BEL-AMI kroniek Guy de Maupassant 1Ü DE SPEELVOGELS zondag 13 augustus te 20u25 In dezs laatste episode gaan de Speelvogels weer eens spannende ogenblikken tegemoet. De adellij ke Sinclair-clan wordt namelijk duchtig uitgedund, wat Lord Brett niet bepaald kan geruststellen. Het lijstje is onwaarschijnlijk lang: ais eerste komt Sir Randolph Sinclair Strathers aan de beurt, een nuk kige oude adelborst die de oorlog heeft meegestreden en door een dwaas ongeval om het leven komt Op zijn begrafenis wordt Danny voorgesteld aan een verbijsterend onbeschaamde, maar niet minder knappe Kate, nichtje van Lord Brett, die h: :.r gevoelens hoege naamd niet wenst te verbergen. Kare is bovendien niet oninteres sant. Ze schrijft namelijk ook nog detectiveverhalen en heeft zo haar eigen redenen om aan te nemen dat Sir Randolph vermoord werd. HET GENIAAL PLEIDOOI maandag. 14 augustus ie 2Qu35 TV.-Spel van John Mortimer in een vertaling van Hans Roduin en Therese Cornips. Het stuk handelt over een misdadiger die uit wre vel zijn vrouw heeft vermoord. Uit wrevel, omdat ze altijd om alle grappen van de televisie veel te uitbundig zat te lachen. Zijn ad- vokaat, Morgenthall, is minstens een even grote sul. Om dit te begrijpen moeten wij ons even verdiepen in een van de merkwaardige tradities van de En gelse rechtspraak. Wie in Belgie geen advokaat kan betalen krijgt er een «Pro Deo» toegewezen. Maar in Enge land wordt de verdachte kort voor zijn zaak begint in een soort wacht kamer binnengeleid, waar hij uit de verzamelde werkloze advokaten er eentje op goed geluk mag uit kiezen. Met zijn uiteraard niet de meest begaafde strafpleiters, die zich in desbetreffende wachtkamer ophouden, maar ze doen wel zo veel mogelijk moeite om er zo in teressant en verstandig mogelijk uit te zien... LIEFDE dinsdag 15 augustus is 20u35 Budapest 1953, ergens in een stille kamer die aan de vorige eeuw herinnert. Een oude vrouw ligt te bed. Zij denkt en droomt. Zij is zeer oud en staat zelden op, alleen nog voor een korte wande ling. Het leven lijkt langzaam te wijken uit haar, maar daar verzet zij zich met alle kracht tegen, want zij wacht op de terugkeer van haar zoon, Janos, die in Ame rika aan een film werkt. Zo vertelt althans haar schoondochter Luca. Luca komt de oude vrouw elke dag bezoeken en brengt haar verse bloemen en haar lievelingsgebak tv- mee. Zij is dapper. Zij wil niet dat de oude vrouw zou weten dat Ja nos eigenlijk in de gevangenis zit en nog lang niet vrijkomt, zelfs niet indien de oude vrouw honderd jaar zou worden. Luca laat haar in c!e waan dat hij het goed stelt. Maar in werkelijkheid heeft zij haar baan verloren en moet nu dagbladen uitdragen om in leven te kunnen blijven. Zij schrijft «brie ven uit Amerika» met goed nieuws over Janos voor haar schoonmoe der. De oude vrouw sterft plotse ling... MEDISCH CENTRUM woensdag 16 augustus' te 20u10 Dr Gannon is blijkbaar het (on bewuste) slachtoffer van iemand die het op zijn leven gemunt heeft Bij een auto-ongeval wordt hij blind althans tijdelijk. Hij wordt bovendien bijna vermoord door Pete Barris, de zaalwachter van het ziekenhuis. Gannon maakt zich nog zorgen over een dringende hartoperatie die hij moet uitvoe ren op een patieente Mary Dou glas. Hij vraagt de staf van het ziekenhuis dat ze daarom zijn her stel wat zouden bespoedigen. In middels worden de voorbereidselen voor de ingreep echter reeds ge maakt door Dr Christoper een jong chirurg die echter nog onvoldoen de ervaring heeft om dergelijke operatie uit te voeren. DE