SHANGHAI
HOTEL
12
V I C K I BAUM
ROMAN VAN NEGEN
MENSEN
«Wij zullen ons een paar minu
ten in een school ophouden,» ver
klaarde hij zijn gasten.
De school was een nuchter be
tonnen gebouw met reusachtige ra
men en een sport- en speelterrein
ernaast. Het rook binnen naar
zeepsop en reinheid.. De school
meisjes verdrongen zich in stijve,
lichtblauwe Chinese kleren overal
op trappen en in gangen; kleine on-
derwijzersjes met deugdzame ge
zichten, maanden tot rust.
Bertie Russell had al in de auto
zo voorzichtig adem gehaald, als
of hij bang was voor de reuk van
hun Chinese gastheer. Nu hield hij
- onopvallend naar hij meende -
zijn zakdoek onder de neus, maar
toch zo, dat de gevoelige dokter
Chang het wel zien moest.
De meisjes op het toneel zongen
en declameerden iets met hoge,
volkomen onnatuurlijke stemmen
en het bleef absoluut onbegrijpe
lijk, waar het om ging.
«Hoe lang duurt dat nog
vroeg Russell, toen hij voelde dat
hij het geen minuut langer uit zou
DEEL II
DE STAD
49
kunnen houden.
Dokter Chang boog zich naar
een der onderwijzeresjes over en
fluisterde met haar.
«Nog ongeveer vier uur» zei hij
benauwd. «U weet, wij Chinezen
hebben andere begrippen van tijd
als de Westerlingen.»
Hij wist al wat er komen moest.
De gasten zouden midden in de
voorstelling weglopen en hijzelf, de
onderwijzerssen, de school en het
hele nieuwe leven zouden veel van
hun waarde verliezen. Hij fluisterde
weer met de onderwijzeres, bleek
en smekend, maar was met zijn
excuses en verklaringen nog niet
klaar, toen Russell en zijn vrouw
zich al door de bankenrijen dron
gen en met beledigende haast naar
de uitgang stapten.
«We hopen, dat U ons heel veel
zult laten zien, dus is het beter
niet al te veel tijd aan één ding te
geven,» zei Helen, toen ze het ble
ke, wanhopige, maar beleefdglim-
lachende gezicht van de Chinees
zag Haar man kreeg een van zijn
zeldzaam-voorkomende invallen van
geestigheid. «Ik lijd aan een kwaal
die de doktoren phobie noemen,»
zei hij namelijk. «Ik kan geen
school zien .zonder angsttoestan
den te krijgen. Ik was zo'n slechte
leerling, dat ik nog altijd droom
van de examens, waar ik voor ge
zakt ben.»
Dokter Chang lachte dankbaar
en luid. «Dat begrijp ik, o, dat be
grijp ik heel goed,» verzekerde hij
opgelucht. Ze stapten weer in de
wagen en voort ging het.
Ze legden de lange weg naar
Kangwang zwijgend af. leder van
hen had zijn eigen gedachten, op
het rhythme van de rit. Bertie
dacht aan drank, stelde zich aller
lei, met ijs gekoelde alcoholica
voor, terwijl hij zich intussen
steeds dorstiger en vermoeider en
uitgedroogder voelde worden.
Helen dacht aan Frank Taylor,
aan Sir Galahad, die ze bij 't Chi
nese diner terug zou zien, waar
voor dokter Chang hen uitgeno
digd had. Weliswaar vond ze Frank
niet zó belangrijk, dat ze zijn zaak
had opgezocht - misschien wilde
ze hem ook wel niet als bediende
in een of andere idiote zaak ont
moeten - maar ze vond hem toch
ook niet onbelangrijk genoeg om
hem helemaal te vergeten. Hij ziet
er verrukkelijk uit, dacht ze vaak
in deze dagen. Waarom belde hij
niet op
Yutsing Chang was het diepst in
gedachten. Twee dagen tevoren
had hij de eerste samenkomst met
Meilan gehad en er was iets vol
komen onverwachts gebeurdhij
was verliefd op haar geworden.
Haar zoetheid had hem geheel in
bezit genomen en hij verlangde
onrustig naar haar volmaakte lief
kozingen. Het wierp zijn hele be
staan in elkaar, maakte zijn mooie,
rustige kameraadschap met Pearl
bleek en waardeloos.
