SHANGHAI HOTEL 12 V I C K I BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN Op het herentoilet bekeek Kurt zich nauwkeurig in de spiegel. Zijn witte eveningjacket was alweer vuil op de revers en de dames gaven er niets om, lippenstiftvlek- ken op de jas van de beroepsdan seur achter te laten. Kurt rilde, hij was in die gevaarlijke toestand ge raakt, waarin men vrouwen veraf schuwt en niets wenst dan de rust, die opium geeft. Hij liep de keuken in, die ach ter de bar lag, nam een stuk krijt dat aan een touwtje naast het dienstbord hing en wreef daarmee de vlekken op zijn opslagen wit. «Hoe laat is 't, Auguste vroeg hij aan de kok. «Tien over elf», zei Auguste. «Hebt U gehoord, dat er hon derdduizend Japanners per schip zouden zijn aangekomen?» fluister de hij met rollende, witte oogap pels. «Wie weet of we morgen nog leven, Santa madonna Maria, moe der Gods». Auguste was de enige in 't hele hotel die bang voor de oorlog was. «Tot weerziens in 't massagraf, kerel,» zei Kurt in 't Duits en ging naar de bar terug. De Engelsman DEEL II DE STAD was verdwenen. Tegen middernacht waren ze in Wing On's etablissement, een ge legenheid vol Chinees vermaak goochelaars, tovenaars en danse ressen met kleine toneeltjes waar op grove kluchten gespeeld, ge fluisterd, gesist en gekrijst wer den met houterige muziek en he vige luchtjes. De Chinezen stonden er manne tje aan mannetje voor en brulden van 't lachen. Er waren papieren bloemen, lantarens, letters van rood en goud en een atmosfeer die alles overtrof, wat de Russell's tot nog toe bijgewoond hadden. Ze herstelden zich weer in een ele gante nachtclub in 't Settlement, waar Chinese, Koreaanse en Ja panse meisjes hun dansers rond draaiden. Om een uur waren ze in een donker ding, waar Franse matro zen met Russinnen dansten. Om twee uur kwamen ze uit een Chi nees hotel, waar de plaatselijke beaumonde zich amuseerde. Wat later wandelden ze langs Foocfiow- road, waarbij Bertie zich kunstig rechop hield tussen hen in. Bertie's toestand vertoonde cur ven, bergen en dalen, overmoed en melancholie Nu was hij koppig geworden en wou niet naar huis. Iets als zelfvernietiging begon hem te beheersen, zo als wilde hij steeds dieper in 't vuil en de ver rotting doordringen, waarvan deze stad in hele wijken vol bezat. «Je vrouw is moe, Bertie,» zei Frank van tijd tot tijd. «Naar de duivel met m'n vrouw» antwoordde Bertie telkens. Frank keek Helen aan, die hem vrolijk toelachte, onaantastbaar en onaangetast. Haar haar lag glad en glanzend onder haar zijden hoofdband, het maïsgele japonne tje vertoonde geen kreukje en haar huid was fris. «Als een perzik», dacht Frank dorstig. Ze sjouwden verder, naar de «Witte Chrysanthemums» een Ja panse gelegenheid, buiten in Cha- pei, naar het «Drakenhol», waar alleen nog maar een electrische piano was en naar de «Bloemen boot». een Chinees bordeel, waar kinderen kopje duikelden, waar geen meisje ouder dan zestien en geen man nuchter was. Tegen drieën-doken ze weer uit de diepte op en belanden bij Del- monico, waar om deze tijd heel Shanghai roereiren of uiensoep at. Hier zag men elke schakering van ras, elegance en dronkenschap. En bij Delmonico was het, dat Bertie begon te tieren. Hij had een tijdlang zwijgend zitten staren over zijn soepbord. «Bertie» zei Helen, zijn arm aan rakend. Plotseling stond hij op, liep stijf en recht naar een verwijderd ta feltje en zei tegen een slanke, grij ze Chinees, in rok «Ik verbied je, mijn vrouw aan te staren, Chinees varken!» De Chinees deed, alsof hij niets gehoord had en sprak door tegen