LAATSTE DER MOHIKANEN donderdag 17 augustus te 20u10 Cora, Alice Heyward en David worden door de Hurons overmees terd. Hawkeys en de Mohikanen zijn tijdig uit de grot gevlucht. Ko lonel Munro verwittigt generaal Webb dat zijn dochters vermist zijn. Generaal Webb stuurt een patrouille vanuit Fort Edward om de meisjes te zoeken, maar als de soldaten de grot bereiken vinden ze nog slechts een zakdoek... De gevangenen van de Hurons worden ondertussen door Magua wegge voerd. Als ze halt houden om de nacht door te brengen, probeert Majoor Hayward te weten te ko men wat er eigenlijk met hen gaat gebeuren.... JITTERBUGS vrijdag IS aug. te 20u10 Stan en Oliver hebben een vriend" die tabletten uitgevonden heeft waarmee je water in benzine kunt veranderen. De moeder van die vriend heeft toevallig heel wat herrie met een gangsterbende. Dan is er neg een meisje dat die vriend probeert te veroveren, die natuur lijk ock in moeilijkheden gemengd raakt. Stan en Ollie komen haar ter hulp. Madeleine zei, «Vergeet vooral niet hem te vra gen, of generaal Belloncle naar Oran is gezonden, zoals men be weert. Dat zou van verstrekkende betekenis zijn». Zenuwachtig antwoordde Geor ges, «Maar ik weet e'ven goed als jij wat ik moet doen. Laat me toch met rust met je ellendige ge zanik». Bedaard antwoordde zij «Beste jongen, je vergeet altijd de helft van de dingen, die ik je aan de minister laat vragen». Hij snauwde, «Die minister van jou hangt mij allang de keel uit. Een sukkel is het». In alle rust antwoordde zij «Het is evenmin mijn minister als de jouwe. Jij trekt overigens meer profijt van hem dan ik». Hij keek haar over zijn schou der aan en lachte spottend, «Neem me niet kwalijk, maar mij maakt hij niet het hof». Traag zei ze, «Mij ook niet; maar hij maakt orrze toekomst». Hij zweeg en merkte even later op, «Als ik tussen je bewonderaars moest kiezen had ik nog liever die oude gek van een Vaudrec, zie je. Hoe is het eigenlijk met hern? Ik heb bem de hele week nog niet gezien». Zonder enige ontroering ant woordde zij. «Hij is ziek hij heeft me ge schreven dat hij het bed moet houden met een aanval van jicht. Je zou even kunnen vragen, hoe het met hem gaat. Je weet, dat hij op je gesteld is en je zou er hem een genoegen mee doen». Georges antwoordde, «Ja, ik zal straks langs zijn huis gaan». Hij was klaar met zijn toilet en zocht, met zijn hoed al op, of hij niets vergeten had. Hij ont dekte niets, ging naar het bed en kuste zijn vrouw op het voorhoofd: Tot later, liefje. Ik zal niet voor zeven uur op zijn vroegst thuis zijn». Hij ging de deur uit. Laroche- Mathieu wachtte al, want zijn mid dagmaaltijd gebruikte hij die dag om tien uur, daar de ministerraad om twaalf uur bijeen zou komen voor de heropening van het Parle ment. Zodra zij aan tafel zaten, alleen met de particuliere secretaris van de minister, daar mevrouw La- roche-Mathieu haar maaltijd niet had willen verzetten, begon Du Roy over zijn artikel, gaf in grote trekken de inhoud aan, waarbij hij zijn op visitekaartjes geschreven aantekeningen raadpleegde en vroeg tenslotte. «Vindt u nog aanleiding, wijzi gingen aan te brengen, Excellen tie?» «Nauwelijks, mijn waarde. U bent mogelijk iets te positief in die kwestie Marokko. Schrijft u over deze expeditie alsof zij zou moeten plaatsvinden, maar laat tevens doorschemeren, dat zij niet zal plaats vinden en dat u daar van geheel overtuigd bent. Laat het publiek tussen de regels lezen, dat wij ons in geen geval in dit avontuur zullen, steken». «Heel goed. Ik heb het begre pen en