DE BENDE VAN
JAN DE LICHTE
Re&cïies
150.000 Fr
brandschade
aan
materiaal
LOUIS PAUL BOON
4
Volksvertegenwoordiger D'Hae-
seleer heeft volgende mondelinge
vraag gesteld aan de h. Simonet,
Minister van Ekonomische zaken
over het niet opnemen van de
Denderstreek als Europees nood-
gebied.
Sedert 1959 werd het Arrondis
sement Aalst door de opeenvolgen
de regeringen aangewezen als pro
bleemgebied
In 1966 werd opnieuw een groot
deel van het arrondissement aan
gewezen voor een speciale begun
stiging. Vier industrieparken wer
den gerangschikt als van nationaal
belang en andere van regionaal
belang. Deze industrieparken zijn
op dit ogenblik bijna klaar, de
infastruktuur is aanzienlijk verbe
terd en nieuwe grote werken wor
den ondernomen.
Een ontwikkelingsplan voor het
arrondissement Aalst werd tijdens
de vorige regering goedgekeurd.
Thans blijkt via de pers dat pen-
delgebieden zoals de Denderstreek
volgens de E.E.G.-autoriteiten niet
in aanmerking komen om opgeno
men te worden in de ontwikke
lingsgebieden die voor speciale
begunstiging in aanmerking komen.
Dit bericht heeft vanzelfspre
kend grote onrust gewekt bij die
genen die reeds jaren inspannin
gen doen om de moeilijkheden van
de streek op te lossen.
Inderdaad blijkt uit gegevens
dat het arrondissement Aalst, op
één na het laagste werkgelegen-
heidscoefficient heeft van gans het
land, dit coëfficiënt bedraagt vol
gens de arbeidbalans van 1969
70,1
Ais gevolg van deze zeer lage
werkgelegenheidscoëfficiènt heb
ben dagelijks méér dan 7.000
werknemers, ten minste anderhalf
uur nodig om de afstand van
woonplaats naar werk te over
bruggen.
Deze sociaal onverantwoordde
pendel kost de N.M.B.S. jaarlijks
600 miljoen frank.
Het gebied Geraardsbergen, het
zuiden van het arrondissement,
kan moeilijk nog een pendelgebied
worden genoemd. Deze uitdruk-,
king is TE zacht, gezien jaarlijks
honderden families dit gebied ver
laten, zodat dit kanton in 1968
een lagere bevolking kende dan
in 1910.
Het gemiddeld inkomen per in
woner in het arrondissement Aalst
is lager dan het gemiddelde in
Oost-Vlaanderen en gevoelig lager
dan het Belgische gemiddelde.
Al deze faktoren hebben er toe
bijgedragen dat de voorgaande re
gering het ontwikkelingsplan voor
het arrondissement Aalst heeft
aanvaard.
Graag vernam ik dan ook van
de achtbare heer Minister welke
maatregelen hij overweegt in ver
band met het arrondissement Aalst
Gaat de regering het vroeger in
genomen standpunt verzaken
Wij begrijpen verder niet waar
om arrondissementen met een ho
ger werkgelegenheidscoëfficiènt
dan het ontwikkelingsgebied Aalst
bv. Oudenaarde werkgelegen
heidscoëfficiènt 82,8 wel ge
nade hebben gevonden voor een
speciale begunstiging vanwege de
Staat.
MOTIE m DE AALSTERSE
GEMEENTERAAD
De voltallige gemeenteraad van
de stad Aalst, bijeengekomen op
27 april 1972, stelt vast dat het
arrondissement Aalst
1) een van de laagste inkomens
gemiddelden van gans het land
telt;
2) procentueel het grootst aantal
werklozen en het kleinste aan
tal ter plaatse tewerkgestelden
huisvest.
3) nog altijd het grootst aantal
pendelaars (anderhalf uur en
meer van huis) telt.
vraagt aan de heren Eerste Minis
ter, de Minister van Economische
Zaken en de Staatssecretaris voor
Regionale Ontwikkeling, alles in
het werk te stellen om gans het
arrondissement Aalst door dfe
E.E.G. als probleemgebied te doen
erkennen.
DENDERSTREEK ALS ONTWIKKELiNGSGEBiED
VAN DE E.E.G. KAART GEVEEGD
DE ZOVEELSTE KAAKSLAG
Voor gisteren donderdag was een nieuwe bijeenkomst van de
volksvertegenwoordigers en senators, in het kader van het zg. regio
naal parlementair overleg voorzien.
Vermoedelijk zou op deze vergadering ook de beslissing van de
E.E.G. kommissie waardoor het Aalsterse niet als ontwikkeiingszone
wordt weerhouden, te berde komen.
Op het Aalsters stadhuis overweegt men eveneens nieuwe kon
takten met Minister Eyskens, Simonet en Staatssekretaris D'Hoore
alvast dan toch met een en ander, schriftelijk op punt te stellen.
