SHANGHAI
HOTEL
12
V I C KI BAUM
ROMAN VAN NEGEN
MENSEN
YOSHIO MURATA
Maar het was tenslotte Yoshio
en niet Kitaro die in de oorlog
ging. Zijn tijdschrift stuurde hem
naar Mandsjoerije en Kitaro's re
giment bleef in Tokio.. Het was
winter toen hij in het pasveroverde
Tsjintsjou kwam, een winter, zó
koud en wreed, dat de troepen
geen raad wisten.
Yoshio drong voor 't eerst in de
vast-aaneengesloten phalanx van
oorlogscorrespondenten door een
internatioale, vrolijke, cynische,
door-de-wol-geverfde gekwiekste en
kinderlijke verzameling ongescho
ren, kaartende mannen. Ze dron
ken bier, wisten alles, namen niets
ernstig op en Yoshio leerde van
hen ware berichten van verzonnen
te onderscheiden en ze op de een
of andere wijze, met draagbare
telefoon- of telegraaftoestellen, of
postduiven, weg te zenden. Ern
stig en omstandig leefde hij onder
hen, begreep hun grappen niet en
glimlachte beleefd, als ze hem uit
lachten. Terwijl ze hun oneindige
spellen poker speelden en hun in-
DEEL I
DE MENSEN
tl' - 33
slaande telegrammen opstelden zat
hij gebogen over zijn schrijfmachi-
nen en werkte aan gedegen artike
len. Hij sloot zich bij de troepen
aan om erbij te zijn en alles zelf
te zien (verslag van een oogge
tuige!), er werd veel genanoeu-
vreerd en weinig gevochten. Ein
deloze marsen, waarna de man
schappen uitgeput neervielen en
een verzorging die niet bij het kli
maat paste.
Eens was Yoshio erbij, toen der
tig Japanse deserteurs binnenge
bracht werden. Huilend vertelden
ze dat ze de koude niet meer
konden uithouden en wilden pro
beren, op de een of andere wijze
naar huis te komen. Ze waren niet
bang om te sterven, maar niet
moedig genoeg, deze veldtocht ot
het einde mee te maken. Ze toon
den hun, bevroeren, branderige le
dematen, hun ontoereikende kle
ding en verzochten neergeschoten
te worden.
Yoshio begreep deze soort he
roïeke lafheid; hij had ze zelf in
zich. generaties van Boeddhisten
hadden deze onverschilligheid voor
de dood in het volk geprent, maar
tegelijkertijd het leven zo onbe
langrijk gemaakt, dat de weer
stand tegen moeilijkheden uiter
mate verzwakt was.
De veldtocht*.verliep na lange
maanden, maar hield, nooit geheel
Op..
Yüshiö: Réérde naar huis '-tefug.-
Hij-had de stijver óf)ge2wtflte*«H?^
ken van mannen en paarden gezien
en de lucht ingeademd, die over
verlaten slagvelden hangt. Zijn vre-
desliefde was theorie geweest, zijn
oorlogshaat was iets zeer reëels
geworden.
En aan zijn kamerwand hing nog
altijd het gedicht van de twintig
duizend krijgers, geschreven met
onverbleekte Chinese inkt. Zonder
het zelf te weten was Yoshio naar
Mandsjoerije gegaan en had dit
afschuwelijke avontuur uitgehou
den. omdat hij jaloers was op Kita
ro.
Kitaro praatte maar - hij had de
oorlog meegemaakt. Maar toen hij
thuiskwam met gesprongen lippen
en bloeddiarrhee, waaran hij nog
lang leed en die hem zeer verzwak
te. met zijn nieuw, cynisch pessi
misme en een hartstocht voor po
keren, toen was weer alle glans
voor de broeder in zijn uniform en
niemand luisterde graag naar zijn
verhalen.
Een paar maanden na zijn terug
keer trouwde hij. Hij was enigzins
dat geworden, wat in Tokio een
«Ginbura» heet, een boemelaar op
de Ginza met de verlichte gele
genheden en een pantoffelparade
van knappe meisjes.
Er was iets koppigs in zijn vlot
te manier van doen, waarover zijn
vader glimlachte. Een paar maal
was hij in nachtgelegenheden ge
weest, had er nagemaakte whiskey
gedronken en met de Japanse co-
pie van een Amerikaanse danseres
de rest van de nacht doorgebracht.
