DE BENDE VAN
JAN DE LICHTE
LOUIS PAUL BOON
twee onderscheiden vormen van
parkeren van mekaar dienen onder
scheiden te worden enerzijds de
dag-parkeerders (t.t.z. diegenen
die hun wagen voor een ganse
dag ergens parkeren) en ander
zijds de tijdelijke parkeerders
(met het oog op winkelen, bezoek
aan banken, post, mutualiteiten,
vakbond, enz...).
In het winkel- en dienstencen
trum van de stad - voor zover dit
niet verkeersvrij wordt gemaakt -
dient absoluut prioriteit gegeven
aan de tijdelijke parkeerders, wat
inpliceert dat men de dag-parkeer
ders uit deze winkel- en dienstwij-
ken (alsook uit de onmiddellijke
omgeving van deze wijken) weert.
Dit kan gebeuren door een veral
gemening van de blauwe zone -
voor zover dit nog niet het geval
is - en een efficiënte controle op
de naleving ervan of door het in
voeren van parkeermeters. De
dag-parkeerders dienen verwezen
hetzij naar privé- parkings (van
banken, openbare diensten, vak
bonden, firma's, enz...), hetzij
naar parkings die periferisch gele
gen zijn t.o.v. het centrum.
Buiten de blauwe zone kan het
ongereglementeerd parkeren ook
vaak een belangrijke hinderpaal
betekenen met het oog op een
vlot verkeer. Hier zal dienen uit
gekeken naar andere mogelijkhe
den zoals plaatselijk parkeerver
bod (b.v. aan de binnenzijde van
gevaarlijke bochten) en alternatief
parkeren.
Aan dit geheel van maatregelen
zal ook een campagne bij de be
volking dienen gekoppeld te wor
den om de wagens zoveel moge
lijk van het wegdek te houden
de wegen zijn immers niet be
stemd als parkeerplaats. Men zal
dus meer parking- en garage- min
ded moeten worden. Vele inwo
ners van onze steden en gemeen
ten gebruiken immers hun garage
slechts occasioneel of maken te
weinig gebruik van de mogelijk
heid om hun wagen van de straat
te halen en hem te parkeren op
de oprit vóór of naast de woning.
Al deze maatregelen zouden er
dienen toe bij te dragen dat onze
wegen niet langer aan hun eigen
lijke fuctie, nl. de verkeersfunctie,
onttrokken worden.
Op bepaalde plaatsen buiten
het centrum dringt een snelle op
lossing van het parkeerprobleem
zich op we denken b.v. aan de
omgeving van het station (waar
een oplossing in het verschiet
ligt), de kliniek, het hospitaal en
het stadspark. Wat meer bepaald
het stadspark betreft zal, ingevol
ge de geplande werken de be
staande parkeerruimte komen te
vervallen; de nieuwe parkeerplaat
sen dienen in elk geval gunstig ge
situeerd te worden met het oog
op de toegankelijkheid tot het
stadspark, alsook tot de Osbroek
- gepland in het structuurplan als
regionaal park - en het sportcen
trum.
AAMPASSING VAN DE
BESTAANDE
INFRASTRUCTUUR
De noodzaak van een aanpas
sing van de bestaande infrastruc
tuur is acuut.
Het tracé en de breedte van
de wegen zijn vaak ontoereikend,
terwijl de lintbebouwing een oor
deelkundige en budgettair verant
woorde verbetering vaak verhin
dert.
Te smalle wegen of doorgan
gen (flessenhalzen) dienen ver
breed, respectievelijk weggewerkt
door sloping van belemmerende
gebouwen.
Uit het bestaande wegennet
zijn slechts bepaalde secties nog
geschikt om opnieuw gebruikt te
worden ze moeten aangevuld
worden met nieuwe secties of
zelfs met volledig nieuwe wegen.
Een snelle en veilige verbin
ding van Aalst met de voor
naamste omringende regionale po
len dient eveneens spoedig gere-
aliseerd( we denken hier aan de
verdere afwerking, rechttrekking
of vernieuwing van de verbindin
gen met Dendermonde, Ninove,
Geraardsbergen, Oudenaarde,
enz....).
Verder kan, naar analogie met
wat in Kortrijk is gepland en met
het oog op de herstructurering
van onze gemeenten en de verde
re ontsluiting van de randgemeen
ten, gedacht worden aan een
grote ring rond Aalst, in te delen
bij de categorie der autosnelwe
gen en aan te sluiten op de be
staande autosnelweg.
