SHANGHAI
HOTEL
12
VICKI BAUM
ROMAN VAN NEGEN
MENSEN
DEEL II
DE STAD
48
Het was meer dan een jaar ge
leden, sedert Kurt in Shanghai ge
komen was. De moorddadige stad
had de verwoesting voltooid, die in
Parijs begonnen was. Die vreselij
ke eerste weken, waarin dokter
Hain een kleine ondersteuning
kreeg van een Joods comité voor
emigranten, wat hij met Kurt deel
de, want deze was Ariër en had
geen recht op hulp. De hopeloos
heid van een leven, waarin de blan
ke geen lager werk verrichten
mocht en geen hoger werk vond.
Eindelijk een aanstelling als pia
nist in de Drakenclub, die eigen
lijk een bordeel was. Kamers op
de bovenverdieping, tusen kleur
lingen, meiden die door ziekte,
drank of schandaal met de politie
uit de internationale nederzetting
gewezen waren en nu hier op eigen
gelegenheid in hun levensonder
houd trachtten te voorzien.
De bittere concurrentie tussen
de slanke, heel jonge Aziatischen
en de verlepte, afgeleefde en niet
temin arrogante Wit-Russinnen, die
allen beweerden van de Czarenfa-
milie af te stammen Met een van
hen. Natacha, was hij uit medelij
den een liaison begonnen.
'TV
Natacha had te veel ziel en daar
die altijd overvloeide, maakte Kurt
zich heel hard en droog. Het ge
voel dat de Duitse musicus aange
boren was, ging verloren. Hij werd
cynisch en overmoedig, met die bi-
zondere galgenhumor, die in Shan
ghai gedijt als nergens anders.
Natacha kreeg ruzie met een
Koreaanse, die zich Betsy noemde
en hij was de buit, waar het om
ging. In Betsy's woning, die ze met
een ander meisje deelde, maakte
hij voor 't eerst met de lucht van
opium kennis.
Betsy was volkomen aan opium
verslaafd en met de hartstochtelij
ke prozelietemakerij der verslaaf
den, wende ze ook hem aan de
pijp. Toen hij de aanvankelijke mis
selijkheid overwonnen had, werd
het hem duidelijk, wat de Chine
zen bedoelden, als ze spraken over
de harmonie met het Heelal.
De honger naar vrouwen had
Kurt vroeg en hevig gekweld. Nu
ondervond hij een wondere, zwe
vende rust en tevredenheid en had
geen vrouwen meer nodig
Een toeval behoedde hem en
dokter Hain voor verhongering. In
de smalle Yueng Min Yueng over
reed de pompeuse wagen van de
bankier B. G. Chang de jonge
vrouw van een Chinese baanwach
ter en haar zoontje.
Dokter Hain, die het ongeluk
meemaakte, verleende eerste hulp.
bracht moeder en kind naar 't hos
pitaal, paste op het kleintje bloed
transfusie toe en deed alles wat
nodig was, om hen in 't leven te
houden.
Toevallig werd het geval belang
rijk, want hoewel anders het nu-en-
dan iemand overrijden erbij hoor
de - want de chauffeur moest toch
tonen hoeveel macht zijn heer
had - kwam ditmaal aan het licht,
dat ook de overredenen over macht
beschikten. De baanwachter name
lijk behoorde - zij het dan ook
maar in de verte - tot het invloed
rijke geslacht Wu, welks invloed
zich uitstrekte tot het ministerie
van verkeer.
Genoeg, het was voldoende om
in geval moeder en kind stierven
een chantage-op-grote-schaal op
touw te zetten. Dank zij dokter
Hain kwam het niet zover, wat de
bankier dankbaar stemde.
Dokter Hain kreeg een achter
kamer in 't Shanghai-hotel toege
wezen en werd vanaf dat ogenblik
als hoteldokter beschouwd. Af en
toe had hij zelfs een patiënt. Een
voudige en gecompliceerde katers.
En somwijlen een dame die te
veel veronal slikte, om haar min
naar aan 't schrikken te maken.
Kurt kreeg een aanstelling als
pianist in de dansbar op de dak
tuin. Daar werkte hij nu afwisse
lend met een neger, die voor het
gesyncopeerde jazzrythme zorg
de, terwijl hij Franse tango's en
Weense walsen speelde, wanneer
sentimentele, dronken of verliefde
cosmopolieten dat verlangden. Hij
woonde op een miserabel, raam
loos "kamertje en kreeg zijn sou
per vrij en vijftien Shanghai dollar
per week.