ik zal het mijn lezers doen begrijpen. Mijn vrouw heeft mij opgedragen u te vragen, of gene raal Belloncle werkelijk naar Oran is gezonden zoals men zegt. Na wat u daareven gezegd hebt neem ik aan van niet». De minister antwoordde, «Nee». Hierna spraken zij over de ko mende zittingsperiode. Laroche- Mathieu begon hoogdravend te spreken, de uitwerking voorberei dend van de zinnen, die hij enkele 53 uren later over zijn collega's zou uitstorten. Hij maakte levendige gebaren met zijn rechterhand, waarbij hij nu eens zijn vork, dan zijn mes of een hap brood in de lucht stak. Hij keek niemand aan, hij richtte zich tot de onzichtbare vergadering en goot zijn stroperi ge welsprekendheid van knappe welverzorgde man in de leegte uit Een heel klein gedraaid snorretje stak op zijn bovenlip twee punten als stekels van schorpioenen naar voren en zijn met brillantine ge plakte haren, in een middenschei ding gekamd, vormden op zijn sla pen de ronde gordijntjes van de knappe man uit de provincie. Hij was een beetje te dik, eerder wat opgeblazen dan jeugdig, zijn buik deed zijn vest spannen. Zijn secre taris at en dronk zwijgend, zonder enige twijfel aan deze spraakwa terval gewend, maar Du Roy, aan wiens hart de afgunst op het be haalde succes knaagde, dacht, Houd je mond toch, sukkel. Wat zijn die heren politici stommeriken Terwijl hij eigen kwaliteiten ver geleek met die van de praatzieke minister overwoog hij, Drommels, als ik maar honderdduizend franc contant bezat, om me kandidaat te laten stellen voor de Tweede Ka mer voor mijn fraaie geboorte streek om Rouaan, wat zou ik een staatsman zijn, vergeleken bij die stomme kwajongens! Tot aan de koffie bleef Laroche-Mathieu rede neren, toen zag hij dat het al laat was en belde om zijn rijtuig te laten voorkomen. Hij stak de jour nalist de hand toe. «Wij hebben elkaar begrepen, mijn waarde?» «Volkomen, Excellentie, u kunt- op mij rekenen». Op zijn gemak begaf Du Roy zich naar de krant, waar. hij aan zijn artikel voor de volgende dag wilde beginnen, daar hij tot vier uur toch niets te doen had. Om vier uur moest hij in de Rue de Constantinophe zijn, waar ook me vrouw De Marelle zou komen, die hij wekelijks nog altijd tweemaal ontmoette, op maandag en vrij dag. Maar terwijl hij de redactie binnenkwam werd hem een geslo ten telegram overhandigd; het was van mevrouw Walter en er stond in, «Ik moet je bsslist vandaag nog spreken. Het is dringend, zeer dringend. Wacht om twee uur in de Rue de Constantinople op mij. Ik kan je een grote dienst bewij zen. Voor altijd de jouwe, VIRGINIE» Hij vloekte, «Verdomme! Wat een klit!» Plotseling in een danig slecht humeur verliet hij de krant weer; hij was te boos om te wer ken. Zes weken probeerde hij nu~ al van haar af te komen, zonder er in te slagen, haar koppige ge negenheid te ontmoedigen. Zij had na haar misstap een ontstellende aanval van berouw gehad en tijdens drie opeenvol gende ontmoetingen had zij haar minnaar met verwijten overstelpt en hem uitgevloekt. Nijdig over die taferelen en al beu van die rijpe aanstellerige vrouw, was hij eenvoudig weggebleven in de hoop dat het avontuur hiermee afgelo pen zou zijn. Maar juist daarna had zij zich als een wanhopige aan hem vastgeklampt, zij had zich in deze liefde geworpen zoals men zich met een steen aan de hals in een rivier zou kunnen werpen. En hij had zich laten inpalmen, uit gemakzucht, uit medelijden, uit hoffelijkheid. Zij had hem de ge- vangere gemaakt van een mateloze en afmattende passie, zij had hem met haar tederheid