DE BENDE VAN
JAN DE LICHTE
LOUIS PAUL BOON
4
Bedreigd leefmilieu in Zuid-Oost-Vlaanderen
Wa DE BOE,
voorzitter van de
«Vrienden van de Zwalm»
heeft volgende
brief
toegestuurd aan de
Minister van
openbare werken.
Aan Minister de Saeger,
te Brussel,
Mijnheer de Minister,
Namens de «Vrienden van de
Zwalm», die reeds meer dan 10
jaren ijveren voor het behoud van
het natuurschoon in de Zwalm-
streek, en tegen de hemeltergende
vernietiging van de heuvels en
bossen van het Vlaamse d'Hoppe,
heb ik de eer U te meiden wat
volgt.
De wijk d'Hoppe voor 95
Vlaams is een toeristisch cen
trum dat voor de oorlog zeer druk
werd bezocht. Vele mensen uit de
Vlaamse Ardennen bewaren een
levende herinnering aan deze
«bossen zonder einde en zonder
meedogen».
Dat de verwoesting van dit stuk
Vlaams natuurschoon een emotio
nele reaktie verwekt zal men ons
moeilijk kwalijk nemen, ledereen
heeft het recht - of de plicht -
te ijveren voor de streek waar
men leeft of van waar men afkom
stig is.
De vernieling van de bossen
van d'Hoppe, het Brakelbos, het
Wolvenbos, en het Rhodesbos
neemt zulke afmetingen aan dat
ons geduld is uitgeput.
Hoef ik de betekenis van de
heuvels en de bossen van d'Hoppe
te onderlijnen Geschiedkundig
gezien, is de vernietiging van de
heuvels al misdadig. De Pottel-
berg bergt geheimen uit het oud
stenen tijdperk. Een paar jaren
geleden organiseerde Vloesberg
een geslaagde tentoonstelling
«10.000 ans d'histoire a Flobecq»
Ook de Rhodesberg, die naar om
laag valt, is historisch zo belang
rijk'. men vond er bijlen en silex
uit het paleoliticum. De Romeinen
hadden er een voorname neder
zetting. Aan de voet van de berg
liep een weg naar de silex-groe
ven van Spiennes... een prehisto
rische weg I De Brunehildeweg
loopt er langs, van Gent naar het
oude centrum Bavai.. de weg
loopt er zo recht en is goed merk
baar. Men vond er, een paar ja
ren geleden, de verharding van
deze Romeinse weg, een romeinse
waterleiding, een afspanning voor
paarden en een begraafpaats.
De natuurvorser vindt d'Hoppe
een ideaal terrein, om de machtige
beuken, en eiken, de koningsva
rens, de blauwe bosbessen de
konijntjes om de forellen
ja, in Vlaanderen... en om
wie vindt ze de truffels
Wie hem kent, ziet hem, de grote
gele kwikstaart, de typische vogel
van de Zwalmvallei.
Zelfs de «Libre Belgique» heeft
de schoonheid van deze streek
ontdekt en bezongen in haar
nummer van 28 maart 1972. Uit
dit artikel blijkt dat de plaatse
lijke burgemeester tegen de ver
woesting het woord is niet te
sterk van de bossen gekant is.
«Het Volk» van 21 maart 1972,
vermeldt «dit vernielingswerk is
jarenlang ongestraft kunnen door
gaan». Hetzelfde blad is ook on
gerust omdat het tracé van de
A9 de bossen zou doorkruisen. En
«Flobecq» van 2 maart het
vouwblad van de plaatselijke
P.S.B. «leert» ons dat d'Hoppe
groene zone is en dat «aucun
espoir industriel ne lui est permis»
De enige industrie die op volle toe
ren draait is de ...zavelexploitatie!
De pastoor van Vloesberg in zijn
«Dimanche» hekelt herhaaldelijk
en vrij scherp de ontmanteling
van de Rhodesberg. Als men daar
bij bedenkt dat art. 44 op de
Ruimtelijke Ordening en Stede-
bouw het merkelijk nivelleren van
de grond verbiedt tenzij vooraf de
toestemming van de Burgemees
ter en Schepenen bestaat, be-
grjpt men van heel de zaak niets
meer.
