kroniek
AMI
Guy Ge Moupassant
10
DE OUDE MAK DsE
GETUIGE WAS
zondag
augustus
21 u s 5
Emiie Pulska en Abe Stiilman
zijn twee oude mannen die ai ja
renlang met elkaar bevriend zijn.
Deze keer eindigt een bezoek
van Pulska aan zijn vriend echter
op tragische wijze: ze worden aan
gevallen, Pulska wordt bewuste
loos geslagen en Stiilman wordt
vermoord...
De politie komt ter plaatse en
stelt vast da: Stiilman een natuur
lijke dood stierf. Pulska beweert
dat er een moord gepleegd werd,
maar niemand geloofd hem. Men
denkt dei de oude man seniel is...
DE B Aï'DOrf:. kiüit
maartdag 21 augustus te 2!u43
'Miss Collins, een vrij deftige
juf,'doet na haar'werk op bureau
typewerk om de centen bij me
kaar te krijgen voor de nodige
aankopen bij haar aanstaande hu
welijk. Ze werkt voor een schrij
ver die zijn verhaal op een band
opnemer heeft staan en juf moet
tijdens de afwezigheid zijn story
uittypen. Ditmaal is het een zeer
uitzonderlijk verhaal, het is een
beetje gebaseerd op de situatie
van de schrijver en Miss Collins...
PLAESE SIR
maandag 2! augustus te 20u25
Sharons boetiekje krijgt onver
wachte klanten ex-leraar Bernard
Hedges en zijn vrouwtje Penny.
Penny wil voor Bernard wat modi
euzer ondergoed kopen, maar Ber
nard zit er nogal mee verveeld dat
dit juist bij zijn ex-leerlinge moet
gebeuren. Als klap op de vuurpijl
komen ook nog Maureen Dennis
net even bij Sharon aangelopen...
JONGE CASSiSY
dinsdag 22 augustus te 2Gu50
Dublin 1911. Op een armoedige
kamer woont de jonge Johnny Cas-
sidy, een ontwikkeld arbeider, met
zijn moeder en zijn zus Ella. Zo
goed en zo kwaad hij kan vecht
hij met een bewonderenswaardige
overgave voor de rechten van zijn
volk, tegen de armoede en tegen
de Britse bezetters, want ieriand
is nog niet onafhankelijk op dat
tv-
ogenblik. Cassidy droomt van een
politieke emancipatie, maar zijn
meer nuchtere broer is van mening
dat hij meer talent heeft om zich
aan de letterkunde te wijden.
Johnny drijft zijn wil door.
Bij een staking van het tramper
soneel in de hoofdstad, gaan -hij
en zijn vriend Mick pamfletten wer
pen tussen de manifestanten. Er
ontstaat een opstand en er wordt
een agent gedood...
MEDISCH CENTRUM
woensdag 23 augustus te 20u10
Er broeit wat op de campus
van het Medisch Centrum: Dr Gan
non wordt het mikpunt van voort
durende betogingen en ook van
protestuitingen in de pers, omdat
hij geen toelating wil geven aan
de journalisten en aan de opruien
de advokaat, Carl Marris, om Ho
ward Gordon, de politiesergeant
van de campus te ondervragen.
Gorden werd namelijk gekwetst
tijdens relletjes waarbij een stu
dent, Phi! Tcague, werd neerge
schoten. De bemoeizieke advokaat
laat het echter niet daarbij en ont
ketend een campagne in de pers
om het gerecht onder druk te zet
ten. Hij krijgt daarbij nog hulp
van een studente die zich aanbiedt
als getuige van de schietpartij...
DE LAATSTE DER
MOHIKANEN
donderdag 24 augustus te 20u10
Het gezelschap is aan de Hu-
rons ontkomen. De mohikanen lei
den hun Europese vrienden nu
door de Franse linies die fort
William Henry omsingelen. Magua
vertelt ondertussen aan de Franse
bevelhebber Montcalm hoe hij z'n
Britse gevangenen kwijtspeelde,
maar Montcalm geeft hem te ver
staan dat hij geen belangstelling
heeft voor het gevangen nemen
van Britse ladies.