Hoofdpijn en een akelige smaak
in zijn mond waren ervan overge
bleven. Eens had hij zich door
Kitaro bij een mooie gheisa laten
introduceren, maar het had geen
ander resultaat dan verveling en
melancholie. «Spoedig zullen ze
uitgestorven zijn, net als Phoenix,
de koning der vogels»», zei hij na
derhand tot zijn broer. Een bezoek
bij een gheisa was geen avontuur,
maar een gecompliceerd ritueel.
Met smartelijke helderheid dacht
hij weer aan Jelena. Hij had een
vrouw nodig, dat voelde hij. Zo
kwam het dat hij zich vol ijver be
reid verklaarde, zich met het meis
je te verloven, dat zijn ouders voor
hem uitgezocht hadden.
Zijn aanstaande vrouw was acht
tien jaar, haar vader was uitgever
van een grote, liberale courant en
het was sous-entendu, dat Yoshio
later bij de courant carrière zcu
maken De achtbare Hideko was
een «moga»», een modern meisje.
«Ze tennist heel goed en loopt
ski,zei Yoshio's moeder telkens.
Op het tennisveld ontmoetten
ze elkaar voor 't eerst en Yoshio
keek voortdurend langs Hideko
heen .hij wilde haar niet aanstaren
als een koopwaar die hem werd
voorgelegd. Ze was kleiner dan
hij en knap, een beetje sloom en
gesloten. Er werd een rijtoer ge
arrangeerd, een picknick en een
gemeenschappelijk schouwburgbe
zoek.
Ook Hideko hield van sympho-
nieconcerten. Ze speelde piano en
kon Franse boeken lezen.
Ijverig redeneerde ze over An
dre Gide. Ze was eigenlijk volmaakt
zacht en- gewillig, modern en toch
goed opgevoed, vertrouwd met de
kunst van het bloemenarrangement
en de theeceremonie, met racket
en ski's.
Dat^ Yoshio zich met haar ver
veelde, was haar schuld niet.-Hij
verzocht haar voor zijn plezier weer
de^kimorta-Te-dragen;- in eert mo--.
tterne japor* vergeleek hij haar met
Jelena en dan beviel-Hideko hem
niet.
Toen hij haar de volgende maal
een bezoek bracht, diende ze hem
de thee op de oude, ceremoniële
maner. Ze droeg een blauwe Ki
mono met een groot patroon van
lichtrood. Haar fijne hals vormde
een schuchter driehoekje en een
brede grijze gordel met zilveren
kraanvogels erop was met een
smal, lichtrood lint om haar dun,
sexeloos lichaam gewikkeld. Yoshio
kon merken dat ze nerveus was,
het theegerei rammelde en ze mor
ste een paar druppels water. Als
een schaduw trok de herinnering
aan de Samuraï-grootvader voor
bij. aan diens rust en kalmte bij
de ceremonie.
Hij had medelijden met Hideko
en met zichzelf. De ongewone
dracht en houding maakten haar
moe, ze verlegde haar lichaam van
de ene kant op de andere.
Eigenlijk waren ze beide van het
oude Japan vervreemd en in het
nieuwe nog onzeker en onwennig,
vaderlandslozen allebei. Ze trouw
den tweemaal eerst in de kerk,
want ook Hideko was Christen, en
daarna nog eens in Yoshio's ou
derlijk huis, waar ze volgens oud
gebruik samen een glas rijstwijn
ledigden.
Ze betrokken een nieuw appar
tement midden in de stad. Bad
kamer, stalen meubelen, grammo
foon, cocktails - en de vaas met
het klassieke bloemenarrangement
in de nis voor de mooie oude ka
kemono's. Yoshio verdiende tach
tig yen in de maand, zijn vader en
die van Hideko gaven elk een toe
lage, zodat ze ruim konden leven.
Het bleek dat Hideko erg neuws-
gierig was geweest naar de onfat
soenlijke Amerikaanse gewoonte
van het kussen, die tegenwoordig
uit de buitenlandse films gecou
peerd werd.
Haar onbeholpen gewilligheid en
bereidheid was gemakkkelijk, maar
zonder charme. Na een korte tijd
werd hun huwelijk eentonig, als
regen op een dak. Tennis in de
zomer, skitochten 's winters, soms
een avond aan 't strand van Kama-
kura met zijn mensenmenigte.
Een abonnement op de sympho-
nieconcerten, een partij poker met
andere journalisten. Yoshio ver
veelde zich.