de Fransen aan zijn tafeltje, leder een in de zaal kende de gerokte heer, een invloedrijk man bij de regering. «Chinees varkenbrulde Ber tie met overslaande stem. Men draaide zich naar hem om. Vele gezichten toonden noch verwonde ring, noch misnoegen, slechts de verdraagzaamheid ten opzichte van extravagances, die in Shan ghai tot een tweede natuur wordt. «Breng die meneer naar buiten in de frisse lucht, hij schijnt ziek te zijn,» zei de gerokte Chinees tegen een eveneens gerokte kelner. De maitre d'hotel, een bleke, don kere, knappe Portugees, pakte Bertie met een judogreep aan en loodste hem naar de uitgang. De Chinees wendde zich glim lachend weer tot zijn vrienden. «Wat zal hij zich schamen als hij weer nuchter is en zich zijn gedrag herinnert,» zei hij met een toleran tie, die al verachting was. «Het klimaat van Shanghai is soms niet goed voor het Engels ras.» Bertie ging niet goedschiks mee. Hij sloeg en rukte, trok een tafel laken met alles wat erop stond van een tafel, scheurde damessle- pen en boven het rinkelen en 't lawaai en 't gelach uit was zijn stem te horen «Chinees varken, verdomd Chinees varken.» Toen de deuren zich achter hem gesloten hadden, zat Frank nog een hele poos stijf naast Helen, ongelukkig en idioot glimlachend, terwijl zij haar poederdoos te voor schijn haalde en zich opmaakte. «Wat nu?» vroeg hij. tamelijk radeloos. «Betalen en weggaan», zei ze. Ze dronk een glas water, en glimlach te tegen hem. «Ik zal m'n man bij die Chinees excuseren,» zei ze op staand. «Je bent bewonderenswaardig» zei Frank eerlijk. «Neen» antwoordde ze, «ik ben 't alleen gewend.» Hij keek haar na, toen ze losjes naar de tafel van de grote man liep en glim lachend iets zei. Frank betaalde de rekening. Toen hij weer opkeek, was de gerokte Chinees opgestaan boog diep en kuste Helen's hand. Ze kwam terug. «Nu kunnen we gaan,» zei ze In zijn hart had hij gehoopt, Bertie niet meer te zullen zien. Maar hij was er nog. Drie man, twee koelies en een chauffeur, trachtten hem in de grote huurau to van de Russells te stoppen. Maar hij kwam - of viel - er tel kens weer uit. razend, met zwaai ende vuisten. Alle bedelaars, kin deren en rickshawkoelies, die zich om Delmonico hadden verzameld, waren erbij en amuseerden zich kostelijk. Helen stond onder een lantaren, met een vreemde, af wachtende uitdrukking, alsof het geheel haar niets aanging. Toen Frank de trap afkwam, waar hij één ogenblik geaarzeld had. om de zaak even te overzien, hief ze met een vluchtige beweging haar handen op en zei «Het spijt me Frank - werkelijk». Iets in hem knapte als een elec trische schakelaar en zijn woede veranderde in medelijden. Opeens trok Bertie zich van de Chinees los. Ze lachten goedig, want een dronken vreemdeling, ofschoon geen zeldzaamheid, in Shanghai, ivqp eltfjd een plezierige grap. «Frank» riep Helen, «ik ben bang.» Hij kwam een seconde te laat, want Bertie had haar reeds bij de schouders gepakt en schudde haar steeds heftiger heen en weer. Ze beet de tanden op elkaar en sloot de ogen. Plotseling liet hij haar los, deed een stap achteruit en sloeg haar met de vlakke hand in 't gezicht. Het gaf een zwak, be lachelijk, kletsende geluid. De Chi nezen lachten niet meer. Het geheel was iets onmoge lijks. Frank Taylor had een man nog nooit een vrouw zien slaan - ook niet in China. Zijn vuisten werden groot en hard. Een - twee, eerst links, toen rechts, vlogen ze haast vanzelf met een eenvoudige bokser-beweging tegen Bertie's maag en kin Hij viel op straat, onwijs glimlachend en plotseling zo slap als een ode sok. Frank