Reaktie open brief stad Aalst DE BENDE VAN JAN DE LICHTE LEZERS SCHRIJVEN Kultureel Seven te Aalst....enz. OPINIE 'S LOUIS PAUL BOON Dank zij de open brief, die, ge richt aan de tegenstanders van de plannen der stad Aalst, door de Gazet van Aalst werd gepubli ceerd, heeft de Aalsterse bevol king een nieuw bewijs onder ogen gekregen van de miserabele, laag- bij-de grondse dorpspolitiek, die in haar Keizerlijke Stede wordt ge voerd. Wij maken erin kennis met de - wel zeer eigenaardige - opvattin gen die ons stadsbestuur erop nahoudt omtrent gezag en in spraak. Deze twee begrippen zijn inderdaad niet identiek. Maar waar halen ze, in hemels naam de lef vandaan in dit «gezag» het recht te funderen manifest slechte oplossingen door te drijven De inspraak, de deskundige adviesen, meningen, al of niet op schrift ge steld, de wensen zelf van dat deel van de bevolking, dat zich van de ernst van 't probleem bewust is, dat alles wordt beschouwd als uit gaande van een bende onverant woordelijke sullen. Het stadsbestuur, de gemeente raad, DIE hebben verantwoordelijk heid en gezag, DIE zorgen voor gans de bevolking dergelijke demagogische onzin moet elke in spraak in de kiem smoren. Inspraak is mede wijzen op de mogelijkheid dat zich onverant woorde zaken voordoen, waarvoor de bevolking aan de machthebbers niet het minste gezag heeft ver leend. Inspraak is mede daar TIJDIG op te wijzen, zonder te wachten op de zesjaarlijkse democratische klucht, waar toch geen «verant woording» wordt afgelegd, en vooral waartegen het kwaad reeds lang, o zó lang is gebeurd. (In politieke termen dus een «spij tige vergissing» I) Meer nog moet het de on schuldige lezer treffen hoe onze vroede vaderen een ultimatum la ten afdrukken, waarin ze zich nog maals verlaagd hebben tot plat vloerse argumentatie, in de aard van De kontestant heeft een opmerkingetje over de MAAT SCHAPPIJ, welnu laat hem nu eens uitleggen hoe hij ze gaat HERVORMEN We weten het dus Vóór Nieuwjaar moeten de «insprekers» met hun plan voor de dag. Zoniet zal niemand ons vlijtige stadsbe stuur tegenhouden verder blinde lings achter de 70.000.000 fr. aan te hollen.... Immers liever toch maar de miljoenen voor een crimineel, onmenselijk maar «Groots(?) openbaar werk» ver gooien.. wij hebben ze dan toch gehad, nietwaar En ten slotte kan het toch ook niemand ontgaan dat de «Open brief» nog de waarheid een duw tje geeft ook. Het nieuwe plan wordt handig verbonden met «veel groen» (sic), o.a. op «aanpalende gronden». Toevallig, wij herinneren ons nog het zoethoudertje ten stadhuize, waarin sprake was van een uitbreiding van het Astridpark richting Koolstraat, als compensa tie voor plataanrooiing. Maar jam mer genoeg herinneren we ons ook het «administratief centrum» dat daar eens zal oprijzen. Wat zal het nu zijn Wat het ook moge zijn, boeren bedrog, praat voor de vaak of slechte wil, wij herinneren ons nog véél meer ontrent openbare werken en «groen» en geen kri tisch Aalstenaar zal moeite heb ben om voorbeelden te vinden van de ongeëvenaarde wijze waarop vóór hem «wordt gezorgd, en bij het Rijk aangedrongen». De Aals tenaar is zijn stadsbestuur erken telijk. Ik ook... Jantje Boomkapper (naam en adres bij redaktie bekend). Nadat de Aalsterse Kultuurraad ingevolge touwtrekkerij allehan- de, niet het minst politieke, werd opgevouwen kon men nog gedacht hebben dat allicht een beperkte kulturele werkgroep - zoals het vroegere komitee - toch initiatie ven zou genomen hebben. En die zijn zeker te Aalst wel nodig. Er heerst thans een malai se. Zie de afwezigheid - in tegen stelling met vroeger van - bv. het Davidsfonds, De Rank, het Wil lemsfonds enz. en. die gezamelijk met het komite samenwerkten. Niet zonder resultaat. Binnen enkele jaaren zal «de put