Soms had hij medelijden met
Hideko. die alles deed om zijn le
ven aangenaam te maken. Het was
alsof zijn korte liaison met Jelena
zijn bloed bedorven had voor de
Japanse vrouw. Hij wierp zich op
zijn werk, maar kwam slechts heel
langzaam vooruit. Hij was te ge
degen, te litterair in zijn artikelen.
Daar men zijn vloeiend Engels
bewonderde was het zijn werk aan
komende schepen in Yokohama te
bezoeken en doortrekkende be
roemdheden te intervieuwen.
Hij schreef ook kleine critieken
over Engelse schouwburgvoorstel
lingen en voordrachten in Tokio.
's Nachts werkte hij aan zijn
langdradige artikelen, tussen het
geklepper en 't lawaai op de re
dactie. In de drukkerij zongen de
zettersleerlingen de tekst, waar
voor ze uit de letterkasten de tien
duizend letters uitzochten.
Yoshio schreef. Hij had geen
lust, naar huis te gaan Zo verlie
pen de jaren.
Kïtaro was onrustig en ontevre
den. Hij gebruikue dreigende woor
den. Hij gebruikte dreigervde woor-
terie en de slappe houding der
marine. Zijn Samuraibloed scheen
.te koken, zoals het .velen ging.
De geheime bonden van de mili-
tairistische partij wonnen aan in
vloed. Van tijd tot tijd werd er
een minister doodgeschoten, het
oude middel om de ongenaakbare
heerser er opmerkzaam op te ma
ken, dat zijn ministers een verkeer
de politiek voorden.
De jonge officieren schreven
brieven met hun eigen bloed, waar
in ze met hun leven voor het we!
zijn van Japan instonden. De be
zadigde. oudere mensen in het
land glimlachten om deze heldhaf
tige, kinderachtige dwaasheden.
In deze warme, blauw-nevelige
septemberdagen vroeg Kitaro aan
zijn broeder, een voetreis met hem
te maken en Kitaro's grootouders
te bezoeken. De oude mensen
woonden in het dorp Kitano Mura,
ongeveer negentig mijl van Tokio.
Het dorp had in vroeger tijd aan
de grote weg gelegen en was rijk
en bloeiend geweest, maar sinds
de spoorwegen aangelegd waren,
verzonken zulke dorpen in hun af
gelegenheid; vele inwoners vertrok
ken en zij die bleven, werden arm.
Yoshio dacht dat er een goed
feuilleton te schrijven zou zijn over
de dorpen langs die oude verlaten
Hur-weg. En de wandeling met zijn
broer leek hem een aangename
afwisseling.
Zo vertrokken ze, eerst een stuk
per spoor en toen langs de oude
weg te voet door de heuvels. De
lucht was warm en mild, de rijst
was geoogst en op de velden
stond een handbreed water om ze
voor de ploeg voor te bereiden. In
hun glanzend oppervlak weerspie
gelde de met bleke wolken bedek
te hemel.
's Morgens en 's avonds kwam
er mist op, waaruit de sparrenkrui
nen donker en scherpgetekend op
doken.
In verborgen, kleine Boeddhis
tenkloosters mediteerden kaalge
schoren monniken, zwommen luie
karpers in doorzonde vijvers, stond
een abt te kijken naar de bewegen
de dennentakkenschaduw op een
witte muur.
Meisjes werkten op theevelden,
met grote zonnehoeden op het
hoofd en groetten glimlachend en
buigend de voetreizigers.
Soms zagen ze een eenvoudig
man, die bij de laatste schijn van
het avondrood met zwierige hand
bewegingen een spreuk calfigra
feerde
De wereld leek voor Yoshio weer
zoals hij ze vroeger gezien had,
vanaf Baaya's rug wolken, bomen
krekels en verhalenvertellers, ste
nen trappen naar de Vossentempel
en eerwaardige, oude, vriendelijke
mensen.
In de dorpen die ze doortrokken
waren de huizen eenvoudig en zin
delijk. De mannen beschaduwden
de ogen met de hand om de wan
delaars beter te zien. De kinderen
kwamen met hun boeken uit school
de vrouwen stonden in hun half
donkere keuken voor het vuur. Op
het erf lag het hout voor de winter
opgestapeld, de buffelkoeien glom
men van frisheid. Soms klonk er
koekoekroep uit het dennenbosje,
een buizerd schoot hoog langs een
avondwolk. Overal vrede, orde, re
gelmaat, de ziel van Japan.
Vervolgt
Nadruk verboden