achtervolgd. Dagelijks wenste zij hem te zien, liet zij hem door middel van een telegram komen voor een haastige ontmoeting op een straat hoek in een winkel, in een park. Zij vertelde hem dan altijd in een paar zinnetjes precies hetzelfde: dat zij hem aanbad, verafgodde; zij verliet hem met de innige ver zekering, dat zij «zo gelukkig was, hem even te hebben gezien». Zij bleek heel anders te zijn dan hij zich haar voorgesteld had, zij trachtte hem met kinderachtige gebaartjes, met verliefde spelle tjes te verleiden, wat haar gezien haar leeftijd belachelijk maakte. Na zo lange tijd volkomen eerbaar te hebben geleefd en alleen licha melijk geen maagd te zijn geweest nadat zij zich voor alle gevoel had afgesloten, geen enkel besef van zinnelijkheid had gehad, was er bij deze vrouw, bij wie de verstil de veertigjarige leeftijd deed den ken aan een vale herfst na een kille zomer, al te onverwacht een soort verwelkt voorjaar ingetreden vol slecht gekozen bloemetjes en half mislukte knoppen, een zon derling ontluiken van meisjesach tige liefde, een vurige argeloze verlate liefde, zich uitend in plot selinge onstuimigheid, school- meisjesgilletjes, hinderlijke liefko zingen, bevalligheid, die oud was geworden zonder ooit jong te zijn geweest. Zij schreef hem tien brie' ven per dag, dwaze onnozele brie ven in een lachwekkende dichters- stijl, verfraaid als Indische ge schriften met talrijke namen van dieren en vogels. Zodra zij alleen waren koester de zij hem met de onhandige te derheden van een opgeschoten meisje met enigszins koddig veer uitgestoken lippen en kleine spron getjes, die de te zware borsten onder de stof van haar japon de den bibberen. Het rneesc walgde J hij van de berfamingen die zjfj""hém j gaf: «mijn hondje», «mijn poesje,- S «mijn schatje», «mijn blauwe vo- gel» «mijn enge!» en van de ma nier waarop zij zich elke keer aan hem aanbood, onder opvoering van een kleine komedie van kinderach tige preutsheid, lichte schril ge baartjes die zij voor aantrekkelijk hield en de grapjes van een ver-, dorven kostschoolmeisje. Zij vroeg, voor wie is die mond dan? En als hij niet op slag ant woordde :«Voor mij» bleef zij zaniken tot hij er tureluurs van werd. Zij moest toch voelen, dacht hij, dat de liefde niet minder vergt dan tact en behendigheid, opper ste behoedzaamheid en zorgvul digheid, dat zij zich als rijpere vrouw met een gezin, een vrouw uit vooraanstaande kringen, nu zij. zich eenmaal aan hem had gege ven, diende te geven met een soort ingehouden hartstocht, be heerst, onder tranen misschien, maar dan eerder de tranen van Dido dan van Julia. Maar zij zei tot vervelens toe, «Ik houd toch zoveel van je, jongetje! Houd je van mij ook zo veel, kereltje?» Hij kon haar inmiddels geen «jongetje» of «kereltje» meer ho ren zeggen zonder de lust te krij gen, haar «oudje» te noemen. Zij bekende hem, «Het was dom van me, je je zin te geven. Maar ik heb er geen spijt van. Het is zo fijn van iemand te houden». Alles ergerde Georges inmid dels uit haar mond. Zij fluisterde «Het is zo fijn van iemand te hou den», zoals het jonge meisje het op de planken zou hebben gedaan En zij maakte hem radeloos met haar onhandige liefkozingen. Nu haar zinnelijkheid onder de kussen van een knappe man, die haar bloed had verhit, zo hoog was op gelaaid legde zij in haar omhelzing een onbedreven vurigheid en ern stige toewijding, waar Du Roy om moest lachen en die hem deden denken aan oude mensen, die nog lezen willen leren. Vervolgt Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 10