Zijn beroep, zijn missie in het
nieuwe China, de strijd in het
Noorden, de onzekere toekomst
van het land - dat alles scheen op
eens onbelangrijk, in vergelijk met
de emotie, die Meilan's diepe stem
in de donker gemaakte kamer en
de tere vorm van haar borst hem
schonken.
De verversing, die de gasten in
de ontvangstzaal van het raadhuis
wachtte, bestond uit ongesuikerde
hete, groene thee, waarop bloe
sems dreven en uit gekleurde rijst
koekjes.
Voor Russell werd de bezichti
ging tot een soort nachtmerrie en
dokter Chang's trotse verklaringen
drongen niet tot zijn door de whis
ky benevelde hersens door.
Bertie Russell, volledig uitgeput
trok zijn vrouw terzijde. «Als we
niet onmiddellijk hier weggaan, val
ik flauw,» zei hij dreigend. «Ik heb
er genoeg van. Ik kan niet meer.
Ik ga schreeuwen, als we niet da
delijk er vandoor gaan.»
Helen keek hem aan, zijn ge
zicht zat plotseling vol grote zo
mersproeten, een teken dat hij
bleek werd. «We gaan al Bertie»,
zei ze, «houd je nog vijf minuten
goed.»
Ook hier een overijlde, krenken
de aftocht, het begon al te sche
meren. De auto voerde hen mee en
bracht hen spoedig op een vlieg
veld, waar dokter Chang hen in
een kien vliegtuig stopte, dat reeds
stond te wachten.
Bertie was zo geslagen, dat hij
zich niet meer verzetten kon. Ze
zweefden over de reuzenstad, ter
wijl beneden de lichten opvlamden
en de roodachtig-grijze nevel.
Bertie hing op zijn zitplaats als
een zwaargewonde. Helen liet zich
de stad uitleggen.
De banken en wolkenkrabbers
langs de Bond leken klein, Soo-
chow Creek was maar een dun,
bruin lintje tussen China en En
geland. De Franse wijk lag tegen
de internationale nederzetting aan
en steeds meer lichten gingen be
neden op. Aan de andere zijde van
de Creeck lag Honkow met groene
parkvlekken, Chapei, een wirwar
van straatjes met hoge fabrieks
schoorstenen ertussen opstekend.
Yangtsepo, aan de bocht van de
grote rivier gelegen, met pieren
die als scharen in het water uit
staken. Een grijze, onregelmatig-
ronde vlek, geribd met ontelbare
dagen, dat was de oude Chinezen-
stad, begrensd door de ketting
van licht van een hoofdstraat, die
haar scheidde van de internationa
le nederzetting. Een ander rivier
tje scheidde Mantao in 't Zuid
westen van de Franse wijk nieu
we voorsteden doken op met groe
ne parkvlekken en onbebouwde
terreinen.
Ver naar het Zuidwesten lag in
de nevel het arsenaal en het aero
drome. De ontelbare jonken op de
rivier - leken langzame, bruine ke
vers, waartussen oorlogsschepen
van alle naties lagen, met lichtjes
behangen, Meer en meer vervaag
den de contouren in de scheme
ring.
Helen vroeg en dokter Chang
antwoordde ijverig. Evenmin als
op alle andere plaatsen die ze aan
gedaan hadden, wist Helen ook nu
niet, of een van deze inlichtingen
waard was, aan de informatie
dienst te Londen medegedeeld te
worden. Ze vond zichzelf een on
talentvolle dilettantehaar leven
was een streven naar volmaking en
altijd voerde het haar weer naar
de verkeerde richting. Ze was een
uitstekend schoolkind geweest,
een voorbeeldig naai-meisje in de
salon-Leibl de beste mannequin,
de meest Franse Parijse.
In haar verongelukte huwelijk
met Alden was ze een model En
gelse lady gewerden en nu speelde
ze de rol der honourable Mrs Rus
sell naar haar beste krachten. Het
ergerde haar, te denken, dat ze
als elegante spionne niet zou vol
doen. Eindelijk daalde het kleine
vliegtuig en Bertie tuimelde in de
wachtende auto.
«Eerst naar de Imperial Club,
voor coctails» zei hij met een mat
lachje. Dokter Chang kuchte en
slikte. De Imperial Club liet geen
Chinezen toe.