Anderzijds werd vernomen dat een felle tussenkomst van Staats
sekretaris D'Hoore, ten voordele van ds Denderstreek zonder gevolg
is gebleven en op een perskonferentie werd in dit verband ook ver
klaard dat de Vlaamse ministers onvoldoende solidariteit aan de
dag zouden gelegd hebben. Wat niet het geval is geweest met de
Waalse Ministers.
Ai met al de zoveelste kaakslag aan de Denderstreek, indien de
parlementairen neg enig politiek zelfrespekt willen opbrengen zuilen
zij de passende konklusies moeten trekken uit de beslissing van de
E.E.G. kommissie en de onderdanigheid van deze regering.
Woensdag 4 april brak in het lokaal van de C.S.B.S. (Centre
Speleologique du Basse-Sambre) te AUVELAIS, nabij Charleroi,
een grote uitslaande brand uit. Het Parket ter plaatse stelde spo
ren van brandstichting vast.
Sinds dinsdag bivakeerden in die lokalen de Scouts Vuustam van
Aalst, die van plan waren daar hun 4-daags speleo-paaskamp door
te brengen.
Die woensdagmorgen vertrokken de Scouts te 7 u naar de grot
ten, die op ongeveer 40 km van daar lagen. Toen zij om 8 u 's
avonds doodmoe terugkeerden, hoorden zij de ontstellende tijding
dat al hun kampeermateriaal in de vlammen was opgegaan. Rugzak
ken, slaapzakken, luchtmatrassen, klederen, een tent en nog vele
andere dingen die men zoal op kamp meeneemt, gingen verloren.
Gelukkig waren er geen doden of gekwetsten te betreuren, maar
toch had elk van de 15 scouts om ongeveer 10.000 fr schade.
Dit vooral leverde de scoutskas natuurlijk een aanzienlijk deficiet
op. Daarom organiseert de Scouts-Vuurstam V.V.K.S. van Aalst op
woensdagavond 10 mei te 20 u een dansavond met Bodega in de
St. Jorisclub, Keizerlijk Plein 02 te Aalst. Lange deze weg willen
de Scouts nogmaals de St.-Jorisclub danken voor het gratis ter
beschikking stellen van hun lokalen en hun Disco Bar.
VERVOLGT 3' NADRUK VERBODEN
Zij weten wel beter. Zij komen
niet om wraak te nemen, of zijn
ook niet aangegrepen door de
koorts die doden, branden en ver
nietigen wil. Zij komen alleen
maar om hun zakken te vullen.
Zij zijn slechts op zoek naar klein
oden, naar een gouden hanger,
een ring, een flonkerende steen...
al zaken waar de anderen de waar
de niet van kennen.
En in de verlatenheid en de
duisternis der kamers voortslui
pend, zoeken zij het meubel waar
in kasteelmeneerkens dergelijke
dingen opbergen. En zich op de
tast voorwaarts werkend, hebben
zij het uiteindelijke doel van hun
tocht gevonden: ze laten een
flauw licht over het secretaire dwa
len, en breken dat zo ruw en zo
gauw mogelijk open.
De garde echter, ondertussen,
is de trap opgestormd naar de
zaal, waar baron de Creyl vertoe
ven moet. Vagenende, Ysenbaert
en de monnik laten zich gelijktij
dig met de schouder op de dub
bele deur neerkomen, die krakend
opensplintert. Lieven Faviel, met
zijn kille ogen, Meulenaere met
zijn wrede mond, en ook Anne-
Marie de Clerck in de verscheurde
rafels van wat een zijden hemd
is geweest, volgen hen op de hie
len, met in handen het dreigende
pistool.
Het moet De Creyl een meer
dan naargeestige intrede schijnen
een misplaatste grap misschien,
die hij geenszins op prijs kan stel
len. Misschien zou zijn allereerste
indruk er een van verbazing zijn
geweest, om die vieze monnik, die
met de schouder zijn deuren komt
openrammen. Om die al even zon
derlinge gevangene, welke met
een pistool in hare handen uit zijn
kelders terugkeert. Maar zijn ver
bazing, en meer zelfs, zijn veront
waardiging, blijven in de kiem ge
stikt: hier grijpt iets plaats dat
hij waarlijk niet omvatten kan.
«Wat betekent dat allemaal?»
is hij op het punt aan de monnik
te vragen... Maar datzelfde ogen
blik valt notaris Woese in een ap
pelflauwte. Zijn ogen rollen heen
en weer, zijn handen grijpen in
het ijle.
«Ze zijn daar, ze zijn daar!»
gilt hij. En dan valt hij gelijk een
open kruis in de grond.