's Nachts speelde hij, terwijl hij
overdag sliep. Trof het, dat de
laatste gasten vroeg naar huis gin
gen, dan reed hij hëar Chapei om
opium te roken, 't Komt er toch
niet meer op aan, dacht hij.
Twee maande tevoren had B.G.,
de grote man van Shanghai, twee
Chinese meisjes mee naar de bar
gebracht, Meilan en haar zuster.
Kurt ontwaakte en werd direct
verliefd op Meilan - waneer ten
minste de zwakke emotie, die hij
bij de aanblik van haar gazelle
figuurtje ondervond, verliefdheid
genoemd kon worden. En nu was
alles voorbij. Meilan legde haar
mooie perzikkleurige zijden ge
waad in de koffer, streek het glad
met haar onwaarschijnlijke hand
jes en liet het slot dichtknippen.
«Nu dan - ajuus» zei Kurt en
ging snel weg. In het donkere por
taal strekte de amah haar hand
uit en verlangde een fooi. «Mijn
laatste dollar, aangebeden dame»
zei Kurt. Het huis had smalle gale
rijen, die om een miniatuur- bin
nenplaats liepen en de vier verdie
pingen boven elkaar zagen eruit
als cellen in een bijenkorf. Het
rook Chinees, naar afwaswater,
verbrande olie, wierookstaven,
knoflook en oude kleren. De trap
was smal en steil en donker.
In het steegje beneden sliep de
koelie, die Kurt twee uur geleden
hier gebracht had. «Wakker wor
den. Frans», riep Kurt, aan de
rickshaw schuddend. Yen werd da
delijk wakker en begroette hem
met een brede lach, die de huid
over zijn wangbeenderen spande.
«Man, wat zie je d'r weer uit»,
merkte Kurt op, de uitgeteerde fi
guur in de haveloze kleren mon
sterend.
«Master catchee hotel vroeg
Yen. «Geraden. Frans.» zei Kurt,
zich in de rickshaw zettend. «Cat
chee hotel, vely muchee quick.»
Yen nam de bomen op, maar
zette ze weer even neer en een
bundeltje te voorschijn halend nam
hij daar een vuile, verkreukelde en
veloppe uit. Hij hield Kurt het
schriftstuk voor en keek hem vol
verwachting aan. Kurt bekeek de
Chinese tekens en knikte.
«Heb je me al driemaal laten
zien, Frans, en ik kan 't nog steeds
niet lezen,» zei hij, en nu voor
uit, opschieten, chopchop.»
Yen borg zijn brief weer weg.
greep de bomen en draafde heen.
Het was een hete middag. Voor
het hotel grabbelde hij 20 cent
uit zijn zak en gaf ze aan Yen,
die ze zonder tegenspraak aannam
want Kurt was een geregelde pas
sagier.
«Master» zei hij halfluid, toen
Kurt de koele colonnade wilde bin
nengaan, die om het hotel liep.
«Geen gemarchandeer, Frans» riep
hij. Maar Yen kwam achter hem
aan en versperde hem de weg.
«Master?» zei hij. «Like catchee
apenyon Very much good apeny-
on?» (opium).
Kurt duwde hem opzij en liep
door alsof hij niets gehoord had.
Het was deze koelie geweest, die
hem de eerste maal naar de opi
umkit in Chapei gebracht had.
In de hall zat madame Tissaud
met een rijk Engels echtpaar, dat
Kurt al meermalen in de bar ge
zien had. «De vrouw is knap, maar
ze danst te goed, voor een dame,»
zei Kurt tegen de Eurasiatische
ober, toen hij haar voor 't eerst
geobserveerd had. «Dat is onze
zaak niet,» had Eugène gantwoord
«Monsieur Kurt, komt u toch een
ogenblik hier,» riep madame, juist
toen hij hoopte, voorbij te kunnen
sluipen, want hij haatte haar hart
grondig.
«Mrs. Russell, mag ik U ons jon
ge genie voorstellen Maak Uw
compliment monsieur Kurt, Mrs
Russell is een muziekkenster.» Ze
hield haar hand vlak voor zijn ge
zicht, maar hij kuste ze niet, doch
drukte ze alleen maar.
De honourable Russel bekeek
hem slaperig, terwijl hij het ijs in
zijn glas heen-en-weer draaide.
«Ook Fransman vroeg hij, zon
der interesse. «Een beetje van al
les», antwoordde Kurt, die er ge
noeg van had, telkens zijn doop
ceel te lichten tegen ieder die een
whisky in de bar dronk.
Mrs Russell bekeek hem zonder
veel beleefdheid. «Als we vannacht
boven komen, moet U Mr. Russell's
lievelingsstuk eens spelen,» zei ze.