Op d'Hoppe staan dertien
een ongeluksgetal horecabe
drijven. De Vlamingen exploiteren
de dertien zaken... wat meteen
uitlegt waarom de natuur er mag
verwoest worden en de mensen in
hun bestaan bedreigd.
Reeds drie jaren geleden hiel
den we op d'Hoppe een manifes
tatie tegen de schending van het
natuurschoon aldaar. Moties, pers
artikels, betogingen, wat baat het
allemaal
Om al deze redenen, durven we
U vragen, Mijnheer de Minister, in
deze kwestie een onderzoek te
willen instellen en de zavelexploi
tatie te willen verbieden. Tevens
menen we dat de bossen dringend
moeten worden gerangschikt.
Het zou ons spijten, Mijnheer
de Minister, moesten er zich wel
dra incidenten voordoen zoals we
hebben meegemaakt in verband
met de onwettige verkeersborden
te Vloesberg.
We danken U bij voorbaat,
Mijnheer de Minister, en groeten
U met de meeste achting.
M: de Boe, voorzitter van
de vrienden van de Zwalm
VERVOLGT 33 NADRUK VERBODEN
«Wij vragen u niet naar uwe
praatjes, oude gek!» zegt hij. «We
vragen u naar uw geld».
Maar het is niet de brutale on
derbreking welke indruk op De
Creyl maakt, het zijn veel meer
die kille ogen welke hem onder
tussen aanstaren. Het zijn visse-
ogen. Het zijn ogen die alle men
selijk woord nutteloos en overbo
dig maken,
«Ik heb geen geld», stamelt de
Creyl, in een laatste poging er zo
goedkoop mogelijk vanaf te komen
En datzelfde ogenblik krijgt hij
reeds een gap van Vagenende's
mes, over de ganse lengte van zijn
gelaat. Het is niet diep, het snijdt
alleen de huid open.
«Ik zal u eens het teken des
kruises leren maken!» zegt Vagen-
ende. En nu lacht hij... een kille
grijns, die aantonen wil dat ook
hij over humor beschikt, maar over
een heel andere soort.
Baron de Creyl voelt ontzet aan
de lange gaap over zijn aange
zicht, waar reeds hier en daar een
droppelken bloed begint uit op
te weleln. En ook notaris Woese,
die stilaan terug bij kennis kwam
staart die witte streep aan, en
valt dadelijk terug in zwijm.
De Creyl heeft geen kruis nodig.
Hij tracht zo haastig mógelijk in
gindse hoek een kast te bereiken
waaruit hij de gevraagde goudstuk
ken delven gaat... maar nog vlug
ger is Meulenaere om hem de pas
af te snijden en die kast open
te breken. Het is, ondanks de zo
pas uitgebrachte uiteenzetting van
zijn treurige toestand, ondanks de
slechte tijden, de hongersnood en
de veeleisendheid der troepen, een
schone som te noemen.
Zo werd dan Anne-Marie de
Clerck bevrijd en het kasteel ge
plunderd. De tweede proef van
Jan de Lichte is eveneens ge
slaagd. Maar toch vraagt Anne-
Marie of zij nu zo goed willen zijn
haar even met deze man alleen te
laten. Goed, de monnik gaat reeds
en samen met hem ook haar lief.
En als zij allen uit de zaal-zijn,
maar de wacht blijven honden
achter de uit haar scharnieren ge
rukte deur, dan horen zij een
kreet... Het is een kreet van pijn
en afgrijzen die zij plots horen op
klinken, en waarvoor zelfs Vage-
nende, die onmens met zijn visse-
ogen, even ontsteld opkijkt.
«Ge hebt hem toch niet...?»
vraagt Jan de Lichte.
«Neen», zegt Anne-Marie, «hem
vermoord heb ik niet. Ik heb hem
alleen maar een schop gegeven op
een bepaalde plaats, en die hij
lang zal onthouden».
En dan, de trappen afdalend, de
binnenhof opzoekend, herkennen
zij het inwendige van dit kasteel
niet meer. Hier heeft een orkaan
schrikbarend gewoed... een aard
verschuiving, een hels tempeest
moet hier hebben huisgehouden. Al
wat zij zien zijn slechts flarden,
stukken, brokken... scherven vaat
werk, stukken pleister, gebroken
brons en gescheurd marmer... aan
flarden gereten zijden stoffen, grui-
zel van spiegels en van wijnfles
sen.