van de Molenstraat» allicht een verdieping hebben. Hoe staat het met de verdere infrastruktuur, met de personeelsplannen. Gaan politieke benoemingen hier de doorslag geven. Thans zijn de belangrijke ma nifestaties, ontspanningen, geen kuituur met een grote K. maar die toch het publiek aanspreken. De Aalsterse Karnaval kent een her opleving. Gaat men bij gebrek aan financiële middelen de werking en de uitstraling van onze stad be perken In 1973 hebben de Dirk Mar- tensfeesten plaats. Tot hiertoe worden slechts enkelingen bij de voorbereidingen betrokken en we ten de meeste doorgaans goedin- gelichte mensen in de stad heel weinig over wat men in feite plant Is het niet hoogtijd dat men de pers, de kulturele verenigingen, de onderwijsinstellingen bij dit pro gramma betrekt. Het is werkelijk niet te vroeg. Of worden deze voor voldongen feiten gesteld. Wat met de inspraak die de slogan was tijdens de gemeente raadsverkiezingen in '71. We waren twee weken geleden aanwezig op de prijzenuitreiking van de Kunstkring Hoppeland te Poperinge. Schrijvers, schilders joernalisten, ambtenaren bestuurs leden van allerlei verenigingen, burgemeesters uit de omliggende gemeenten hebben de gelegenheid gehad aan het programma samen te werken. Het kultureel beleid te Aalst vertoont nogal sekreten. Het wordt tijd dat een echte werk- proep voor het Dirk Martensjaar tot stand komt. Inspraak mag geen klucht zijn. Lie. H. Strijpens VERVOLGT 60 NADRUK VERBODEN Ik zal terugkomen met Pier Put te en Jef Ie Houcke, en nog een paar anderen!» zegt hij. Doch zijn zwerftocht hernemend, belovend binnen hoogstens een paar dagen terug te zijn, vindt hij enkel Jef Ie Houcke. Le Houcke is bereid. En terug Jan de Vriese opzoekend vinden zij hem slapend in het bed van Marianneke. Hij ligt er alleen, en wrijft zich de slaap uit de rat- teogen, als de twee booswichten hem wekken. «Ha,» zegt hij... «ha, Marian neke is de vogel gaan opzoeken. Maar zij zelf, wat is er met haar, dat zij met het onschuldigste ge laat van de wereld een man de dood inlokken kan Een lorelei Wij weten het niet, waarde lezer, voor de zoveelste maal staan wij tegenover een mysterie, gelijk er altijd in het leven en de harten der mensen zullen blijven bestaan. Marianneke zoekt Jan de Lichte overal. Maar hem tevergeefsa ach- ternalopend, botst ze integendeel op zijn vrouw, op Mie Gendar me. Zij verklapt haar gewoon dat Tineke, Joseph le Houcke en Jan de Vriese bij hen thuis in de kroeg zijn, en haar hebben uitgestuurd om Jan de Lichte te lokken. «Ik zal Jan de Lichte verwitti gen zegt Mie Gendarme. Doch Marianneke Smet lokt niet alleen op dergelijke wijze Jan de Lichte naar hunne kroeg - wel wetend dat daardoor een ijselijk gevecht gaat geleverd" worden - maar zij rent tevens hun kroeg voorbij, naar het dorp van Schel- dewindeke toe. Daar zij-n sinds een paar dagen Franse soldaten,; wier knopen blinken, wier gouden dukaten wonderlijk klinken, wier mannelijkheid een vreeemde beko ring heeft. Ha, niet alleen Jan de Lichte moet eraan, maar ook die stervende vortzak van een Tineke en ook, en vooral, Jan de Vriese, wiens rattehoofd zij nu al meer dan genoeg heeft gezien. «Dat men die eens allen op ruimt, en mij andere mannen laat zien!» En Marianneke lacht, hees en zondig, als de Franse soldaten hun paarden optuigen, en zich klaarmaken om de premie te ver dienen, welke al een poos voor het hoofd van Jan de Lichte werd uitgeloofd. Doch zal Jan de Lichte er zijn Mie Gendarme heeft wel gezegd «Ik zal hem verwittigen.» Maar... zij is nu eenmaal «de Gendarme» Ér. al voortstappende bedenkt zij, dat ze evengoed zélf eens kon gaan. «'k Zal eens gaan,» peinst ze. «Ik zal die troep schurftige hon den eens in de hoek jagen. Ik zal hen eens een na een mijn houten