HUISVESTINGSBELEID stedebouw en ruimtelijke ordening in aalst door Martin HUTSEBAUT Rijksuniversiteit te Gent In een aantal artikelen zal hier de aandacht gevestigd worden op de komplekse problematiek van stedebouw en ruimte lijke ordening, in do brede zin van het woord, zoals deze zich in het Aalsterse stelt. Na een algemene probleemstelling wordt nader ingegaan op diverse aspekten als daar zijn stadscentrum, vervoer en verkeer, huisvesting en grondbeleid, leef milieu en industrie, landbouw, natuurbehoud, rekreatie, stedelijk kunstpatrimonium, herstrukturering van de gemeentegrenzen en inspraak van de bevolking. Doel van deze artikelenreeks is nietpasklare oplossingen voor te stellen. Wel aan de hand van een aantal ideeën, die voor niemand dwingend zijn, de publieke belangestelling voor deze problematiek te aktiveren, zodat het beleid, bij de aanpak van deze problemen, kan rekenen op de volle aandacht van een gesensibiliseerde en kritische bevolking. OPDRACHT VAN DE RUIMTELIJKE ORDENING IN HAAR RELATIE TOT DE HUISVESTING Volgens prof. HENDRICKX, Di recteur-Generaal van de dienst Stedebouw, op het recente collo- luium «Grondebeleid en Huisves- ing» (R.U.G., oktober 1972) be- itaat de opdracht van de Ruimte- ijke Ordening (R.O.) in haar re- atie tot de huisvesting hierin dat ij de ruimtelijke vertaling dient e zijn van het huisvestingsbeleid e R.O. dient de behoeften van e huisvesting te plaatsen in de ontext van een veelheid van an- ere behoeften. V. TEERLYNCK ziet de zending an de R.O. ten dienste van de uisvesting als het verenigen in en matrix van de te voorziene uimtelijke behoeften en dit zo uim mogelijk gezien zowel qua oelstellingen (waaronder de huis- esting), herkomst van de behoef- en (zowel de verzuchtingen van e gegoede klassen als deze van e minder gefortuneerden) als ua vormgeving. Een deel van de- e matrix (een vector) moet de ehoeften (van huisvesting), uit- edrukt in de planning, vertolken, eze planning zal normaal ge- proken de preciese inlichtingen ïrstrekken over de genomen op- es, die de economische expan- ie moeten stratificeren (b.v. de idustrialisatie van bepaalde stre- en staat in correlatie met een ehoeftenaccres aan huisvesting), ezelfde planning zal dienen aan- ezig te zijn alvorens men zich o het vlak begeeft van de keuze in opties. Andere vectoren dienen de be- Jeften te vertalen van een ande- orde of behoeften van een an- ere oorsprong (b.v. openbare arken). De R.O. dient de verschillende •mponenten van de matrix te lo- iliseren. Vier bekommernissen enen hierin te primeren respect voor de fysische kwali teiten van de bodem (zie de idemkaarten); zin voor realiteit, d.w.z. reke ning houden met de bestaande toestand en de juridische situ atie ervan; het respecteren en verbeteren van het leefmilieu; te hoge kosten vermijden en re kening houden met de globale rendabiliteit (niet alleen econo misch gezien) van de privé- en van de overheidsinvesteringen. De localisatie van de compo nenten van de matrix (in dit ge val deze die de behoeften van huisvesting uitdrukken) wordt kar- tografisch weergegeven. Bij deze kaarten dienen voorschriften ge voegd die een reglementering om vatten omtrent de wijze die in planting van de woningen, b.v. datgene wat dé gewestplannen voorschrijven, enz... Onder deze vorm van kaarten en voorschriften treedt de ruimte lijke ordening naar buiten, ook ten dienste van de huisvesting. HUISVESTINGSBELEID IN HET ALGEMEEN Het huisvestingsbeleid heeft volgens prof. HENDRICKX niet als enig doel er voor te zorgen dat ieder burger in de mogelijk heid gesteld wordt een aangepas te woning te verwerven, maar in dit beleid dient tevens de wil aan wezig te zijn om deze woningen in te planten in een adequaat ka der waarin - de werkende mens kan herade men na zijn volbrachte dagtaak kan bekomen van de geleverde inspanningen, fysische en psy chische. Het kader waarin hij de gele genheid en het milieu vindt om zichzelf te ontwikkelen, zijn kennis te verrijken, waarin hij de prikkel vindt tot meer zelf expressie; - de huisvrouw de werkvoorwaar- den vindt die de ontwikkeling van haar persoonlijkheid niet in de weg staan; - de kinderen in een ongedwon gen sfeer, wars van alle frus trerende elementen kunnen spe len, kunnen leren, kunnen leren spelen... Dit kader wordt niet enkel ge creëerd door de architectuur of door aangepaste decoratieve ele menten, maar eveneens door de tuin, de baan, de straat, de win kel op de hoek, het café, de kerk, de school, het theater... Huisvesting betekent ook een geluidsomgeving, een thermische- en kleurenomgeving, enz... Deze sfeer is zowel het resultaat van een symbiose tussen de architec tuur en de wooncultuur as zoda nig, alsook van een symbiose tus sen het wonen en de culturele, economische en sociale context waarin dat gebeurt. De omgeving van de woningen beïnvloedt inderdaad de kwaliteit van het woningpark. Wat het ste delijk milieu betreft kan niet ont kend dat de gevolgen van een ou de beschaving en van de 19e eeuwse industrialisatie nog steeds