«Ik zou U dringend afraden,
coctails te drinken vóór een Chi
nees diner, dat verdraagt elkaar
niet,» zei hij snel. «We zijn direct
bij het restaurant, waar mijn
vrouw ons met de andere gasten
opwacht. De warme rijstwijn zal
U bevallen, Mr. Russell, daar sta
ik borg voor.»
't Is te hopen, dacht Helen.
Haar huwelijk was grotendeels een
zitten op hete kolen. De auto stop
te in een smal straatje, vol banie
ren en lantarens en waarin vele
Chinezen zich voortbewogen met
het dof-zachte geluid van hun vil
ten schoenzolen.
«Ik ben bang dat Mrs Russell te
moe is» zei Bertie wanhopig en
Helen was op 't punt haar man
bij te vallen, toen door de smalle
deur Frank Taylor naar buiten
kwam. Hij stond tussen twee reus
achtige lantarens met grote Chine
se tekens en glimlachte onzeker.
Op dit ogenblik viel het Helen
op, dat hij eruit zag als iemand
van de Zuidzee-eilanden, primitief
met zijn open mond en de sterke
glans van zijn grote, brede tanden.
Hij rukte het portier open. «Ik
kan U niet zeggen hoe ik me op
vanavond verheugd heb,» zei hij,
terwijl dokter Chang haar man bij
na uit de wagen moest trekken.
Achter Frank's rug klonk de een
of andere dwaze Chinese muziek
uit het halfverlichte trappenhuis.
Even tevoren had Helen nog een
vreselijke tegenzin in de hele on
derneming gehad. Nu opeens leek
haar alles prettig en vol kleur de
Chinese straat, de lantarens, de
twijfelachtige ingang en de vreem
de luchtjes.
«Hoe gaat het, Sir Galahad?»
vroeg ze, hem haar hand reikend,
die hij een ogenblik vasthield, als
of hij niet wist wat hij ermee
doen moest. Toen bukte hij zich en
kuste ze. «Net een Fransman» zei
Helen spottend, met haar blik op
zijn gebogen nek.
Boven aan de trap werden ze
begroet door een dikke restaura
teur in een wit jasje, ze liepen
langs een paar halfgeopende ver
trekken, waar Chinese gezelschap
pen zaten en werden met veel
strijkages en «mag ik U verzoe-
ken's» door dokter Chang de ka
mer binnengeloodst, die hij voor
het banket gereserveerd had.
In Bertie Russell had zich in
tussen een grote mate van woede
en verbittering opgehoopt en hij
nam geen notitie van de andere
gasten. Zijn gezicht, het knappe
regelmatige gezicht van een jonge
Engelsman uit goede familie droeg
een uitdrukking van arrogantie, die
niet opzettelijk was, maar hem het
gezicht van een humeurige kameef
gaf. Tenminste zo drukte de dich
ter Liu het in 't Chinees tegen
Pearl uit, die zich voor deze avond
op zijn Amerikaans gekleed had.
Ze verbeet met moeite haar
lachen en stelde haar gasten voor,
enigzins trots op haar twee blan
ke vrienden.
Dokter Hain, mijn beroemde
collega», zei ze en dokter Hain, in
een grijs-alpacca pak, boog ver
strooid voor Helen. «Mister Liu,
onze beste vriend en een groot
schrijver. Miss Linyin, onze Chine
se Greta Garbo. Mr. Taylor kent
U al.»
De kamer was leeg, op een ron
de tafel na, omgeven door stoelen
met witte hoezen en een tweede
tafel, waarop mango-vruchten ge
rangschikt lagen. Ook deze kamer
was opvallend-schoon en rook naar
zeep.
Een jongen kwam met een
mandje, waarin tot worsten ge
wrongen handdoeken lagen. Bertie
bekeek ze wantrouwend, maar toen
alle anderen hun gezichten afwre
ven, probeerde hij het ook. De
doek was dampend heet en deed
goed.
Liu, die hem geobserveerd had,
liep om de tafel heen en ging
naast hem zitten. «Ik ken Uw broer
tamelijk goed,» zei hij, «we waren
beiden in Lincoln College. Zijn in
ternationaal recht was beter dan
zijn cricket, niet
«Geen groot sportman, mijn
broer,» zei Bertie verbluft.
«Mister Liu's vader was onze
gezant in Londen,» riep Pearl van
de overkant.
Vervolgt
Nadruk verfeodoa