DE BËMBE VAM JAN BE LICHTE Bij een herdenking Muziekleraar - zanger - dirigent - toondichter en zelfs... acteur... LOUIS PAUL BOON Gustaaf PARE (15 april 1857-20 december 1920) Gustaaf Pape werd te Aalst ge boren op 15 april 1857 als zoon van een handelaar in ijzerwaren, wiens winkel gelegen was in het begin der «Hoogstraat». Eerst liep hij ter schole bij de Broeders der Christelijke scholen op de «Vesten» (Keizerlijk Plein) en deed daarna zijn volledige mo derne humaniora bij de jezuiten in de Pontstraat. Een eerste bewijs dat Pape zeer begaafd was, is het feit dat hij op 14 jarige ouderdom het diploma van landmeter behaal de en zulks met de grootste on derscheiding. Maar Gustaaf Pape liet zich aan het landmeten weinig gelegen en men zag hem meer met muziek instrumenten onder den arm dan met landmetersgerief, wat bij zijn ouders niet altijd in de goede aarde viel. Zo vertelt men van hem de vol gende anekdote Op zekere dag moest hij voor Karei de Vis, notaris te Aalst 'n groot stuk land gaan afmeten in 't Exterken te Moorsel. (gelegen naast het Beukenbos. Karei de Vis trok op de dag van het meten naar Moorsel om te zien hoe Gust. Pa pe zijn werk uitvoerde. Toen hij er met zijn «sjees» arriveerde, was er geen Pape te horen of te zien. Maar hij hoorde vioolmuziek in het naastbij gelegen Beukenbos De notaris trok er heen, en wat zag hij? Gustaaf Pape lustig aan het vioolspelen midden in een kring jonge knapen en meisjes uit de buurt; en 'n paar boeren en boerinnen die met open mond stonden te luisteren. Woedend vroeg de notaris of zijn werk ge daan was waarop Gust. Pape be dremmeld antwoordde dat hij zijn landmetersgerief had vergeten en daarom maar zijn viool had ter hand genomen om een stukje te spelen... In de muziekschool was hij als leerling op korte tijd meer met de muziek vertrouwd dan zijn le raars en begon zelfs eigen muziek te componeren wat gekende musi ci met bewondering vervulde. Op 20 jarige ouderdom gaat hij naar het muziekconservatorium te Gent maar mocht aan geen prijs kampen meedoen, omdat hij vol gens het toenbestaande reglement reeds te oud was. Zo heeft hij nooit naar de «Prijs van Fiome» mogen meedingen. Dit alles zal niet beletten dat hij 'n bekende figuur werd in de muziekwereld. En een van zijn grootste verdien sten zal zijn het uitvoeren van ge kende kantaten en dirigeren van massakoren. Hier komen we ver der nog op terug. Bewijzen dat hij als kunstenaar te Aalst zeer gwaardeerd was, zijn er bij de vleet In 't St. Jozefs- college was hij muziekleraar, ka pelmeester en organist; In de Ste delijke muziekschool was hij eerst leraar en werd nadien bestuurder. Verder gaf hij muziekonderricht in de Rijksmiddelbare school te Aalst, en bij het «Land van Riem» stond hij bekend als een hunner beste acteurs en zanger. Maar al die drukke bezigheden zouden aan zijn persoonlijkheid niets verande ren. Hij bleef 'n rasecht Aalste- naar, eenvoudig en joviaal tegen over iedereen Hij hield van gulle lach en leute, en ook van het aal- sterse gerstennat. In het «café Riche» was hij een graag geziene klant en kon een gans gezelschap opvrolijken met zijn kwinkslagen. Maar als hij in een kwade bui was ontzag hij zich niet om een muzi kant een vloek naar het hoofd te slingeren en dat zowel in de zaal van het «Groot College» als op een andere plaats. Zo heeft hij eens de viool van een muzikant op diens rug stukgeslagen... en twee dagen later dezelfde man 'n volledig nieuwe geschonken. Met Karei de Mette, stadsbeiaar- dier, was De Pape ten zeerste be vriend. En meer dan eens heeft hij deze aan het klokkenklavier ver vangen wanneer deze belet was. En wanneer de klokken zwegen wist men op de markt te vertellen dat De Mette zo goed had ge speeld... Het