Net voor ze het fort bereiken,
worden de Britse meisjes en hun
reisgenoten door Franse schild
wachten ontdekt. Kolonel Munro
stuurt hulp vanuit het kamp. Alice
Cora, David en Heyward bereiken
het fort, maar Hawkeye en de Mo
id ,:en worden overmeesterd.
Alice en Cora verzorgen in het
kamp de gewonden. Majoor Hey
ward vraagt Alice ten huwelijk...
Montcalm onderschept ondertus
sen een boodschap van de Britse
generaal Webb aan kolonel Mun
ro. Het bevel luidt «Geef het
fort over aan de Fransen...»
En a! wurgde zij hem haast in
haar armen, terwijl zij hem vurig
aanstaarde met die grote schrik
wekkende ogen van niet meer zo
jonge vrouw, trots in haar laatste
liefde, al beet zij hem haast met
die verstomde trillende mond, ter
wijl zij hem verpletterde onder
haar dikke warme lijf, verslapt
maar onverzadigbaar, zij huppelde
als een meisje en sprak slordig om
maar aantrekkelijk te zijn:
«Hou veel van je, jongetje, hou
veel van je. Bij je vrouwtje ko
men».
Dan kwam het razende verlan
gen in hem op, te vioeken, zijn
hoed te grijpen, weg te gaan en
de deur achter zich dicht te smij
ten.
In de begintijd hadden zij el
kaar vaak in de Rue de Constan
tinople ontmoet, maar Du Roy, die
bang was voor een treffen met me
vrouw De Marelle, vond inmiddels
vele voorwendsels om haar uit dat
huis te weren. En dus had hij vrij
wel dagelijks naar haar huis moe
ten gaan, nu eens voor de mid
dagmaaltijd, dan weer voor het
diner. Onder de tafel kneep zij
hem in de hand, achter de deuren
stak zij hem haar mond toe. Hij
bemoeide zich overigens heel wat
liever met Suzanne, die hem op
vrolijkte met haar grappen. In het
poppeiijfie ging een behendige en
ondeugende geest schuil, overrom
pelend en listig, die doorlopend
bereid was zich te vertonen, als
een kermismarionet. Zij spotte met
alles en iedereen, met een bijten
de slagvaardigheid. Georges moe
digde haar aan, dreef haar tot
spottende opmerkingen en zij kon
den het samen uitstekend vinden.
Elk ogenblik riep zij hem
«Hoor eêns, Bel-ami. Kom eens
hier, Bel-ami.»
De moeder liet hij dadelijk in
de steek voor de dochter, die hem
iets ondeugends influisterde, waar
zij samen hartelijk om lachten.
Zijn afkeer van de liefde van
de moeder ging evenwel over in
walging, waartegen hij niet meer
opgewassen bleek; hij was niet
meer in staat naar haar te kijken,
te luisteren, als hij maar aan haar
dacht werd hij al driftig. Hij staak
te de bezoeken aan haar huis ant
woordde niet meer op haar brie
ven, zwichtte niet meer voor haar
smeekbeden.
Tenslotte begreep zij, dat hij
niet meer van haar hield en leed
ontstellend. Maar zij toonde zich
hardnekkig bespiedde hem, achter
volgde hem, wachtte hem op in
een tijtuig met gesloten gordijnen
als hij de krant verliet, voor zijn
huisdeur, in de straten waar zij
verwachtte hem te zullen zien lo
pen.
Hij had lust haar te slaan, uit
te schelden en te schoppen, haar
recht in haar gezicht te zeggen,
«Stik, ik heb er genoeg van, ik
vind je hinderlijk». Maar hij ontzag
haar nog min of meer terwille van
La Vie Frangaise! hij probeerde
haar door zijn koelheid, door zijn
hoffelijk ingeklede harde woorden,
soms zelfs door een grove opmer
king aan haar verstand te brengen,
dat er nu eindelijk een streep
moest worden gezet.
