SONDBELEID stedebouw en ruimtelijke ordening in aalst HET PROBLEEM VAN DE DURE BOUWGROND door Martin HUTSEBAUT Rijksuniversiteit te Gent In een aantal artikelen zal hier de aandacht gevestigd worden op de komplekse problematiek van stedebouw en ruimte lijke ordening, in de brede zin van het woord, zoals deze zich in het Aalsterse stelt. Na een algemene probleemstelling wordt nader ingegaan op diverse aspekten als daar zijn stadscentrum, vervoer en verkeer, huisvesting en grondbeleid, leef milieu en industrie, landbouw, natuurbehoud, rekreatie, stedelijk kunstpatrimonium, herstrukturering van de gemeentegrenzen en inspraak van de bevolking. Doe! van deze artikelenreeks is niet pasklare oplossingen voor te stellen. Wel aan de hand van een aantal ideeën, die voor niemand dwingend zijn, de publieke belangestelling voor deze problematiek te aktiveren, zodat het beleid, bij de aanpak van deze problemen, kan rekenen op de volle aandacht van een gesensibiliseerde en kritische bevolking. Vervolg van vorige week NTALITESTS- ÜANDERING VEREIST M. HET IENDOMSRECHT in nieuw en krachtig grondbe- vergt een grondige mentali- «erandering: De wet op de !ebouw en R.O. raakt ergers eigendomsrecht. igaande van heit levensbelang e intrinsieke kenmerken van bodem zou men kunnen zeg- aldus Prof. HENDRICKX op recent colloquium te Gentj iet onaanvaardbaar zou zijn een individu zich eigenaar noemen van de bodem, even iet onaanvaardbaar zou zijn iemanti zlcfi eigenaan ztm en van de lucht,, die even voor de andere van levensbe- is. Daartegenover zou men en stellen dat de bodem een een is ten dienste van alle iduen en van de gemeenschap :amen verantwoordelijk zijn behoud en voor de rationele 'endig ervan. e mogen stellen dat het eigen recht van de 15e eeuw de- geschiedenis is geworden, vandaag grondeigenaar is, niet alleen het (liberale) het goed rendabel te maken; leeft ook plichten, met name )oed niet aan zijn natuurlijke imming te onttrekken en het nderhouden (dezelfde filoso- loor Minister DE SAEGER in t jongstleden nog verdedigd, eveneens kunnen toegepast en op gebouwen. Prof HEN- KX schetste in dit verband ipische evolutie van oude ihuizen in de centra van mid life en grote steden, die na rming tot weinig comfortabe- ipartementen veelal alvorens te vervallen, miseriekrotten in waarin groepen als gast ars een onderkomen vinden it totaal «afwonen» In feite te fase meer een overgangs- die de eigenaar moet toela gen volwaardige koper of fi- ile groep te vinden die de deiijke bestemming van de wde gronden zal bepalen, niet de taak van het grond- vraagt Prof. HENDRICKX te weigeren dat .die.gron de zo zeldzaam en waarde- |Ji. het tafellaken worden krotwoningen en hopen "en eigenaar van bouw grond, dan betekent dit dat men niet het recht heeft die grond aan bebouwing te onttrekken. Men heeft niet het recht die grond 10 a 15 jaar te bevriezen. Bouwt men zelf niet, dan moet men de grond te koop aanbieden. Een eigenaar van bosgrond heeft de plicht het bos te onder houden. Worden die lasten hem te zwaar, dan is de gemeenschap be reid ze over te nemen op voor waarde dat het bos voor de ge meenschap wordt opengesteld. De eigenaar blijft evenwel eigenaar. Bezit men lanndbouwgrond, dan moet men beseffen dat het land bouwgrond zal blijven. Beslist de gemeenschap dat die landbouw grond een andere bestemming krijgt, dan heeft men als eigenaar nog niet het recht de meerwaarde die daaruit voortvloeit op zak te steken. Een van de meest gevoelige plekken in het raam van het grond- en huisvestingsbeleid is ze ker de prijs der gronden. Volgens Prof. HENDRICKX steeg tussen 1962 en 1967 de index der klein handelsprijzen jaarlijks met 3"'« de bouwgrondprijzen stegen in diezelfde periode jaarlijks met 6%Naast deze gemiddelde cij fers mogen de (soms fantasti sche) plaatselijke schommelingen met betrekking tot gronden die optimaal in aanmerking komen voor bebouwing niet uit het oog verloren worden. Deze stijgingen nemen meestal onaanvaardbare af metingen aan. Daarbij komt dat het proportio neel aandeel van de grond in het totaal kostenpakket van het bou wen steeds groter wordt. Uit het verslag van de Nationale Land- bouwmaatschappij blijkt dat tij dens de periode van 1966-1970 het aandeel van de grondprijs in de totale bouwprijs met 9°'° steeg. Voor de sociale woningbouw wordt de grondprijs een steeds belang rijker kostenelement. Een ander probleem van het grondbeleid dat eveneens de huis vesting raakt, is het probleem van de afgelegen inplantingen en van de daarmede samenhangende tus senzones. Hoe dichter bij het centrum hoe duurder de grondprijs. Van daar de tendens bij kandidaat