was een gekend feit dat Gustaaf Pape alle muziekin strumenten kon bespelen. Ook zijn kinderen Lauretta en Fritz beoefen den met veel succes de muziek en als ze eens samen thuis een mu ziekuitvoering gaven, dan waren de gelegenheidstoehoorders vol lof over hun prestaties. Het sneuvelen van zijn zoon Fritz te Ramskapelle in 1917 heeft Gust Pape zeer sterk aan gegrepen en hem lange tijd zo treurig gestemd, dat de muziek die hij rond die tijd componeerde steeds de stempel droeg van wee moed en treurnis. Gustaaf Pape zal dan ook maar enkele jaren zijn zoon overleven. Op een grauwe winterdag van het jaar 1920 is Gustaaf Pape be graven... Bij zijn begrafejis was er niet alleen 'n grote toeloop van zijn stadsgenoten maar in de rouw stoet stapten mede op 'n grote schaar gekende figuren uit de mu ziekwereld en iedereen was het erover eens dat Aalst een zijner beste zonen had verloren. Om zijn gedachtenis te laten voortleven hebben enkele vrienden van hem dan in 1925 het «Gustaaf Pape comité» gesticht. Ook werd 'n straat te Aalst naar hem ge noemd. Om deze bijdrage te volledigen geven we hierbij dan een opsom ming van de prestaties door Gus taaf Pape in dienst van zijn stad geleverd 1. Werken onder zijn beleid uitgevoerd De Leie. Cantate van P. Benoit De wereld in. Kindercantate van P. Benoit. Rubenscantate van P. Benoit Vervolg op blz 14 VERVOLGT 26 NADRUK VERBODEN «Dit hier is notaris Woese!» zegt zij. «Hij gaat morgenvroeg naar een houtverkoop!» En ook wijst zij de jonker met zijn hazelip aan, en deelt zij mede dat de verkoop van het hout hem zal ten goede komen. Zij wijst ver volgens de beide kooplieden aan, en deelt mede wat ze zich in de loop van het gesprek hebben laten ontvallen. En een na een worden deze eer zame burgers ontdaan van hun hebben en houden, van hun geld, hun effecten, hun papieren. Ja, vooral de papieren moet Jan de Lichte hebben. Het is vooral de aktentas van notaris Woese die hem interesseert. «En er was ook nog iemand van de politie!» zegt Anne-Marie. En zij kijkt rond naar het manne tje met de triestig neerhangende snor... maar die is nergens meer te vinden. Hij moet, op zijn korte beentjes, regelrecht naar Gent zijn doorgelopen. Terwijl de brandende toortsen hun dansend licht naar binnen wierpen, moet hij, klein en onaan zienlijk, tussen de benen door kun nen glippen hebben. En meer zelfs, onopgemerkt, en in zeven haasten, is hij langs de beide Fransen voorbijgerend... en heeft hij vliegensvlug met een mes een der koorden losgesneden waarmee zij lagen vastgebonden. Zonderlinge houding van de Brusselaar, die ervan droomde een bende te zien stichten, die zich een «horde der wraak» voor stelde... en die nu, in zijn vlucht voor Jan de Lichte dan nog,, zich niet wachten kon de vijand een helpende hand toe te steken. Is het van zijnentwege een plots naar buiten brekende nijd, een blinde en lang opgekropte jaloersheid, voor wie uit te voeren weet, wat hij zelf slechts in zijn dromen aan- dierf? Doch om het even. Zij hebben echter te laat bemerkt dat een der Fransen er daardoor in slaag de zich los te maken, langzaam en voorzichtig. Het is de ordannance, en hij moet nu ook de sergeant-be taalmeester bevrijden. En dan, terwijl nog de passen worden nagekeken, het hebben en houden wordt aangeslagen van de jonker, van notaris Woese en de beide oorlogswoekeraars, springen de beide Fransen eensklaps op en tuimelen haast tegelijkertijd naar buiten. Er valt, weliswaar, onmid dellijk een krakend schot... er weerklinkt een kreet van pijn, maar weg zijn ze toch uit de koets! Nochtans, ook rond de koets staan rovers opgesteld. Het zijn Vagenende en Lange Gabriel, die de uitgang bewaken. Zij storten zich op de beide vluchtenden neer. En over