Zij was vooral koppig in het be
denken van voorwendsel om hem
naar de Rue de Constantinogle te
lokken en hij huiverde doorlopend
bij de gedachte, dat de twee
vrouwen op een kwade dag tege
lijk voor de deur zouden staan.
Zijn genegenheid voor mevrouw
De Marelle daarentegen was toe
genomen tijdens deze zomer. Hij
noemde haar zijn «kwajongen» en
kreeg hoe langer hoe meer plezier
in haar. Hun karakters hadden de
zelfde eigenaardigheden, beiden
behoorden zij tot de avontuurlijke
zwervers van het leven, tot die
54
goed geklede zwervers, die zon
der het zeif te weten sprekend lij
ken op de zwerverde bedelaar
langs de weg.
Zij hadden een zomer van ver
rukkelijke liefde achter de rug, zij
hadden als studenten pret gemaakt
waren de stad ontvlucht om mid
dag- of avondmaaltijd te halen in
Argenteuil, Bougival, Maisons of
Poissy, hadden uren in een boot
doorgebracht en bloemen geplukt
langs de oevers. Zij hieid van de
gebakken vis uit de Seine van de
ragouts, van de met wijn gestoof
de vissen, van de prielen bij de
herbergen en het schreeuwen van
de roeiers. En hij vond het heer
lijk om op een mooie dag op het
imperiaal van een lokaaltrein de
stad te verlaten en onder talrijke
dwaze grappen door de lelijke om
streken van Parijs te zwerven,
waar de afgrijselijke zomerhuisjes
verrezen.
En wanneer hij terug moest
gaan om bij mevrouw Walter te
dineren, dan haatte hij zijn oude
hardnekkige minnares bij de ge
dachte aan de jongere, die hij in
de steek had moeten laten, die in
het gras aan de waterkant zijn be
geerte al had gestild en zijn vuur
had geblust.
Tenslotte meende hij al vrijwel
van de vrouw van de baas verlost
te zijn, nadat hij haar openlijk,
haast grof, had gezegd met haar
te willen breken, toen hij op de
krant dat telegram in handen kreeg
dat hem om twee uur in de Rus
de Constantinople ontbood.
Onderweg las hij het nog eens:
«ik moet je beslist vandaag nog
spreken. Het is dringend, zeer
dringend. Wacht om twee uur in
de Rue de Constantinople op mij.
Ik kan je een grote dienst bewij
zen. Voor altijd de jouwe,
VIRGINIE».
Hij dacht, Wat wil die oude
koe nu nog weer van mij? Wed
den dat zij me niets te zeggen
heeft? Ze zal me weer vertellen
dat zij me aanbidt. Toch moet ik
wel gaan. Ze heeft het over drin
gend en over een grote dienst,
wie weet. En om vier uur komt
Clothilde. Ik moet de eerste om
drie uur op zijn laatst lozen. Drom
mels, drommels als zij elkaar nu
maar niet treffen. Die ellendige
vrouwen! Het drong tot hem door,
dat zijn eigen vrouw in feite de
enige was, die het hem niet lastig
maakte. Zij ging haar eigen gang
en leek veel van hem te houden
tijdens de voor de liefde bestem
de uren; op de dagelijkse gang
van zaken mocht zelfs terwille
daarvan evenwel geen inbreuk wor
den gemaakt. Met lome passen
begaf hij zich naar het huis in de
Rue de Constantinople, terwijl hij
woedend dacht,
«Ik zal er haar van langs geven
als zij me niets te zeggen heeft.
Het Frans van Cambronne zal er
jongedamestaai bij zijn. Ik zal haar
zeggen, dat ik geen poot meer
over haar drempel zet, om te be
ginnen».
Hij ging naar binnen wachtte.
Mevrouw Walter kwam vlak na
hem en riep zodra zij hem zag,
«O, je hebt mijn telegram ont
vangen. Gelukkig!»
Hij had een nijdig gezicht ge
zet. «Ja, dat heb ik zeker ontvan
gen, juist terwijl ik naar de Kamer
wilde gaan. Wat wil je nog van
me?»
Zij had haar voile opgeslagen
om hem een kus te geven en na
derde hem met het schichtig en
onderdanig gebaar van een veel
geslagen hond.
