DE BENDE VAN
JAN DE LICHTE
LOUIS PAUL BOON
Aalst, ook morgen een leefbare stad
Onder dit motto organiseerde
het Algemeen Middenstandsver-
bond 3 belangrijke stud'ieavooden
te Aalst.
Onder het voorzitterschap van
dhr Van Dorpe, Direkteur van het
AMV werden de opgekomen aan
wezigen hartelijk welkom geheten;
het doel en de betekenis van deze
studiedagen had zijn oorsprong in
de zeer ruime taak, die de inter
professionele middenstandsorga-
saties met de met haar samen
werkende groepieningen en be-
roepsverentigiingen zich heeft ge
steld ril. een konstruktiieve en op
bouwende aktie ontwikkelen om
van Aalst Stad een leefbaar en
k o m m e rc'i e e I aantrek kings centrum
te maken, inzonderheid voor de
toekomst.
Als eerste inleider kwam aan
ihet woord dhr. Leyman, Bedrijfs-
consu'lent bij het Economisch en
Sociaal Instituut voor de Midden
stand; spreker behandelde inzon
derheid de nieuwe distributievor
men en -technieken en daarnaast
de evolutie van de grootwarenhui
zen. Aan de hand van een rijke
dokumentatie schetste spreker de
huidige toestand en beantwoordde
een reeks vragen van de aanwezi
gen.
Op de tweede studieavond ont
wikkelen de heren Appel en Van
Hoecke, architekt-urbanisten, het
onderwerp «Een stad voor mensen
planologie en ruimtelijke ordening»
Beide sprekers, die de ontwerpers
Zijn samen met een ploeg kolle
ga's van het ontwerj «Antwerpen
1980» gaven een uiteenzetting van
de uitgangspunten, die aanleiding
'hadden gegeven tot hun ontwerp
voor Antwerpen. Aan de hand van
een diamontage hebben zij ge
toond wat mogelijk is inzake krea-
tiviteit en durf vanwege de ge
vestigde kleinhandelszaken.
Op de derde en laatste avond
was het de taak van dhr De Neve
Jan, Schepen van Openbare Wer
ken van de stad Aalst, om te
trachten een duidelijk antwoord te
geven op de vraag «Aalst, ook
morgen een leefbare stad?». Na
een zeer gedokumenteerde inlei
ding, waarin bepaalde standpunten
door dhr. De Neve werden gefor
muleerd gaf spreker een hele serie
nieuwe elementen en dit aan de
hand van een kaart en verband
met het Gewestplan. Daarnaast
behandelde hij inzonderheid zijn
visie op een hele reeks van prak
tische toestanden voor de Stad
Aalst.
1. Inzake het probleem van de
Hang-parkeerders worden vol
gende oplossingen ïin het voor
uitzicht gesteld: aanleg ging en
aanpassing van de parkeer
terreinen in de Pontstraat, ran
geerstation en terreinen van
de Flïlterte Imperiale.
2. De organisatie van het Open
baar en Gemeentelijk vervoer
in funk tie van de oprichting
van zoomparkings en parkings
aan de kleine ring om de stad
Aalst.
3. In de aan te leggen nieuwe
woonwijken wordt een ruime
plaats voorbehouden voor in
planting van een aantal kleine
dlistriib utfieo nd ernemlngen
4. Alle initiatieven in verband
met de organisatie van auto
vrije straten, die normaal moe
ten uitgaan van de gevestigde
handelaars, kunnen op de vol
ledige medewerking en hulp
rekenen van het Stadsbestuur;
Als besluiten van deze studie
avonden kunnen volgende punten
geformuleerd worden, punten, die
door de aanwezige vergadering
éénparig werden goedgekeurd
hiertoe moet de kreativiteiiit
van de handelaars zelf aange
moedigd worden, opdat het at-
traktieve van elke straat, van
elk bedrijf zou bevorderd wor
den.
5. De specifieke toestand van de
Kattestraait geeft aanleiding,
tot een aantal opties en moge
lijkheden, waarvan zeer binnen
kort een bepaalde oplossing
mag worden verwacht.
6. De Inplanting van de grote dis
tributieondernemingen aan de
rand van de Stad moet gezien
worden Sn het algemeen per-
spektief van de Centrumfunktie
van de Stad Aalst; hieromtrent
is het slechts mogelijk bepaal
de beslissingen te nemen; na
dat het algehele plan inzake
het Gewest zal zijn gevormd;
hiertoe zal het vooropgestelde
onderzoek, dat zal gedaan wor
den door het Economisch en
Sociaal Instituut voor de Mid
denstand, bijdragen.