«Graag», antwoordde hij met
een beroepsbuiging, «wat is dat
dan «The more we ar together»
zei Mrs Russell. «Het brengt Mr
Russell aan 't schreien, maar pas
na drieën. Zijn gemoed function
neert vroeger niet zo goed.»
«Monsieur Kurt moet U eens
vertellen, hoe hij en die schat van
een dokter Hain uit Duistland ge
vlucht zijn, het is interressanter
dan een roman.» zei madame Tis
saud. «U interesseert U toch voor
politiek, Mr Russell
«Dat is mijn broer», zei Russell
en verdiepte zich in zijn glas. Er
trad een stilte in «Dan neem ik
nu afscheid.» zei Kurt onbehage
lijk. Niemand had hem gevraagd
te gaan zitten. «Au revoir in de
bar,» zei Mrs Russell
«Hebt U gezien vroeg mada
me Tissaud toen hij weggegaan
was. «Die ogen Die blik
«Wat dan?» vroeg Mr Russell.
«Opium», antwoordde madame
en leunde achterover. De stoel
kraakte onder het gewicht van
haar rug.
«Oh» zei Helen.
«Ik weet niet hoe hij dat
overeenbrengt met z'n beroep van
gigolo», ging madame ijverig voort
«leder kind weet, dat opium impo
tent maakt. Maar 't is daarom toch
een knappe jongen. O, daar komt
B. G. in eigen persoon Monsieur
Chang riep ze, gesticulerend
met haar handen.
Maar de bankier in zijn licht
grijze zijden robe boog alleen
luchtig, schudde zij eigen handen
en ging verder. Een ogenblik had
den zijn ogen op Helen gerust, als
die van een man die verstand heeft
van vrouwenschoonheid. Helen ving
de blik op, als een vrouw die ver
stand heeft van mannen en lachte
in zichzelf. Madame had de fijne
nuance gevoeld en genoten.
«Daar komt dokter Chang aan
Hier zijn we, monsieur Chang
hier zei Madame. Dokter Chang
droeg een fris wit-shantung pak en
hield een nieuwe Panamahoed in
de hand. Hij had witte schoenen
aan, lichtgroene zijden sokken en
een das in dezelfde kleur. Hij rook
naar haarolie en eau-de-cologne.
«Ik moet me wel excuseren, dat
ik zo laat ben,» zei hij met verle
gen beleefdheid.
«Niet nodig ik zeg, we zullen
nog genoeg te zien krijgen,» mom
pelde Russell. Hij was er van den
beginne af al tegen geweest, d©
invitatie van de Chinees aan te ne
men Maar Helen had een zieke
lijke onderzoekingsdrang en wou
alles zien, in iedere plaats waar
ze kwamen Hij, Bertie, bezat niet
genoeg energie, om iets niet te'
doen. wat zijn vrouw wilde.
«Ik bedoel, dat we U niet te
veel moeite willen veroorzaken»
voegde hij erbij, want Helen had
hem op 't hart gedrukt, beleefd
tegen Chinezen te zijn.
Nu was het dokter Chang's
beurt om te protesteren. Zijn invi*
tatie, de Russell's iets van Shan
ghai te laten zien, was enigzins de
vervulling van een officiële wens.
De Chinese gezant in Tokio, met
wie hij bevriend was, had hem ge
schreven, dat de Russell's in Ja
pan zeer gevierd waren geworden
en dat Bertrand Russell tot een
politiek zeer invloedrijke Engelse
familie behoorde. Het was zeer
noodzakelijk hem een goede indruk
van het moderne China te geven,
om de Japanse indruk een tegen
wicht te geven. Tot dit doel putte
Yuting zich nu in plichtplegingen
uit, van top tot teen in 't nieuw
gestoken, geurend en grijnzend,
warm en ongemakkelijk.
Voor het hotel wachtte een enor
me limousine, met een witgeunifo^
meerde chauffeur, de auto die
Chang van zijn vader geleend had
om de Engelsen te imponeren. Hij
was heel opgewonden, zoals steeds
wanneer"t erop aankwam te bewij
zen, dat China grote vorderingen
gemaakt had. Het was een merk
waardige mengeling van gevoelend
in hem verachting tegen de on
wetende barbaren uit ander we
relddelen. haat tegen de indringers
die het land uitzogen, bittere
schaamte over de nationale zwak
heden van zijn landgenoten en be
wondering voor de vreemde arro
gantie. Een mengeling die overal
het verkeer tussen Oosterling en
Westerling kleurt
Vervolgt
Nad'uk "erboden