«Wat ben je wreed... waarom
snauw je me af?... Wat heb ik
je gedaan? Je weet niet, wat ik
om jou lijd».
Hij zei nors,
«Begin je nu al weer?»
Zij stond viak voor hem, wach
tend op een glimiach, een gebaar,
om zich in zijn armen te laten
vaiien.
Nauwelijks verstaanbaar zei ze,
«Je had me niet moeten verlei
den, om me daarna zo te behan
delen; je had me beter de rust
kunnen laten die ik had. Weet je
nog, wat je in de kerk tegen me
hebt gezegd en dat je me met ge
weld dit huis hebt binnengebracht
En nu praat je zo tegen me. Nu
ontvang je me zo. Mijn hemel,
mijn hemel, wat kwel je mij!»
Hij stampvoette en zei heftig,
«O, stik toch! En houd op! Ik
kan je niet ontmoeten of ik moet
dat weer aanhoren. Het lijkt ver
draaid wel alsof ik een kind heb
verkracht, alsof je een argeloos
schepseltje was. Nee, lieverd, la
ten wij ons aan de feiten houden.
Er is geen sprake van het verlei
den van een minderjarige. Je bent
met mij gaan slapen als een vol
wassen vrouw, in het volle bezit
van je geestelijke vermogens. Ik
kan je daarvoor dankbaar zijn en
dat ben ik, maar ik ben niet ver
plicht me tot aan mijn dood aan
je rokken vast te klampen. Jij hebt
een man en ik heb een vrouw. We
zijn geen van beiden vrij. We heb
ben ons een avontuurtje veroor
loofd, daarmee heeft niemand iets
te maken, en dat is alles».
Ze zei,
«O, wat ben je grof! Dat je je
niet schaamt! Nee, ik was geen
kind, maar ik was nooit veriie o
geweest, nooit verleid...»
Hij onderbrak haar
«Dat heb je me tot vervelens
toe verteld, ik weet het nu wei.
Maar je rhebt ,twee. kindeken, 'k
heb je dus niet ontmaagd..
Zij deinsde achterüit.
«O, Georges, hoe durf je het
zeggen...»
Zij sloeg beide handen leger
haar borst en hijde naar luch:
terwijl de snikken opkwamen.
Toen hij de tranen zag naderen
greep hij zijn hoed van de schoor
steenmantel.
«O, ga je grienen? ik ben al
weg. Heb je me voor die komedie
laten komen?»
Zij probeerde hem de pas af te
snijden en na haastig een zakdoek
uit haar zak te hebben getrokken
veegde zij zich in een driftig ge
baar de ogen af. Haar stem werd
vaster onder invloed van haar wil
en nog af en toe onderbroken door
een verdrietig trillen deelde zij
hem mee,
«Nee... ik heb je laten komen
voor... voor een politiek nieuwtje
om je de kans te geven vijftigdui
zend franc te verdienen... of meer
als je wilt».
Plotseling vertederd vroeg hij,
Hé, wat bedoel je daarmee?»
«Gisteravond heb ik toevallig
iets opgevangen wat mijn man en
Laroche bespraken. Ze waren te
genover mij trouwens niet al te
geheimzinnig. Maar Walter zei te
gen de minister, dat hij jou er
buiten moest laten, omdat jij alies
zou verraden».
Du Roy had zijn hoed op een
stoel geworpen. Zijn aandacht was
gespannen,
«Ja, waar ging het dan om?»
«Zij willen Marokko bezetten»
«Kom nou! Ik heb daareven bij
Laroche gegeten en hij heeft me
letterlijk verteld wat het Kabinet
van plan is!»
«Nee, liefste, ze hebben je om
de tuin geleid, omdat zij bang ziin
dat hun plannen bekend raken».
«Ga toch zitten, zei Georges.
Hij liet zich in een fauteuil vallen
Zij trok een voetbankje naar zich
toe en ging er tussen de benen
van de jonge man op zitten. Met
aanhalige stem zei ze,
Vervolgt
Nadruk verboden