7. Tenslotte blijft de taak van
'eenieder te doen aan opvoe
ding, zowel van de handelaar
zelf als van de koper-verbrui
ker; deze opvoeding zal zeker
moeten gaan in de richting
van degelijke aanpassing van
de 'midden stands bedrijven en
bovendien voor de koper, het
aanleren van het gemakkelijk
winkelen in wandelstraten, na
dat men Zijn vragen op een
na bij e parking rustig heeft
achtergelaten.
Met een dankwoord aan alle
sprekers en inzonderheid aan de
aanwezigen, besloot dhr. Van Dor
pe deze stud'ieavonden en hij sprak
de hoop uit, dat deze daadwerke
lijk zullen bijdragen tot het voor
opgestelde doel n;l. van de Stad
Aalst een 'leefbare stad te helpen
maken, waar het aangenaam is
om wonen en te komen Winkelen
en waar de gevestigde handels
ondernemingen de toekomst met
gerust gemoed kunnen tegemoet
zien.
VERVOLGT 18 NADRUK VERBODEN
«Ik kan er nog heenrijden met
'de laatste djiigen'tie,» onderbreekt
'de Waal zo stom mogelijk deze
schone ode van de Brusselaar.
«Ik kan voorbijrijden, tot in Oor-
deghem, en eerst naar het kamp
van de zigeuners gaan. Ik heb er
vrienden, ilk kan me op de hoogte
laten brengen, van wie allen in
«De Honger» zullen zijn.»
«Doe dat!» zegt de Brusselaar.
En zie, op dit ogenblik, alsof 't
zo moest zijn, 'komt de hulp-pos
tillon melden dat weldra de post
koets 'naar Gent gaat vertrekken.
De Waal 'drinkt zijn wijn uit, en
kele heren nemen hun hoed en
gaanstok ter hand. En ondertus
sen heeft de lomperik van een jon
ge boer zijn bronstige lach naar
de schone en rijke deerne laten
opklinken. Nu legt hij zijn geld
beurs op tafel, en schuift een ge
heel goudstuk voor de dienster
terzijde.
«Dat is voor u!» zegt hij. «Het
komt van het varken,» voegt bij
er hoovaardig aan toe.
De dienster 'buigt zich, zodat
het blanke ooft met de karmijn
kleurige punten haast naar buiten
welt. Z«ij buigt zich alsof ze het
goudstuk gaat oprapen, maar het
is integendeel 'de rand van het
tafeltje die ze grijpt. Het goud
stuk rolt over de vloer, de kan
bier valt om, en haar irthoud
stroomt over het tafeltje heen.
Naar haar berekening zou het
inderdaad over zijn dijen moeten
gestroomd hebben... maar hoe
dom hij ook 'fs, 'hij moet op de
een of andere manier, en op het
laatste nippertje, toch bij zijn po
sitieven zijn geweest. Hij rukt z'n
stoel achteruit en grijpt tegelijker
tijd de rand van het tafeltje, zo
dat het bier de andere kant uit-
sroomt, en nu over de broek van
notaris Woese terechtkomt. De
boer staart er met zijn stom ge
laat naar.
«Geheel uw broek is nat, me
neer!» zegt bij, net of notaris
Woese het zelf nog niet had ge
voeld.
En ondanks dat haar grap ten
dele mislukt is, schatert ze het
toch uit, met haar lach die diep
en klokkend opstijgt. M'aar het ve
ge licht, dat uit haar gemene
maar wonderschone ogen de iet
wat stomme kinkel heeft gehoond,
gaat nu honend over de broek van
notaris Woese. Zij stamelt wel
iswaar een verontschuldiging, en
ook wendt ze zich weg van de
boer, met 'haar wulpse heupen,
die ondaks 'de wijde en wiegende
rok naakt schijnen te zijn.
Maar de boer laat zich daar
niet meer aan gelegen. Hij raapt
nog even het gevallen goudstuk
op, en haast zich dan eerst nog
eens naar de koer. Maar in zijn
onwetendheid neemt hij de ver
keerde deur, zodat hij 'in de keu
ken terechtkomt. En dan is ook hij
naar buiten.
