HET STADSBELEID
DE BEINSDE ¥Af^J
J AM DE LICHTE
De streekontwikkeling
Het Aktiecomitee signaleert in
een persmedeling de
hiernavolgende gegevens
LOUiS PAUL BOON
m
4
Het luidt dat tijdens de voorbije
dagen de meerderheidsgroepen
(C.V.P. - P.V.V. - V.U.) overleg
zouden plegen. Wat er precies uit
de bus is gekomen moge dan het
«geheim» van de betrokkenen zijn.
Een overleg dat in een drieledig
koalitieverband uiteraard normaal
is.
Maar men hoeft niemand een
neus aan te draaien Er zijn een
aantal wrijvingspunten die een ern
stig overleg tussen de drie groe
pen of hun vertegenwoordigers al
leszins noodzakelijk maakten.
Er is alleszins onvoldoende
koordinatie tussen de meeste sche
penen zelf Een frappant voor
beeld hiervan is het ontwerp be
treffende de woonwijk de Bioiiey,
waarvan tijdens de laatste verga
dering van het schepenkollege al
leen de maquette werd getoond,
maar de officiële informatie be
treffende de belangstellende bouw
maatschappijen niet overkwam van
wege Openbare Wereken. Dit punt
op de agenda is nu naar een vol
gende wekelijkse bijeenkomst van
het burgemeester en schepenkolie-
ge verschoven, want normalerwijze
wordt het ganse ontwerp op de
raadszitting van 29 juni as. voorge
legd (in onze vorige editie werd
in een artikel uitvoerig gehandeld
over de gronden de Biolley)
Het onbehagen rond de K.0.0
beslissing inzake het «zakgeld»
(sic.) voor de bejaarden in de
rustoorden blijft. Vanwege de «par
tijinstanties» kregen de C.V.P.
mandatarissen het verwijt te horen
dat zij zich op sleeptouw hadden
laten nemen met een allussïe op
P.V.V. voorman L. D'Haeseieer.
Het wachten is voor de meerder
heid op een antwoord van de
K.O.O.
Er zijn de perikelen t.o.v. van
wat genoemd wordt de voortduren
de ongepaste bemoeiingen inzake
stadsekonomische aangelegenhe
den vanwege het Aktiekomitee.
Sommigen in de koalitie zijn voor
stander van een harde houding,
desnoods een breuk, anderen wil
len vooralsnog de deur op een kier
laten, méér zelf een verzoening.
De onrust bij de Stedelijke Vrij
willige Brandweer is dan weer een
ander kapittel. Daarbij komt dat
vanwege de V.U. iemand zich laten
ontvallen heeft dat hij precies wou
weten met welke C.V.P. hij te
doen had.
Waarop men van C.V.P. zijde
ten stadhuize kon horen dat dit
zeer onvriendelijk was, wijl de
V.U. tijdens de samenstelling van
de nieuwe koalitie einde '70 WEL
wist met wie zij de bestuursmeer-
derheid vormde.
Alles niet van die aard dat het
stadsbeleid davert. Wellicht méér
dan overleg hebben sommigen op
't stadhuis dringend nood aan va
kantie.
Zoals reeds meegedeeld werd
op 7 maart II. een afvaardiging
van het Actiecomité, met de par
lementsleden uit het arrondisse
ment, door Minister De Saeger
ontvangen.
De Minister drukte toen de wens
uit dat in de schoot van het Actie
comité prioriteiten zouden bepaald
worden in verband met de dringen
de infrastructuurwerken in het ar
rondissement Aalst.
In verband met deze opdracht
heeft de «Werkgroep Openbare
Werken» van het Actiecomité,
waarvan zowel de parlementsleden
als de burgemeesters van de grote
gemeenten deel uitmaken, ver
schillende malen vergaderd.
Op maandag 5 juni II. werd de
finitief de houding bepaald ten
overstaan van de voornaamste wer
ken die in de nabije toekomst die
nen verwezenlijkt te worden.
Er werd vooral besloten te ijve
ren voor de ontsluiting van het Zui
den van het arrondissement en de
onderlinge verbinding van de voor
naamste polen uit onze streek.
De werken die geviseerd werden
zijn dan ook hoofdzakelijk projec
ten in dit kader:
De bouw van een nieuwe
brug over de Dender te
Geraardsbergen, die het
westelijk vak van een ring
rond Geraardsbergen moet
mogelijk maken.