tilde hem op, de chauf feur hielp hem, vol bewondering, Bertie in de wagen te zetten. Rus sell rook naar alcohol. Frank dachtmooi gemikt. Het zag er niet naar uit. dat Bertie gauw weer bij zou komen. Frank gooide het portier dicht. «Afleve ren in 't Shanghai-hotel.beval hij de chauffeur. De wagen reed weg, de mensen maakten lachend, maar ongaarne plaats en gingen dadelijk in een kring om Frank en Helen heen staan, want ze wilden zien. hoe het verder ging. Frank sloeg zijn handen tegen elkaar, of ze stoffig waren. «Ex cuseer» zei hij onbeholpen. «Ik mag hem niet alleen laten,» zei Helen, bleek onder de lanta ren. «Hij zal er onderweg uitsprin gen en te pletter vallen». «Des te beter,» zei Frank grim mig. De lucht werd al lichter en de lantarens matter in de morgensche mering. «Waar mag ik je heenbren gen vroeg hij zacht. «Naar 't hotel, dadelijk», zei Jdelen. Naar een ander hotel vroeg hij. «Je kunt niet met hem alleen blijven. Hij zal jou ook nog ver moorden.» Helen antwoordde slechts met een glimlach, die steeds stralender werd en van haar gezicht bezit nam en het verlichtte. Frank keek met verwondering naar het pheno- meen. Hij had nog nooit zoiets moois gezien en ook nog nooit zo'n pracht van een vrouw als Helen Russell, een zo door en door dap pere, ongelukkige, hulpeloze en daarbij sterke vrouw. Hij had niet geweten, dat zo'n vrouw bestaan kon. Op een Japans schip kwam Ruth Anderson elk uur dichter bij hem. Niettemin was hij nog nooit zo ver van haar verwijderd ge weest. «Taxi» zei Helen en de reus achtige Russische portier, die zich totnogtoe niet had bemoeid met het pijnlijk incident, dat niet onder zijn competentie viel, haalde zijn fluitje te voorschijn en floot. «Ik breng je thuis,» zei Frank. «Ik laat je niet alleen». «Waarom ben je met hem getrouwd?» vroeg hij. Ze hoorde woede en jalouzie in zijn stem en overwoog haar ant woord nauwkeurig. «Uit medelijden» zei ze. «Ik wou hem helpen - maar ik kan he* niet. Ik houd niet genoeg va» hem.» Frank wist niet hoe het kwam, maar hij hield haar in zijn armen, haar wangen waren nog nat, haar mond geurde, haar handen vouw den zich om zijn hals. Ze wisten niets meer, terwijl ze zo voortrek- den, het werd licht, het werd don ker, licht, donker, in het rythme van de voorbijglijdende lantarens. Ergens, heel ver buiten op de rivier, gaf een scheepssirene drie maal een hol, lang signaal... Een arme koelie was Yen, maar in tijd van nood bleek het dat hi| vrienden bezat, die hem helper» wilden. Vriendschap maakt zelfs water zoet, zegt het spreekwoord. Ze legden botje bij botje en vorm» den een soort maatschappij, die op de gewone manier de acht dol lar bijeenbracht, die het kosten zo* om van Yen, de verhongerde koe lie, een welgestelde, presentabele Lung Yen te maken, die zonder schaamte zijn zoon tegemoet kon treden. Twaalf mannen gaven elk vijf tig cent te leen en Kwe Kuei droeg persoonlijk twee dollar bij. In een jaar moest Yen de hele som afbe taald hebben, vijftig cent per maand. Waneer hij de Grote Rook opgaf, kon hij dat zonder veel be zwaar nakomen. Zo hij evenwel het geluk mocht hebben, vreemdelingen bij Kwe Kuei te brengen, dan zou hij al heel spoedig zijn schulden betaald hebben, want die betaalden de Grote Rook met zilver en Yen kreeg een hoge commissie I Natuurlijk duurde het een paar dagen, voor Kwe Kuei de lening voor elkaar had en toen restte» Yen nog drie dagen, om zijn me tamorfose te voltooien. Dadelijk begon hij naar de kledingsstukken te zoeken, die hij wilde kopen Vervolgt Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12