De wegen dienen ook volledig
afgewerkt en bestemd te worden:
d.w.z. niet enkel verhoogde voet
paden en fietspaden, maar ook de
nodige metalen vangrails in ge
vaarlijke bochten, verlichting, ver-
keerssignalisaties, groenstroken
en geen braakliggende onbestem
de stroken meer langsheen onze
wegen zoals momenteel b.v. langs
heen de Brusselse steenweg.
Het wegdek dient eveneens een
voortdurende aandacht te krijgen
(wegbekleding en wegmarkering).
NOG ENKELE
BEDENKINGEN
Het doorgaand verkeer
in elk geval buiten de stad:
gehouden te worden. In de
dient alleen plaatselijk vei
toegelaten te worden.
systeem van het een
tingsverkeer, op logische
toegepast, komt de verkeersïi
heid zeker ten goede. Dit sysl
kan er toe bijdragen om gei
lijke kruispunten uit de werel
helpen.
Tenslotte zouden wij
ook een lans durven breken
een snelle uitvoering van de
kalibreringswerken van de Dei
(iets wat vooral de industrie
huidige en toekomstige - ten
de zal komen), een snelle
nieuwing van de verouderde I
derbruggen en een maximale
bouw en herwaardering van
vliegveld in de Kluizen, dit zo
met het oog op zakenvluchten
op toeristische vluchten.
Dl
RD,
11 f
d
sto
jati'
itra
nof
ij
ide
Speciaal met het oog op
realisering van bovengenoei
objectieven, die nauw verb
houden met de economische
pansie van het gewest en wi
voor trouwens prioriteiten die
bepaald in een ruimere streeko
texst is een eensgezinde actie
de ganse streek absoluut vere
Recente en ook minder rece
gemeenschappelijke interven
bij hogere instanties hebben
doeltreffendheid van dit gezai
lijk optreden ten overvloede bei
zen.
|ap
sai
;te
lie
En terwijl haar zwarte ogen
schitteren, en zij de vloed der
donkere haren heen en weer
zwiert, helpt Anne-Marie de
Clerck de lange schraag aansle
pen, waarop daarstraks nog het
gebraden varken, de rijstpap en
de wafels lagen uitgestald. En
achter deze schraag neemt Jan
de Lichte plaats, en naast hem;
zijn vrouw, Mie Gendarme. En
naast Mie Gendarme komt Lieven
Faviel te zitten, en ook Meule-
naere de bandiet. En naast Jan
de Licht rechts van hem, komt
Anne-Marie de Clerck te zitten.
Al het volk dat daarstraks dron
ken liep, maar voor het meren
deel ontnuchterd is geraakt, gaat
zich neerzetten in het gras, op
boomstronken, op takkenbossen,
in een wijde halve kring.
Doch nog is men niet begonnen
of in de achterste rijen is er plots
rumoer gekomen. Er is ginder een
beweging en een gemompel, om
dat men de rechtspraak storen
komt. Het zijn een paar leden van
de bende die naderen, met in hun
midden een haast bezwijkende
vrouw, de haren in wanorde, het
gelaat vol vuil en stof.
Het is een gewone koerierster
van Jan de Lichte, een haveloze
vrouw die langs de wegen van
Vlaanderen bedelt en vagebon-
deert. Maar het nieuws dat zij
brengen komt is zo geweldig, dat
zij vergeet hoe haar boodschap
eigenlijk alleen tot Jan de Lichte
mocht gezegd worden.
VERVOLGT
56
NADRUK VERBODEN
«Het is om u te zeggen dat
noch Vagenende noch Ysenbaert
kunnen komen,» hijgt ze. Maar ik
heb ander nieuws, dat ik u slechts
op gevaar van mijn leven hon ko
men brengen. Marieke Bleecker
heeft dan, zoals ge het gevraagd
hebt, de Brusselaar gezocht, zijn
spoor dag en nacht gevolgd, is
het dikwijls bijster geraakt op het
ogenblik dat zij dacht het alles te
gaan weten... en dan almeteens
iets zo geweldigs over die Brusse
laar ontdekt, dat zij zelf er haast
de kluts bij kwijtraakte.»
«Wat is dat nieuws?» vraagt
Jan de Lichte ongeduldig.