aanwezig zijn. We kennen een wanordelijke dooreenstrengeling van woningen, industriële gebou wen en handelscentra. In vele wooncomplexen ontbreekt de meest noodzakelijke collectieve voorziening. Inzonderheid de lineaire bouw langsheen de wegen confronteert de overheid met belangrijke bij komende uitgaven inzake diverse uitrustingen ten behoeve van de woningen en stelt de bewoners van deze laatste veelal ernstige problemen op het stuk van de ver keersveiligheid, de intimiteit, de bescherming tegen het lawaai en de luchtverontreiniging. Het huisvestingsbeleid is geen actie ten voordele van één bepaal de bevolkingsgroep. In de mate echter dat het beleid zich richt tot personen met een lager inko men of tot groepen die verstoken blijven van een zekere materiële rijkdom, moet haar interessesfeer zich niet enkel beperken tot de kwaliteit van de woningen, maar moet het beleid ook de solvabili- teitsproblemen oplossen. KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN HET HUISVESTINGSBELEID Een klare situatieschets hierom trent werd gegeven door Inspec teur-Generaal VANNEREN tijdens voornoemd coloquium te Gent. Op het vlak van de (kwantita tieve) woonbehoeften werd in het 3e Economisch Plan 1971-1975 het streefcijfer van 60.000 wonin gen voor 1975 vooropgesteld. In deze 60.000 eenheden is een stij gend aandeel van sociale wonin gen ingecalculeerd (gaande van 12.240 in 1971 tot 20.000 in 1975). De hoofdlijnen van het 3e Plan, ook deze die verband houden met de huisvesting, werden goedge keurd bij wet van 18 juli 1972. Deze wet zal een hefboom bete kenen voor de huisvesting, des te meer daar hij uitdrukkelijk ver meldt dat het plan van de over heidsinvesteringen bindend is voor de overheid en dat het jaarlijks zijn uitdrukking moet vinden in de begroting. Bij de verdediging van zijn begroting in de Kamer heeft Minister DE SAEGER trouwens belangrijke aksentverschuivingen in de richting van de huisvesting aangekondigd. Het door de regering goedge keurde relanceplan voor de bouw sector sorteerde reeds zijn effect. De voornaamste problemen die zich momenteel stellen i.v.m. het realiseren van de objectieven van het 3e Plan hebben betrekking op de hoge kosten verbonden aan de bouwverrichtingen (grond- en bouwprijzen, erelonen, fiscale las ten), de noodzaak tot sanering wan het oude woningbestand en de ontoereikendheid van de be schikbare middelen (financierings- en industrialisatiebeleid). Ten overstaan van 1965 staat de bouwkostprijs van particuliere woningen thans op index 150, ter wijl bij de twee nationale bouw maatschappijen, dank zij de vrij stelling van de B.T.W., deze in dex; rond de 140 schommelt. De belangrijkste stijgingsfactor is de loonfactor, zodat dringend dient gezocht naar oplossingen die de bouwkosten kunnen stabi liseren. Meer en meer dringt de groeps bouw zich op als kostendrukkend element (let wel groepsbouw mag geen synoniem zijn van een tonigheid; integendeel, variatie dient nagestreefd!). Een andere oplossing is onge twijfeld de industrialisatie van de bouwsector, waarvan de noodzaak niet langer betwist wordt. Deze techniek zal slechts op langere termijn het stijgingsritme van de bouwkostprijs afremmen, ingevol ge de lange technologische en psy chologische voorbereiding die ver eist is om tot een vlotte overscha keling te komen. Tussen haken willen wij er hier echter op wijzen dat bij de industrialisatie tevens dient gezocht naar ruime variatie, teneinde het onpersoonlijk karak ter niet te versterken. De bouw nijverheid zelf heeft ingezien dat nieuwe wegen dienen bewandeld te worden. Een frappant voor beeld hiervan vindt men in het kijkdorp LIMAL, dat tot stand kwam onder impuls van de Natio nale Landmaatschappij. Ook de overheid wacht een zware taak door de inspanningen van de bouwsector inzake indus trialisatie krachtig te steunen. Uit het in het 3e Plan uitgestip pelde huisvestingsprogramma blijkt dat ook een verdere actie zal gevoerd worden inzake krot opruiming en sanering van onge zonde verbeterbare woningen. Oude wijken opruimen en ver vangen door flatgebouwen is niet steeds een gelukkige oplossing. Terecht mag de vraag worden ge steld of in sommige gevallen het oude wijkpatroon niet beter wordt bewaard en de woningen van bin nen uit worden gesaneerd. Er stelt zich echter onmiddellijk het vraagstuk van de vernieuwings- kosten. Voor sommige woningen kan de prijs van de sanering zo hoog oplopen dat volledige nieuw bouw meer aangewezen is. Niettegenstaande er een gans dispositief voorhanden is dat een massale sanering mogelijk maakt, zijn de resultaten eerder aan de lage kant. De oorzaken van het ter plaat se trappelen op het stuk van de sanering zijn veelvuldig. Zo schrik ken de gemeentelijke instanties, die aan massale opruiming van ongezonde woningen kunnen doen hiervoor veelal terug omdat zij te dicht bij de bevolking staan en tevens omdat veelal niet voldoen de vervangingswoningen beschik baar zijn. Vervolg van dit artikel volgende week.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 3