmoeting; maar terwijl hij de trap van me vrouw De Marelle beklom voelde hij zich zonderling verward, niet doordat het hem hinderde die echtgenoot de hand te drukken, zijn wijn te drinken en zijn voed sel te eten, maar omdat hij bang was voor iets, al wist hij niet wat. Men liet hem in de salon en bij wachtte als gewoonlijk. Even later ging de kamerdeur open en er kwam een forse man met een grij ze baard binnen, gedecoreerd, waardig en hoffelijk, die hem met zorgvuldige beleefdheid toevoeg de, «Mijn vrouw heeft me al veel over u verteld, meneer en het is mij een groot genoegen, kennis met u te maken.» Vervolgt Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 10