deze, die in de handen van Vagenende valt, spreken we al niet meer. Het was de ordon- nance... Wezen wij zijn ziel in dachtig. De andere echter, die in de handen van lange Gabriel valt, heeft meer geluk. Gabriel, hoe rap ook, kan nu nooit eens iets doen of er mislukt wat aan. Hij kan niet inbreken, of op de een of an dere onverklaarbare wijze raakt er bloed op de slaapmuts gestort. Hij kan zich op geen Franse sol daat laten neerkomen of hij ver wondt die vreselijk, maar hij slaagt er toch niet in hem voor eeuwig het zwijgen op te leggen. De bloedende en vreselijk door korven soldaat weet te ontsnap pen. Hij komt uit de gracht ge kropen, en sleept zich uit al zijn krachten voort naar het kasteelke van baron de Creyl. Daar is red ding mogelijk. En zie, de poort van het kasteel naderend en haast aan pijnen en bloedvergieten be zwijmend, herkent hij daar plots een gestalte,; waarvoor hij zich nog met eerbied in de militaire houding tracht te zetten. Gewond, bloedend over al zijn leden, ster vend haast,; gaat hij rechtop staan, en deelt hij de diefstal van het goud, de aanslag op de post koets mede. Dan wankelt hij, en slaat met het gelaat voorover. En de man daar in de duisternis met zijn dreigend opgerichte kne vel... het is Baru, het hoofd der Franse politie. Luide doet hij de schel weergalmen, en pas is de poort geopend of hij deelt zijn bevelen reeds uit. Er zijn in het kasteel een paar Franse soldaten, die hun heer en meester hier heb ben opgewacht. Er is bovendien nog de wacht van het kasteel zelf, en ook daarbij wapent men inder haast iedere knecht. «Alarm... haast u weg de bos sen in!» klinkt het daar rond de postkoets. En terwijl het goud in veiligheid wordt gebracht, een groep zich losmaakt om met de zeer grote buit in de duisternis der bossen te verdwijnen, maakt een andere groep zich klaar om de aftocht te dekken. Het is de garde die blijft, en zich langs beide zijden van de baan opstelt. Aan de ene zijde staat Jan de Lichte zelf, met Lie ven Faviel, en met die zwijgende botterik van een Meulenaere. «Met al die zever!» zegt Meule naere, terwijl hij zijn pistolen leegschiet. En ook aan de andere kant van de baan branden de pistolen los. Daar staan Ysenbaert, Vagenende en lange Gabriel. Het is een ge vecht in regel. De anderen, dezen uit het kasteel, hebben zich aan zo een ongewoon heftige tegen stand niet verwacht. Zij dachten dat het slechts een paar schooiers en landlopers waren. Doch nu, ont daan, verschrikt gekwetst, en met zelfs een dode in hun midden, zijn zij langs weerskanten in de gracht en achter de meest nabije bomen dekking gaan zoeken. En tenslotte voet na voet, trekt de bende zich achteruit: nu moet de buit reeds lang in veiligheid zijn! En kijk, nadat de geur van het kruit in slierten tussen de boom kruinen is opgestegen, en de avondlijke stilte is teruggekeerd, komen de mannen van het kasteel voorzichtig de postkoets naderbij sluipen. Zij staat daar, verlaten, en deels verwoest, en heel om zichtig komt een hoofd vanachter het gebroken raam naar buiten kijken. Het is notaris Woese. Hij overtuigt zich dat er geen gevaar meer dreigt en dan, bleek en bevend, wenkt hij de mannen van het kasteel om naderbij te komen. «Wij hebben er ene van de bende gevangen genomen!» fluistert hij. Aan de gebroken drempel van «de Honger» haalt men de groep van Ysenbaert in. En binnen in de kroeg, bij de olielamp, merkt men pas hoe geweldig groot de veroverde buit is. Het is de eerste grote dag der bende geweest, en de proef is schitterend geslaagd. Adriaan Vagenende vertelt, dat hij al een poos naast de koets had meegelopen, en ongeduldig wacht te naar het wuiven van Anne-Ma- rie's zakdoek.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 4