Ze zijn daar! En baron de Creyl
begint maar al te duidelijk te be
seffen, wie daar zijn komen bin
nenvallen gelijk een hoop woeste
duivels. Geen enkel wapen heeft
hij bij de hand, om hun te tonen
dat hij nog steeds de kasteelheer
is, de heerser en gebieder over uit
gestrekte domeinen. En het is dan
meer in verkropte woede dan in
vrees, dat hij deze hoonlachende
vrouw, midden de bandieten, aan
staart.
Nog immer is haar borst naakt,
gelijk hij zelf die aan eikeens blik
ken heeft prijsgegeven... geholpen
weliswaar door de jonker, bijge
staan door notaris Woese..., ja,
zelfs voorafgegaan door Baru.
Maar het is geen prettig zicht nu,
met er vlak voor de mond van een
kil jistool, dat elk ogenblik zijn
lood kan uitbraken. Zij hoonlacht.
En naast haar staat de monnik,
wiens kap van over het hoofd is
gegleden. Naast hen staan die
zwijgende mannen( met kille ogen
en wrede monden.
En toch is De Creyl meer woe
dend dan verschrikt. Hij is geen
lafaard, maar hij voelt zich buiten
gemeen bedrogen. Hij voelt zich
de dwaas, die de hete kastanjes
uit het vuur heeft gehaald voor
anderen, die al deze onheilen bin
nen in zijn kasteel hebben gelokt
en boven zijn hoofd hebben doen
neerkomen.
Hij voelt zich bedrogen door
zijn wachters, welke deze bandie
ten lieten binnendringen. Bedrogen
door de Franse soldaten, die zijn
wijn zopen en zijn vlees vraten,
en hoogstwaarschijnlijk geen poot
hebben uitgestoken. Hij voelt zich
bedrogen door Baru zelf.
En ja, waar is hij nu, die Baru?
En rondkijkend plots, naar alle
kanten, kan hij Baru met geen
ogen meer ontdekken.
«Mij in de doeken gedraaid, dat
heeft hij!» schreeuwt De Creyl.
«Ha, de vuilbek, met zijn praat
over de onkreukbaarheid van het
gerecht, en de onversaagdheid in
de plicht. Ha, de hansworst met
zijn dreigend opgerichte moustache
gelijk het masker van een karna-
valzot. Mij mijn rechtmatige prooi
ontlokt, dat heeft hij... en mij in
het uur van het gevaar in de steek
gelaten, dat heeft hij ook! Waar
is nu de minister van politie? Waar
zijn nu die vreemde ratten van
Franse soldaten?»
En hij slaat de in woede gebal
de vuist op tafel neer, zodat de
erover verspreid liggende voor
werpen met een schok opwippen.
Een met wijn gevulde beker, en
ook een inktkoker met een ganze-
penspringen o.p De inktkoker valt
zelfs om, en haar zwarte inhoud
stroomt over het tafelblad uit, om
met een straaltje in de vloer te
recht te komen. In de vloer, ja...
ware het niet dat notaris Woese
juist op deze plaats in zijn appel
flauwte ligt uitgestrekt, en de
zwarte straal over het bleek ge
laat krijgt.
Hij moet er in zijn woede nog
om lachen, baron de Creyl. En ook
de monnik moet vechten tegen zijn
opkomende lach. En ondanks alles,
ondanks de wraak die zij op deze
kasteelmeneer nemen wil, moet
ook Anne-Marie de Clerck lachen.
Alleen Vagenende kan nu op dit
ogenblik, of gelijk op welk ander
ogenblik, met zulke dingen niet
lachen. Hij is een vent zonder hu
mor. Ge hebt zulke mensen. En
hij vraagt alleen maar aan baron
de Creyl wanneer hij nu eindelijk
gaat afdokken.
«Afdokken?» Baron de Creyl
staart hem met nadenkend ge
fronst voorhoofd aan.
«Jawel, afdokken! Of peinst ge
dat we hier nog eens zijn binnen
gekomen om u de goedenavond te
wensen? Afdokken zult ge, en ge
noeg!»
En Vagenende slaat op zijn
beurt op tafel.
Neen, nu wordt De Creyl paars.
Dit is het toppunt... te moeten
beseffen dat hij nu ook nog gaat
uitgeschud worden, gelijk de eer
ste de beste zijner stomme boeren
alreeds werd uitgeschud. En nog
even poogt hij dit nieuwe onheil
te bezweren, tracht hij de naam
van Baru als bliksemafleider te
gebruiken. Baru is van alles de
schuld. Hij is het die hunne gezel
lin naar zijn kasteelke heeft doen
brengen, hij is het die haar naar
de toren van Aelst wou doen over
brengen. Hij is de nietsontziende
schurk die hem, De Creyl gelijk
een bloedzuiger het laatste goud
stuk uit de zakken komt halen. En
hij wil nog verder uitweiden, over
de steeds zwaardere belastingen,
de decreten, de...
Voor Vagenende tellen echter
geen woorden. Woorden zijn geen
oorden,