De bouw van een nieuwe
Denderbrug te Dender
leeuw
De aanleg van een nieuwe
expresweg tussen Aalst en
Ninove, die in de toe
komst tot Geraardsbergen
moet doorgetrokken worden
De verdere rechttrekking
van de Rijksweg Geraards-
bergen-Zottegem-Gent en
van de Rijksweg Aalst-Den-
dermonde.
Indien, aansluitend bij de wer
ken die thans aan de gang zijn,
deze projecten kunnen gereali
seerd worden zal het gestelde
doel reeds dicht benaderd zijn.
Wij denken dan vooral aan de
verdere afwerking van de Rijks
weg Brussel-Ninove, de Ringlaan
van Ninove en deze van Aalst,
met de aansluiting op de Dender-
mondse Steenweg, waarvan de
rechttrekking voor de komende ja
ren dient geprogrammeerd te wor
den, alsook aan de verbreding en
rechttrekking van het laatste ge
deelte van de provinciale baan
Aalst-Oudenaarde.
Zoals uit een onderzoek van de
Rijksuniversiteit te Gent is geble
ken is de aanwezigheid van een
degelijke infrastructuur, naast de
beschikbaarheid van arbeidskrach
ten, de voornaamste voorwaarde
voor het aantrekken van nieuwe nij
verheden en de economische uit
bouw van een gewest. Wij mogen
er dan ook van overtuigd zijn dat
door ons eensgezind achter dit
programma te zetten een belang
rijke stap voorwaarts is gezet.
-T 39 NADRUK VERBODEN
Tineke weet dat niet. Hij heeft
er niet de minste kennis van of zij,
in haar kinderlijke liefde, reeds
met Jan de Lichte heeft te doen
gehad. Hij wenst alleen gebruik te
maken van wat hij daar zo plots
en op het laatste nippertje ontdekt
Hij tracht er slechts door de aan
dacht van hem weg te leiden, en
de ijzige ogen van Mie Gendarme
op Marieke Bleecker te doen rich
ten. Het is een valse streek, maar
in de nood klampt men zich vast
aan de minste graspol.
«O gij, leugenaar!» vloekt Anne-
Marie ...«Maak hem los, ontdoe
hem van die koorden dat ik hem
In het gelaat schop!»
En zijn koorden lossnijdend, zo
dat hij zich bewegen en verdedi
gen kan, slaat zij hem met de vlak
ke hand in het gelaat, nu op de
ene en dan weer op de andere
wang. Steeds heviger, steeds dol
ler.
Maar almeteens weerklinkt de
kreet van de nachtvogel. Het is
echter niet de opgeschrikte kreet,
het is een ander sein iemand
vraagt hierdoor om binnen te mo
gen treden.
«Allen voor ene?» vraagt lange
Gabriel.
Het is een nog jonge knaap, hij
gend, wankelend op zijn te hoge
spillebenen.
«Ik ben hen gevolgd» hijgt hij.
«Ze zijn naar Aelst, waar hij reeds
op de toren van het belfort opge
sloten zit!»
En ziende dat men Tineke erom
vermoorden gaat, zegt hij: «Laat
dat, het is geen enkele van de
groep Tineke die ons verraden
heeft... we zijn integendeel verra
den door een der stomsten onder
ons eigen voik. Een wijf dat er zich
op beroemde tot de bende te be
horen!»
«Wie is dat wijf?» vraagt Mie
Gendarme.
«Och, zij was toen zo dronken
dat ze niet meer wist wat ze zeg
de. Ze stoefte erover dat de tijden
veranderen gingen, dat Jan de
Lichte hun gevraagd had om sa
men te komen in een kelder».
«Wie is dat wijf?» herhaalt Mie
Gendarme. «Zeg het, of ik doe
met u, wat ik met dat wijf vanzins
ben!»
Allen die in de kelder zitten, sta
ren zwijgend voor zich uit. En Jan
Cottenier zegt «Ik ben een zot,
ik weet het. Maar zie naar mij, zie
hoe mijn ogen vol tranen staan...
tranen van spijt omdat Jan de
Lichte door zo een dom toeval in
hun handen is geraakt. Doch wie
of wat het ook geweest is, het
blijft om het even... we hebben
daarmee Jan de Lichte niet terug»
«Zo is het» zegt het wijf van
Lieven Faviel... «En daar gaat hier
geen enkele buiten, of eerst moet
het middel gevonden zijn om hem
uit die toren te halen».
