SHANGHAI HOTEL 'vr 12 VICKI BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN DOCTOR EMANUEL HAIN Muziek bleef hem zijn hele le ven een zachte verlossende vriend in moeilijke ogenblikken. Een microscoop, die hij van oom Paul gekregen had bij zijn in zegening, scheen een aanduiding «Waarom zou de jongen mijn prak tijk later niet overnemen?» vroeg oom Paul. «Waarom zou hij niet?» vroeg zijn vader. Van overname van de boekhan del was geen sprake. «De zaak kan geen twee gezinnen onderhou den», zei Vader. Bij de eeuwwis seling was hij begonnen te kla gen over de zaken. «De mensen lezen minder dan vroeger», zei hij. Wat deden de mensen dan, nu ze electrisch licht hadden en hun avonden best met boeken hadden kunnen doorbrengen Nu, ze de den dit en dat ze speelden bij voorbeeld lawntennis, de nieuwe sport, door de Engelse kroonprins geimporteerd; ze fietsen in de om geving, zachtjesaan, bijna onmerk baar, veranderden de mensen. Emanuel's zuster speelde lawn tennis, en werd verliefd, hoewel ze pas zestien was. In 't geheim ont- DEEL I DE MENSEN 6 moetten ze elkaar, mademoiselle kreeg ontslag, er waren scènes in het vroeger zo stille huis. Toen kwam er een beurskrach en het leek wel, of iedereen in Frankfurt geld verloren had. Emanuel's vader was opeens grijs en zijn schouderbladen sta ken uit. Het eindigde ermee, dat hij besloot Paula's jongmens in de zaak te nemen Emanuel kon dok ter worden. Emanuel stemde toe, eerst moest hij evenwel zijn vrijwil- ligers-jaar nog afdienen bij 't twee de regiment artillerie, in Wiesba den. Dit jaar scheen het vrolijkste en prettigste in Emanuel's leven te worden. Hij hield van de uniform, de dienst, de kameraden, de tucht. In de kerstvacantie verraste hij zijn ouders met de mededeling, dat hij het liefst officier wilde wor den. Zijn vader lachte hem uit. Ma ma perste haar lippen op elkaar. «Hoe wil je officier worden vroeg ze. «Voor officier ben je niet geschikt. Zouden ze niet weten dat de oude Rosenhain je grootvader was? Voor hen blijf je altijd een Jood.» Het was de eerste en eni ge maal, dat zijn moeder met hem over zijn afkomst sprak. «Je grootvader is nog met een pak op zijn rug de boer op ge gaan,» voegde zijn vader erbij. In Emanuel brak iets. Hij had een nare week en begon de gezich ten van zijn kameraden te onder zoeken. Hielden zij hem niet voor huns gelijke Zeiden ze mis schien ook van hem, wat ze van de anderen zeiden «Een Jood maar toch wel fatsoenlijk. «Tot nogtoe had hij zulke opmerkingen zonder bijgedachten kunnen aanho ren, nu begon een kleine, bijna on merkbare wonde te schrijnen. Als hij 't nauwkeurig bekeek, was hij een volle Jood, de zoon van Jood se ouders, niettegenstaande het doopwater van dominee Meiners. Maar ik voel niet Joods, zei hij tot zichzelf. Uit deze tijd was er een portret van hem een smalle, slanke jon gen in uniform, een knap, open ge zicht, in de lichte ogen met de zware oogleden een uitdrukking van verlegenheid en indringendheid Een als soldaat verklede Jood. In de herfst, toen zijn diensttijd om was, kreeg hij een bril en ging naar de universiteit Heidelberg. Geheel veranderd kwam hij de volgende vakantie thuis. Een storm van nieuwe gedach ten had bezit van hem genomen. Schopenhauer, Nietsche, Wagner, Ibsen. De levensleugen. Vrije lief de. De Oppermens. De enige en zijn eigendom. Richard Strausse, Oscar Wilde, Dostojewsky, Strind- berg, «Jugendstil». Terug aan de universiteit wierp Emanuel zich op de studie en deel de de vrije uren met zijn nieuwe vriend, Max Lilien. Op urenlange wandelingen dis cussieerden ze samen, zonder oog voor het liefelijke landschap. Lilien was socialist. Emanuel trachtte «Das Kapitaal» van Max te lezen, maar hij gaf het op te genover de lange, droge, dogmati sche zinnen. Alleen als Lilien hem zijn ideeën voordroeg kregen deze leven, want Emanuel aanbad deze eerste werkelijke vriend. Max Lilien, een stevige figuur, met brandende ogen in het asce- tengezicht, zoals de monnik op het «Concert» van Giorgione. Een mens, die altijd in vlammen stond, die bierpuilen omgooide, as knoei de, mensen beledigde en dames op hun lakschoentjes trapte. Een onaangenaam, komiek, hoekig mens, hard en doorzichtig als edelsteen. Een socialist in een tijd, toen socialisme slecht aangeschre ven stond. Plotseling stierf Emanuel's va der. Die dood trof hem als een vuistslag. Bevangen woonde hij de opening van het testament bij, in 't zwart tussen de zwarte familie leden, die verlegen kuchten. Het werd duidelijk dat er bijna geen vermogen in geld was, zelfs nog enige zakenschulden. Voor 't eerst kende Emanuel zo iets als geldzorgen. Hij sprak ern stig met oom Paul en stortte zich toen op de studie. Het bleek, dat hij talent had voor het beroep, dat de familie voor hem had uitgekozen. Hij promoveerde Summa cum laude, was een poos volontair aan de chirurgische afdeling van het stedelijk ziekenhuis en begon toen deel te nemen aan oom Paul's praktijk. Het eerste geval, wat onder zijn handen kwam, was het dienstmeis je van zijn zuster, dat abortus ge pleegd had. Alleen de gedachte aan Max Lilien hield hem ervan terug haar aan de politie over te leveren. Zijn zuster vergaf het hem nooit Emanuel hield niet van zijn zuster. Toen Emanuel eenendertig jaar oud was, werd hij verliefd op Irene von Stetten. «Ditmaal heb je 't te pakken, Mani», zei oom Paul goe dig en ervaren. Hij had zijn prak tijk, meer en meer aan de jonge dokter overgelaten en bij een zij ner patiënten had Emanuel Irene leren kennen. Overste von Stetten had uit de Frans-Duitse oorlog rheumatiek meegebracht, die hij in de meer dan veertig jaar niet had kunnen genezen. De doktersvisites dien den meer als tijdverdrijf en om zijn humeur te verbeteren, dan tot werkelijke behandeling. Oom Paul had het al lang opgegeven de pijn lijkelinkerzijde van de oud-soldaat met medicijnen te bestrijden. Maar Emanuel, eerzuchtig jong arts, trots op zijn nieuwe methodes, kwam dagelijks, gebruikte elek trische verwarmde kussens, mas seerde en schreef een diëet voor, dat de overste met Spartaanse moed nakwam. Irene von Stetten, zijn dochter, was eenentwintig en heel mooi. Maar het was niet haar schoon heid, die Emanuel fascineerde, doch het merkwaardig-trillende le ven dat van haar uitging, een zui verheid van natuur waarvoor hij geen woorden vond. Hij was geluk kig, wanneer zij de kamer binnen kwam en het werd donker als ze die verliet. «Dat meisje heeft ras», zei oom Paul, met de kennis van de oude vrijgezel, die in zijn tijd wijnen en vrouwen had weten te apprecië ren. De hemel viel niet in, de aarde beefde niet en Irene gaf hem geen oorvijg toen Emanuel haar in zijn armen nam. Ze vouwde haar handen in zijn nek en ontving niet alleen zijn kus, maar beant woordde die ook. «Eindelijk», zei ze met een diepe zucht. Van toen af ontmoetten ze el kaar in 't geheim en ook in 't open baar, gingen onder de hoede van de oude mevrouw Schënchen naar de schouwburg, maakten tochtjes en lange wandelingen, bezochten tentoonstellingen en dansten op bals. Alleen als Emanuel over trou wen sprak, schrok Irene. Ze twist ten over dit punt en verzoenden zich weer. Eens hadden ze er een lang gesprek over. «Het gaat niet om Vader en vraag 't nu niet meer», zei Ire ne, «Ik heb er met hem over ge sproken, maar het gaat niet. Ik zou je liefhebben, ook al was je