kloef laten bekijken!» En zij haast zich over dik en dun naar die beruchte kroeg, en vindt er inderdaa Le Houcke en Jan de Vriese. Maar- net als haar man is ook zij te eerlijk, en beze ten door een ziekelijk rechtvaar digheidsgevoel. Jan de Vriese en Le Houcke rekenen erop dat zij een Jan de Licht vóór zich zullen hebben, die een klein ogenblik de kluts zal kwijt zijn. Een ondeel baar ogenblik, maar voldoende om van zijn verrassing gebruik te ma ken. En Mie Gendarme integendeel zou nu eigenlijk van de omgekeer de situatie gebruikmaken. Doch neen, zij komt binnen als de wre kende rechtvaardigheid zelve. «Ik ben hier, Jan de Vriese... Ik ben. hier Jef le Houcke. De vrouw van Jan de Lichte is hier om te zien wat ge waard zijt En Jan de Vriese werpt nog heel even een verbaasde blik naar Le Houcke, naar die vuile pad van een waardin, want de dingen ver lopen niet zoals Tineke die gere geld heeft. En Tineke zelf, waar zit hij Die is nergens meer te vinden. Ha, men heeft hem, Jan de Vriese, verraden! Tineke heeft hem verraden, die vuile pad even eens. En vooral haar dochter, haar hoer van een dochter heeft hier weer een dubbelzinnig spel ge speeld! Maar, dedju, hij zal laten zien hoe hij alleen de waarachtige meester is. En woest springt hij voorwaarts, de punt van zijn mes dreigend opgericht. Doch wij sparen u dat gevecht, waarde lezer, het is niet goed voor onze reeds veel zachtere na tuur. Het volstaat te zeggen dat Mie Gendarme even snel, en op het gepaste ogenblik, de voet hef ten en de aanstormende Jan de Vriese een zo onverwachte schop gaf, midden in de geslachtsdelen een schop met haar houten kloef, maar zo bruusk en raak, dat Jan de Vriese gelijk een in zijn vlucht getroffen vogel, ter plaatse nëer- zeeg. Niet eens meer in staat een pijnlijke schreeuw te uiten, alleen nog vallend, een vlammende pijn voelende opschieten van het schaarribeen tot midden in het hart, slaat hij de handen tussen de dijen. «En gij nu, Le Houcke?» vraagt Mie Gendarme. Le Houcke in plaats van te antwoorden, kijkt stomverbaasd naar het straatven ster, waar een groep ruiters plots halt heeft ge maakt, en van de paarden springt. «Fransen!» roept hij. «Zes ze ven, acht zijn het er!» En een ogenblik elkaar aankij kend, elkaar metend, springen zij dan, samen langs de achterdeur naar buiten. Samen, gelijk het ko nijn en de vos, gelijk het hert en de wolf samen wegrennen als het bos brandt. Zij hebben eigenlijk ietwat te lang getalmd met het binden hun ner paarden, de Fransen, Zij ko men de kroeg binnenstormen maar struikelen al dadelijk over Jan de Vriese, die ietwat bekomt en zich juist meende te rechten. Ze stor men over hem heen zodat hij weer neervalt, en ze zien nog net de ka zak van Le Houcke daar in het gat van de achterdeur verdwijnen. En hem met vier, zes acht handen tegelijk grijpend, vragen zij of hij Jan de Lichte is? «Neen, neen,» hijgt Le Houcke «Daar loopt zij, zijn vrouw!» En terwijl twee der soldaten haar achterna stormen, snellen de an deren terug naar hun paarden. De ren begint. Te voet is zij, en te paard zijn zij... en dus kan al leen kreupelhout haar redding brengen waar zij zich al kruipende kan verbergen, en zij met hunne paarden niet doorheen kunnen. En springend, rennend in zizaglijn om elk pistoolschot onmogelijk te ma ken, duikt zij erin gnder. «Ai! zo na!» Zij hoort hun stemmen, en kan raden wat zij daar elkaar toeroe pen. Neen jongens, omsingelen kunt ge haar niet, haar aan de andere kant opwachten moet ge niet I Zij houd zich koest, plat neerliggend onder een dichte struik. En dan, stil wegsluipend weet zij hen te verschalken, een binnenwegel te bereiken tussen twee hagen, die haar aan hun zicht onttrekken.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1972 | | pagina 4