En op de binnenhof verdwijnen
de laatsten der ratten. Arm aan
arm lopen daar Cies Tineke en de
zot van Worteghem, elk met een
wijnfles in de vrije hand, een
dronkemanslied te bralen. Anne-
Marie de Mulder, met de lap over
het oog helpt de moeder van Ma
rieke Bleecker een volle mand lijn
waden stoffen voortslepen. Lange
Gabriel komt achter hen aan, met
aan de mond een ganse hesp,
waarover hij voor de grap de vin
geren laat dvyalen alsof hij een in
strument aan het bespelen is.
Geen enkele onder hen die nog
oog heeft voor de in zijn doods
strijd kreunende Franse soldaat...
voor de dode wachter van het
kasteelke, die met stijf uitgestrek
te benen voor de poort nederligt.
Ei, zo na schopt de Zot op deze
benen... maar neen, hij merkt het
nog in tijds, heft de voet wat ho
ger, en stapt eroverheen.
En dan, dit hoofdstuk heeft een
naspel, waarde lezer. Een zonder
ling toeval is het, dat dit hoofd
stuk begon met een vergelijkende
handeling: ge herinnert u mis
schien nog hoe de bende haar
buit voortsleepte door de bossen,
en hoe terzelfdertijd aan de ande
re zijde een gevangene naar het
kasteel werd voortgesleept.
Welnu, ook aan het einde van
dit hoofdstuk wil het toeval, dat
nogmaals aan beide zijden iets net
hetzelfde en net terzelfdertijd ge
beurt.
Daar bleef bron de Creyl achter,
met de lange snede over zijn ge
laat, en ook met de ondraaglijke
pijnen van een plotse en onver
wachte schop, die hij op het laat
ste nippertje mocht in ontvangst
nemen. En pijnlijk tastend hier en
daar, schrikt hij op als de deur
van de gróte kleerkast op een kier
opengaat. Maar het is geen der
smerige bandieten... neen, het is
dat mannetje met zijn 'hoogopge-
richte knevel, die voorzichtig rond-
loert. En die dan, kalm en waardig
te voorschijn komt en het stof uit
zijn kleren klopt.
En zonderling genoeg, eigenlijk
is het een glimlach die om zijn
lippen speelt en in zijn kleine rat-
teogen flikkert. Maar dat lachje zo
veel mogelijk verbergend, de pun
ten zijner snor opstrijkend, zegt
hij:
«En nu ter zake, mijn vriend.
Al te lang reeds heb. ik moeten
wachten met u de reden van mijn
bezoek uiteen te zetten».
En in zijn zakken tastend,- haalt
hij er de dwangbevelen, de laatste
decreten uit. Kreunend, met de bei
de handen nog hier en daar aan de
pijnlijke plekken, staart De Creyl
hem aan, zoals men naar een sta-
pele gek zou kijken.
«Maar... ziet ge dan niet wat
hier gebeurd is, weet ge dan niet
dan men ook mij tot op het blote
lijf bestolen heeft!»
«Dat zijn mijn zaken niet!» ant
woordt Baru. En hij tikt met de
rug der linkerhand op de papie
ren in de andere hand, «Hoezo, ge
wilt niet betalen?» zegt hij drei
gend. En hij slaat het hebben en
houden van baron de Creyl aan...
hij neemt de koopakte van het
kasteelke, gelegen aan de weg
van Aelst naar Gent.
En dan, het hier volgende toneel
speelt zich af op dezelfde weg van
Aelst naar Gent, dichter bij Oor*
deghem toe, waar ginder ergens
de tenten en de wagens der bohe-
mers staan. Pieter en Adriaen, die
olijke schelmen, spoeden er Zich
heen, met in hun zakken de gou
den oorhangers, de diamanten
speld, een diadeem die eens aan
een schone gebiedster van het kas
teel heeft toebehoord.
En terwijl Pieter een ogenblik
tegen een boom gaat staan, en
Adriaen hem een pas of twee ver
der opwacht, vraagt hij, in die
speciale taal der bohemers
«Hoeveel denkt ge dat die
broche zou waard zijn?»