«Ik weet het niet,» hijgt de
vrouw. «Dik over dun wou Ma
rieke Bleecker zich naar u toe-
haasten. Ik ontmoette haar langs
de baan. Zij was doodop, en ik
stelde voor om haar boodschap
verder door te geven, maar ze
wou zélf voortgaan. «Het is te
belangrijk,» zei ze. En daar de
avond begon te vallen is ze in
«de Honger gaan aankloppen, om
er de nacht door te brengen.
En diezelfde nacht is «de Honger»
overvallen geweest door een troep
zwartgemaakte mannen. De waar
din werd op beestachtige wijze
vermoord, en een bedelaar, een
lid der bende, werd eveneens ver
moord. Een ander bedelaar heeft
zich kunnen redden met zich in
de waterput te hangen. Het is de
ze die mij nadien alles verteld
heeft....
«En Marieke Bleecker?» onder
breekt Jan de Lichte al vloekend.
«Zeg mij wat er met Marieke
Bleecker is gebeurd, doemnis!»
«Marieke Bleecker werd... ver
moord!» stamelt de vrouw.
Even heeft het stil geweest,;
daar rond de schraag. Maar da
delijk daarop breekt een afgrijse
lijk gehuil los, als van wilde ver
scheurde dieren.
«Weet ge niet wie het heeft ge
daan?!» vloekt Meulenaere de ban
diet «Zeg mij wie het deed, en ik
stroop hem gelijk een konijn, ik
trek hem levend de huid van het
lijf.»
«Marieke Bleecker had iets zo
geweldigs over de Brusselaar ont
dekt, dat zij het zelfs aan mij niet
mededelen kon!» stamelt nu de
vrouw. «Wij wisselden dus maar
enkele woorden. Maar toen wij er
samen stonden, reden er juist
twee Franse ruiters voorbij. En
toen iik mij de volgende morgen
naar de in puin gestampte «Hon
ger» begaf werd er op mij gescho
ten. Ik liet me vallen, rende het
kreupelhout in en kon elk spoor
achter mij uitvagen.»
«Zou het de bende van Tineke
zijn geweest?» vraagt iemand.
En alhoewel Jan de Lichte
zwijgend de onderlip bijt, en aan
heel wat andere dingen denkt,
kijkt hij toe hoe nu het geding om
Tineke wordt vortgezet. Hij
wordt, Tineke, veroordeeld als de
aanstichter van alle verraad in de
bende. Hij wordt veroordeeld om
opgeknoopt te worden. En daar
hij hier niet aanwezig is, zal men
dit doen zogauw hij in de handen
der bende valt. Nu is het alleen
voorlopig, zijn portret.
Een bundel stro met een vest
en een broek aan, wordt aan een
lage boomspil opgehangen. Doch
Jan de Lichte doet niet mede aan
het algemeen getier.
«Marieke Bleecker vermoord,»
denkt hij... «Vermoord omdat ze
iets over die Brusselaar heeft
ontdekt. En bovendien, twee Fran
se ruiters welke hun voorbij wa
ren gereden...»
En met gefronst voorhoofd, de
vuisten gebald zodat de knokels
ervan wit zien, blijft hij zitten.
XII ONDER DE ZWARTE ML
Vlug, het kreupelhout in, om
ontkomen aan de Franse ruil
van Lodewijk de vijftiende! Els
nogmaals maakt iemand on
ons kennis met de toren van
belfort. Maar wreken zullen
ons, neersteken zullen wij all
terwijl de «zwarte vlag» ontploi
wordt.
Ongeveer dezelrde tijd dat
len in het dichte Brekelbos i
bleven - het kan ook een twee
dagen later zijn geweest - sta|
een vrouw langs de baan van
nove naar Geeraerdsbeghen. I
is te zeggen, niet langs de gr(
weg waarover de postkoetsen
den, en waarover alle soorten i
vreemde soldaten reeds hond
den jaren heen en weer zijn
gaan, nu eens in dit- en dan wi
in een ander uniform. Neen, I
is langs het smalle pad dat nai
de boorden van de rivier kronke
Het is de vrouw van Lieven I
viel, op de voet gevolgd door I
Appelke. Een heel eind achter h
aan komen Lange Gabriel en 1
genende. Maar voorstappend,
de omtrek van Pollaere gekomi
stoot Faviels vrouw met haar el
boog in de zijde van het Appelki
«Kijk, wie daar zit te broeder,
zegt ze... «Tineke!»
En inderdaad... eenzaam, zi
blote voeten in het water van
rivier, een geknoopte neusdo
aan een stok naast zich liggen
zit Francies van der Geenst, alii
Tineke, daar aan een droge kor
brood te knauwen.