IX KERMISDAGEN
Waarin de lezer het meemaakt,
midden het kermisgewoel, midden
rijstpap en vlaai en hesp, hoe er
nog nooit een sant in eigen land
is geweest: het licht van Jan de
Lichte dreigt uit te gaan in de kil
te van de kerker. Maar zij waken
over hem, zij gooien steentjes, zij
zingen liederen van moord en
brand en opstand, onder de ijze
ren staven van zijn smalle gevan-
genïsraam.
Jan de Lichte zit op de toren te
Aalst opgesloten
En zie, in de meest smotsige
wijken der stad kon een plotse stil
te zijn ingetreden. Een stilte, waar
in men toeluistert met kilheid
rond het hart. En tevens kon er,
aan de andere zijde van de barri
cade, een schallende vreugde zijn
geweest. Zij konden daar, in die
voorname herberg op de markt,
een fles hebben gekraakt omdat
de schurk nu door het gerecht
gaat gevierendeeld worden. Er kon
door de vreemde soldaten een
feestsalvo gelost zijn geweest. Er
kon in de weidse en indrukwek
kende kerk een Te Deum gezongen
worden.
Elaas, Jan de Lichte werd aan
gehouden, maar in Aelst heeft nie
mand tijd om daar iets of wat
aandacht aan te besteden. Daar
staat, in hunne ogen, iets heel wat
opwindender aan de deur het
gaat er juist kermis worden! Het
volk van Aelst kan niet naar de
markt stormen en ontsteld dat to-
renraam aanstaren: het is bezig
met de brij van zijn kermisvlaai te
roeren, met zijn rijstpap te koken,
met zijn hesp in schellen te snij
den.
Maar brengen wij de lezer liever
in een der straten, die naar de
werf leiden, en slaan we er een
kort ogenblik een tekenend voorval
gade. We zien er toevallig een
vrouwtje rondlopen, klein en krom
en met een schoot gelijk een mand
waaruit de kinderen vallen... haar
mond slaat open en slaat toe, en
haar roodbekreten ogen staren al
len aan die haar verhaal willen aan
horen: zij is gisteravond nog de
kom met vlaai bij de bakker weest
dragen, zij heeft eierbrood besteld
en boterkoeken; en of zij nu haar
geldbeugel op de toonbank heeft
laten liggen, dan wel of zij, in het
huiswaarts keren, die verloren is,
zij weet het niet. Maar nu loopt zij
reeds van in de prille grauwe mor.
gen de straat al zoekend af. Zij
zoekt zelfs op plaatsen waar ze
die geldbeugel onmogelijk kan ver
loren hebben, maar a la het
is wreed, zij wii, zij kan niet gelo
ven dat ze al dat geld zomaar
kwijt zou zijn.
Ze heeft gespaard en gespaard,
haar kinderen juist alles ontzegd,
haar man niets gegund en zichzelf
te kort gedaan om met deze ker
mis te kunnen doen zoals de an
deren. En nu...
En zij doet haar verhaal op
nieuw aan een immer groter wor
dende kring. Zij trekt zich de ha
ren uit het hoofd, en zij geeft on
dertussen een oorvijg aan een der
kinderen, omdat het vraagt of het
nu géén kermis gaat worden.
En allen die om de vrouw heen-
staan hebben leedvermaak. «Dat
zal haar leren!» zeggen ze, als ze
zich uit de kring der toehoorders
verwijderen. En verder treurt daar
niemand om. Het is kermis en dan
treurt men niet. Men lacht en joelt
en propt zich vol met rijstpap. En
ook, vaag en van verre heeft men
iets vernomen over een bijkomende
aantrekkelijkheid van de kermis
het schijnt dat men Jan de Lichte
heeft opgesloten.
En alleen hier en daar iemand
van dat volk ginder aan de werf.
waar men dronken loopt en vecht,
heeft men met ontsteltenis dat
nieuws aanhoord. Hier en daar ene
iemand die misschien diep in zijn
binnenste eraan gedacht had zich
bij de bende aan te sluiten, maar
te laf was om die grote stap te
wagen. En die dan ook liever
wachtte tot het noodlot er hem
toe drijven zou, of het toeval hem
op de weg der bende zou hebben
gebracht.