De postkoets moet hij echter
niet hebben. Hij haast zich te
voet voort, naar de poort die hem
op de baan naar Gent moet bren
gen. En zie, de markt verlatend,
en in het duister der smalle
straatjes opgeslokt rakend, ver
dwijnt de ietwat onnozele blik uit
zijn ogen. En ook neemt hij iets
uit de mond, dat de wangen bol
ler en boerser had doen staan.
«Ha,» mompelt hij... «De Waal
zal naar Oordeghem rijden om
eerst eens bij de bohemers zijn
lamp op te steken! Dat 'hij zich
'in 'acht neemt, of die lamp zal uit
geblazen raken!»
En met vlugge schreden haast
hij zich naar de stadspoort, nog
voor de postkoets zich ratelend in
gang heeft gezet. Al naderend
heeft hij naar zijn papieren getast
die uitmaken dat 'hij een boeren
knecht is te Erweteghem. Maar
als de poortwachter hem zijn' lan
taarnlicht Sn het gelaat gooit, en
op meer dan onbeschofte Wijze
zijn doorgangsbewijzen vraagt
precies of hij de almachtige Fran
se gouverneur zelf irs dan be
gint het daar te wrokken in het
hart van de boerenknecht, dan
zwelt de haat naar boven hoe hij
zich ook tracht in te tomen. Rond
zijn mond hangt die haat reeds,
gelijk een bittere vrucht, te we
gen.
«Ik ben Jan de Lichte!» zegt
hij.
Maar diie naam brengt nog geen
beroering teweeg, zoals h'i'j dat
binnen een paar jaren zal doen.
Jan de Lichte of Pier de Doncke-
re, het 'is voor die poortwachter
nog om het even.
«I'k wife'dat wel geloven, maar
ge moet mij dat eerst bewijzen!»
zegt hij.
«Welnu, hier zijn dan de be
wijzen dat ik Jan de Lichte ben!»
En zijn vuist komt gelijk de
stag van een smid sham er 'in de
opgeblazen tronie van de poort
wachter. En nog wil hij daar een
een ander aan toevoegen, maar
zich over de poortwachter neer
buigend ziet hij, dat het nutteloos
is daar nog woorden aan te ver
spillen. De mam slaapt alreeds,
aan de voet van zijn openstaande
poort.
Zich naar 'buiten spoedend, de
oude Gentbaan op, loopt hij daar
nog te grommelen, dat het hun
binnen weinige tijd niet meer zal
gelijk zijn of hij Jan de Lichte
dan wel Pier de Doncfcere heet!
En tevens zegt hij tot zichzelf dat
het stom 'i's, -zich weeral te heb
ben lastig gemaakt om een nie
mendal: 'ik moest hem doodge
woon mijn papieren getoond heb
ben, maar ja, hoe is een mens
i'k wou eens zien of ze mijn naam
nog niet kenden
En terwijl het geratel der post
koets achter zijn rug al te horen
is, krijgt hij reeds de kroeg «De
Honger» in het zicht. Even blijft
hij staan, en bootst hij ieverst 'n
opgeschrikte nachtvogel na, en
uit 'de schaduw naast de kroeg
komt dadelijk, op rappe beentjes
een kind naar hem toegelopen, 't
Is een meisje. Het is Marieke
Bleecker, die nu, laat zien, nog
geen 'dertien jaar oud kan zijn.
Het is zonde, dat er zulk'e 'kinde
ren uit de donkerte van de nacht
moeten te voorschijn treden, als
een Jan de Lichte een nachtvogel
nabootst. Doch, of Marieke Blee
cker hier naast de gevel van «De
Honger» ligt te slapen, dan wel
ginder een eind verder bij haar
moeder, het komt op hetzelfde
neer. Zij zou er toch ook onder de
blote hemel liggen, onder het af
dak van een schuur, of tussen een
hoop afgevallen bosbladeren.
Nu slaat dij haar verlangende
ogen op, als Jan de Lichte vanon
der zijn kazak een pak te voor
schijn haalt.
«Dat is een gebraden kieken!»
zegt hij. «ik ben 'het voor u weest
halen in de keuken van een der
schoonste herbergen in. de stad,
waar de stoelen van fluweel zijn,
en de meiden orfder hun wijde rok
naakt lopen.»
Marieke Bleecker moet lachen
met die gekke praat.
«Ik loop onder mijn kleed ook
bloot,» zegt ze. «Zie maar!»