13 Over de Schoolstraat ofte het Puytenvoetwegsken en omgeving. 16 12 DE DUIVEKEETSTRAAT HET HEERLIJK RECHT In de middeleeuwen was het slechts uitzonderlijk toegelaten dui ven te houden het behoorde tot de «heerlijke rechten». Duifhuizen trof men alleen aan op de goederen van de landheer, op de hofste den van abdijen en kloosters. Soms werden de duiven ondergebracht in gemetselde gebouwtjes zoals in de Duivenhoeve te Koksyde; de achthoekige duiventoren van Lo (1710) telt 1132 hokjes! Op andere plaatsen werd een toren van de omwalling ingericht tot duiventoren de Vleet te Hummelgem (Steenokkerzeel), de Zeventorretjes te Assebroek van 1435. De romaanse duiventorens waren rond, de gotische vierkant de la tere zes- of achthoekig. Soms waren ze gebouwd boven de monumen tale inrijpoorten van de hofstede zoals in het (in 1955 verdwenen) «hof te Wakkene» te Hofstade bij Aalst. Was dergelijke toren meestal een symbool van superioriteit, er was ook een stoffelijk voordeel aan verbonden. Er was een regeling be paald in de pachtakte. Heer en pachter kregen ieder de helft van de jonge duiven; daarvoor moest de pachter ze in de winter voeden, 's zomers zochten de duiven zelf hun kost in de omliggende velden, wat niet in de smaak viel van andere boeren die een deel van hun zaaisel zagen verloren gaan De mest werd door de pachter gebruikt in de tuin en op het veld, vooral op het vlasland. Na de troebelen van de zestiende eeuw ging het voorrecht te loor, het houden van duiven werd een ware plaag. Daarom verschenen in de zeventiende en achttiende eeuw ordonnanties die «verboden dat niemant duyvencoten oft velteladden en houde» indien hij niet be schikte over minstens 9 bunder land, d.i. meer dan 10 ha. Die duiveketen waren heel wat minder monumentaal dan de mid deleeuwse duiventorens een vierkant hok in timmerwerk met lemen wanden en een strodak, staande op de grond of op vier houten pij lers. Een dergelijk gebouwtje moet te midden van «de Duyvekeet van Meuleschette» hebben gestaan, ook het «Hof te Raffelghem», even eens op Schaarbeek, bezat een duyvekeet in 1765. HET KAPELLEKEN - BEEK DE MEULESCHETTEKAPEL Op zekere dag zag de molenaarsknecht van Meuleschette een Ma- riabeeldje drijven op de Siesegembeek. Toen het door de afdamming bij het molenrad opgehouden werd, viste de man het uit het water en gaf het aan zijn baas. Die plaatste het beeldje bij de molen. De volgende dag dreef het weer op het watertot driemaal toe werd het op het droge gebracht, maar tevergeefs. Toen besloot de geestelijk heid hier een kleine bidplaats op te richten, ter ere van Onze-Lieve Vrouw-van-Meuleschette... Dit vertelt de legende een uiting van naïeve vroomheid die toch be rust op een historisch feithet bestaan van een «heerlijke» molen. De ouderdom van het eerste kapelletje achterhalen is onmogelijk. De zeventiende eeuw was de pesteeuw bij uitstek met de kaarkens- processie te Scherpenheuvel sedert 1629 en het Passiespel te Ober- ammergau waar de eerste opvoering plaats had in 1643, wilde men «de zwarte dood» bestrijden. Te Aalst overleed het begijntje De Demaecker in 1631 aan de «gadood» en werd 's nachts begraven op de plaats waar later de ka pel van Sint-Antonius werd opgericht. In 1634 bezweken vijf Zwarte Zusters, in 1668 begroef men hier ongeveer 2000 doden. Het was ge durende dit jaar dat een boeteprocessie dagelijks optrok naar het «cappelleken van Meuleschetten om door de voorspraak van de Al- derheyligste Maget Maria, benevens die van den Heiligen Rochus, van de pest verlost te zijn, hetgene ook geschied is.» Inderdaad, hiermee was de «sieckte van pestelence» uitgeraasd. De dankbare bevolking verving de vorige bidplaats door een nieuwe kapel. Boven de ingang prijkte een mooie gendenksteen met het op schrift H. Maria tot Meuleschette Bidt voor ons 1693 door F. COURTEAUX Een negentigjarige, hier geboren en getogen, herinnert het zich nog goed «Het was een kleine kapel, er was maar plaats voor enkele stoelen. Daarom zette men er gedurende de novene een verlengstuk bij in zeildoek. Over de beek lag een grote blauwe steen...» Kunst schilder Jan Van Malderen heeft ons een poëtische pentekening nagelaten, een beeld van landelijke rust en stille vroomheid. Het gebouwtje was opgetrokken in baksteen, de hoeklijnen verste vigd met zandsteen. Ook de ingang en het venster er boven waren gevat in een sierlijke omlijsting van zandsteen. Tussen beide in de vroeger vermelde gedenksteen met barokke dekoratieve elementen. De punt van de voorgevel eindigde op een open klokstoel waaarin een klokje van 1717 bengelde. In het oud-hospitaal bewaart men de gedenksteen van 1693 alsook het mooie klokje dat als randschrift vermeldt «Fudit Joannis Pau wels Gandavi 1717». De klok is nog bevestigd aan de klokkebalk waarmee zij opgehangen was in de luidstoel of klokkegalg. De kon- servator toont eveneens een opengewerkt kruis dat rust op een halve bol, paal en dwarsbalken eindigen op drielobbige versieringen alles lijkt sprekend op de afbeelding die Van Malderen ons naliet. KAVJVj)» I MR *r- *&0. Jan Van Malderen (1883- 1958) was leraar aan de Aal- sterse Akademie voor Schone kunsten van 1913 tot 1947. Hij was 10 jaar toen de ka pel van 1693 werd afgebro ken. Had hij wellicht een va ge herinnering aan het ver dwenen gebouwtje, de teke ning dateert van 1910: hier op wijst de eigen dekoratieve stijl van de kunstenaar. Als aanvulling van zijn geheugen beeld zal hij beschikt heb ben over een oude tekening, misschien zelfs over een foto. In 1893 telde Aalst een aan tal vooraanstaanden die be lang stelden in het verleden van hun stad zij zijn het die ervoor gezorgd hebben dat gedenksteen, klok en kruis bewaard bleven later, in 1903, zijn zij de stichters van «Den Oudheidkundigen Kring van de Stad en het voormalig Land van Aelst». De tekening werd voor het eerst gepubliceerd in het ok tobernummer 1910 van het maandblad «Nieuw Leven» (gesticht in 1908); daarna in Alostum Religiosum van P. Van Nuffel (1911) en in «Den Wedergekomen Pierlala» van Jan-Baptist Luyckx (1757- 1836), uitgegeven door P. Van Nuffel in 1928; daar il lustreert het de berijmde ver telling met de titel «Pierlala gaet naer het Capelleken van de Meuleschette».

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1973 | | pagina 16