bouwers en promotors van sociale woningbouw om verafgelegen ter reinen op te zoeken. Deze afgele gen inplantingen sluiten over het algemeen niet aan bij de bestaan de bebouwde zone, zodat er fus ten de nieuwe wijken en de be bouwde kom een open ruimte «vrijkomt», een tussenzone. De kenmerken van deze tussen zones zijn volgens prof HEN DRICKX -de dualiteit in de functie van de bodem. De grondbehoudt de functie die hij bezat voor de inplanting van de nieuwe wijk (b.v. landbouw), maar lonkt reeds naar een nieuwe functie (handel, woningbouw, enz...) -de bestaande functies kunnen zich in weinig gunstige voor waarden realiseren (de land bouw zal in haar uitoefening belemmerd worden) een snelle prijsstijging van de gronden. De inplanting van de nieuwe residentiële wijk heeft als direct gevolg dat grondprij zen in deze zone hun kontakt gaan verliezen met bijvoor beeld de geldende landbouw prijzen een toename van de kostprijs van het transport en van de openbare watervoorzieningen (nieuwe zones immers ver en aanbod- theorie dit even wicht wordt op een veel te hoog niveau bereikt gezien het werkelij ke aanbod niet met het mogelijke aanbod overeenstemt. De bestaande bouwpercelen moeten vrijkomen en ter beschik king worden gesteld van kandi daat - bouwers. Na het aantal per celen gelegen in verkavelingen waarvoor sedert 1962 vergunnin gen worden afgeleverd is amper 16°'» bebouwd. Dit verrechtvaardigt meteen een steeds verdergaand regulerend overheidsoptreden ten einde de grond zijn juiste bestemming niet te onthouden. Grondbeleid vanwe ge de gemeenschap houdt in dit wettelijk in handen te nemen. Bouwrijpe percelen grond mogen niet langer blijven liggen om er later de meerwaarde van op te strijken. Iedere meter grond moet zinnig bruikbaar zijn voor de ge meenschap. De gemeenschap dient de voor delen te halen uit stijging van grondprijzen naar aanleiding van bepaalde werken zoals wegenis- werken of naar aanleiding van een bestemmingswijziging. Immers de grondspeculatie heeft vooral in vloed op de grondprijzen op het ogenblik dat de gronden van be stemming veranderen. Zo noteerde men in 1967 een prijs per m2 voor de bouwgrond die 10 maai de prijs was van de bosgronden. Het volstaat dus dat de bestem ming van de grond verandert om de prijs ervan zodanig te verho gen dat sociaal onaanvaardbare winsten worden geboekt. Eens een bouwzone bouwrijp gemaakt zou de verkoop van de gronden dienen bevorderd te wor den. Aan de verkoop van bouwgron den dient de eis tot bouwen bin nen een redelijke termijn gekop peld te worden teneinde de specu latie tegen te gaan. afgelegen). Het grondbeleid dient die fac toren te elimineren die dergelijke verafgelegen inplantingen bevorde ren. De oorzaak van de hoge bouw grondprijs is niet zozeer een te kort aan bouwgrond, integendeel er is overvloed aan bouwgrond, maar hij komt niet op de markt. De speculatieve berekeningen van de grondeigenaars vervalsen het evenwicht van de klassieke vraag- MOGELUKE ROL VAN DE GEMEENTELIJKE EN HOGERE OVERHEDEN De gemeenten dienen, docr aan wijzing en ontsluiting van nieuwe bouwzones, het aanbod van bouw grond bestendig te vermeerderen en aldus het opdrijven van de prij zen tegen te werken. De gronden die in de ontwer pen van gewestplannen voor socia le woningbouw zijn voorzien, die nen, teneinde speculatie tegen te gaan, tijdig onteigend door er kende bouwmaatschappijen of door plaatselijke of regionale over heden. Het grondverwervingsrecht der gemeenten en het vóór- kooprecht moetenworden uitgebreid. Met het oog op een brede spreiding van de eigendom zijn de gemeenten verplicht de gronderi te verkrijgen, voor zover zij niet voor openbaar nut bestemd zijn of nodig zijn voor een aangepaste voorraad - politiek. DE GRONDREGIE Volgens Prof. SVETENS K.U.L.) is de gemeentelijke grondregie een goede vorm van grondbeleid. Een nationale en eventueel een stedelijke grondregie (in het ka der van het geherstructureerde Aalst) kan bijdragen tot een plan matige ontwikkeling van de stad en tot het realiseren van tal van politico- sociale objectieven (b.v. meer sociale verdeling van de gronden, bevordering van de so ciale woningbouw, klassenintegra- tie i.p.v. segregatie, integratie van marginalen, ais ouden van dagen, gehandicapten en armen in het normale woonmiiieu). De grondre gie zal ook toelaten prijsregule- rend op te treden op de bouw- grondenmarkt, die heden ten da ge gekenmerkt wordt door krapte en dus hoge prijzen, niet door een tekort aan bouwgrond, maar wel door een tekort aan te koop gestelde bouwgrond (zoals hoger reeds aangetoond.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 3