een Hottentot, maar voor mijn vader is het een bezwaar, dat je Jood bent. Vergeet dat dwaze trouwen we hebben het toch goed, niet?» Sedert enige tijd was Emanuel bij zijn oom uitgetrokken en had zelf een kleine woning genomen, waar ze elkaar ongestoord konden zien en liefhebben. Nog altijd, als hij Irene omhelsde, scheen het hem ongelooflijk, dat ze hem lief had, bijna zo lief als hij haar. En nu noemde ze hem een Jood! Zijn gezicht gloeide en werd toen ijs koud. «Ik ben toch geen Jood zei hij koppig. «Nee, eigenlijk niet antwoordde Irene glimlachend. «Voor jou niet, voor mij ook niet. Maar voor mijn vader zul je altijd Jood blijven; je kent dat soort mensen niet.» Ze kusten elkaar en geen van beiden merkte, dat Emanuel zich zelf verloochend had, inplaats van pai te staan. Irene sprak er vaak over, dat ze verpleegster wilde worden, ze had een hevige drang naar bezigheid en zelfstandigheid en dit was een beroep, dat bij haar stand paste. Maar in deze lente, die zo weelderig bloeide als nooit te voren, vergat ze het weer. De vruchtbomen langs de Berg- strasse waren één sneeuw van witte en roze bloesem, met de bij na karmijnrode vlekken van de op gaande perziken er tussen. Wat later kwamen de seringen uit, wol ken van lila bloemen in parken en tuinen van Frankfurt. De lucht geurde er naar; toen in juni naar rozen, de wereld was dronken van deze vroege weeldezomer. Kersen waren er al spoedig zoveel, dat de marktvrouwen in de oude stad ze voor twee pfenning het pond ver kochten, en steeds nieuwe schui ten met fruit voeren de Main af. In juli trokken zich onweerswol ken boven Europa samen en oude soldaten, zoals overste van Stet ten voorspelden oorlog. De jonge ren geloofden er niet aan. Oorlo gen waren in Afrika, in Mantsjoe- rije, maar niet in eigen land. De tweede augustus werd de oorlog verklaard. Geestdrift, geju bel, toespraken, vlaggen, bloemen, dronken mensen langs de weg. «Ik ken geen partijen meer, ik ken alleen Duitsers», zei de Keizer De eerste troepen werden beë digd en naar België getranspor teerd. Binnen drie weken zijn we in Parijs, binnen zes is de oorlog voorbij voorspelden de bladen. Duitsland keek naar vrienden uit De Engelsen, van eenzelfde bloed en ras? De Italianen, gealliëerden door verbonden en verdragen Misschien de Japanners, het ijveri ge volk in 't Oosten, dat men hoog achtte en dat men geholpen had met munitie en exerceermeesters? Plotseling stonden de Duitsers alleen, ze konden het zich niet verklaren, begrepen niets van po litiek en vertrouwden hun leiders en hun couranten. Zingend trokken de jonge regimenten de dood in, overal werd dit sterven bewonderd Die oudere soldaten, reservisten, gingen rustig en bezonnen mee. Als dat werk gedaan moest wor den, nu, dan werd het gedaan. Aan de aanplakzuilen hingen overwinningsberichten, dagelijks nieuwe, en kerkklokken luidden telkens voor nieuwe gewonnen veldslagen. Reeds kwamen de eerste doods tijdingen binnen, men zag de eer ste moeders-in-rouw, glimlachend onder tranen en trots op de geval len zonen. Dokter Emanuel Hain, reserve luitenant, voegde zich bij zijn troep, na eerst, onder de over rompeling van de oorlog de weer stand van de oude overste gebro ken te hebben. Ik ken geen partijen meer, had de Keizer gezegd, en ook Emanuel was nu officier. Duizenden oorlogshuwelijken vonden plaats. Emanuel en Irene waren slechts één van al de paren, die een enkele nacht voor zich hadden en dan scheiden moesten. Bij 't ochtendgloren stond Irene op het perron en wuifde Emanuel na. «Naar Parijs», stond met krijt op de wagen geschreven. Vervolgt Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1973 | | pagina 12