SHANGHAI HOTEL 12 VICKI BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN «Je weet ook dat je onthoofd wordt, als je nog een keer betrapt wordt op roken», ging de doktores voort, terwijl ze hem steeds aan keek en hij het gevoel had, alsof haar ogen in hem drongen als lan ge, puntige nagels. Hij voelde ie der botje van zijn magere lijf en iedere holte in zijn gezicht, die verrieden, dat hij een slachtoffer van de Grote Rook was «Dokter Hai riep Pearl naar de andere kamer en probeerde verstrooid. Yen het pakje af te nemen. «Je zult je moeten uitkleden, opdat de oude dokter je onderzoe ken kan,» zei ze, maar Yen klamp te zich aan zijn schat vast. «Wat heb je daar?» vroeg de doktores. «We zullen het niet stelen, maar het goed bewaren.» Yen was dankbaar dat ze niet verder naar opium vroeg. Hij voel de zich slap worden, een aange name zwakte en hij voelde de lust in zich opkomen, alles te zeggen wat hij op 't hart had «Het is een geschenk voor mijn zoon, grote lady,» zei hij. Hij komt morgen op bezoek. Ik heb hem in lang niet gezien.» DEEL II DE STAD 64 «Dat is een groot feeèt, Lung Yen, ik wens je geluk,» zei de doktores. «Dan begrijp ik dat je sterk en gezond wilt zijn bij die gelegenheid.» Ze wendde zich tot dokter Hain, die uit zijn kamer kwam, al han- denafdrogend. «Wat hebben we daar?» vroeg hij in Jt Engels, op Lung Yen toe tredend. «Opium», zei Pearl «Klaarblijke lijk. Groot algemeen verval. Hij is geregistreerd en zou eigenlijk aan gegeven moeten worden.» «Ik vind ons principe, niet op een diagnose alleen de mensen 't hoofd te laten afhakken, beter, We zijn doktoren, geen rechters. Als we maar een middel hadden om die arme duivels te helpen». «Hij verwacht zijn zoon. Waar schijnlijk is hij opeens met dat goed opgehouden en weet nu geen raad van pijn en ellende.» Lung Yen luisterde met open mond naar het onverstaanbare ge sprek. Hij werd weer angstig. «Ik heb pijn door het werk en de honger, grote lady,» zei hij plotseling verbitterd. «Ik hoest bloed, want ik lijd aan de ziekte, die men Donkere Zwakte noemt. Ik heb geen Grote Rook gegeten, sinds ik de waarschuwing gekre gen heb.» «Hij probeert natuurlijk te lie gen,» zei Pearl schouderophalend Ze begon te lachen. «En ik kan hem niet eens zeggen, dat hij liegt anders verliest hij zijn beetje waardigheid ook nog en gaat hele maal te gronde.» In zijn angst moest Yen toch lachen want die dokter sprak zo'n gek taaltje en wenkte naar de ver keerde richting Dokter Hain sloot de deur ach ter de koelie, beklopte en beluis terde hem, schudde het hoofd toen hij het gereutel in de zieke longen hoorde en zei tenslotte«Ik zou een bad aanraden.» Yen begon aan het wonderlijke Chinees van de dokter te wennen. «Ik was van plan geweest, mor gen vroeg te baden,» sprak hij toestemmend. Hij was doodsbang voor de instrumenten in een gla zen kast tegen de muur. Hij had gehoord, dat vele van die vreem de doktoren de zieken in stukjes sneden en verminkten, zodat ze onvolkomen het dodenrijk moesten betreden. «Ik laat me niets afsnijden», zei hij beslist, toen de dokter met een voorwerp in de hand naar hem toe kwam. «We snijden hier niemand wat af.» mompelde de dokter, een soort naald in Yen's arm stekend. Lung Yen keek met welgevallen toe, want het insteken van naalden was een oude, beproefde methode van dokters. Hij hoopte op veel naalden, maar er kwam er geen meer. «De pijnen zullen ophouden», zei de dokter. «Je kunt elke dag bij mij ko men. Ik zal proberen je te helpen» Hij hield Yen's jas op, want de koelie beefde zó, dat hij de mou wen niet vinden kon. Toen duwde hij hem de arrdere kamer weer in. «Praat eens met die man, Pearl,» zei hij in 't Engels. Pearl had vóór zich op tafel een klein meisje zitten, welks ver schroeide. rood-verwonde handjes ze met zalf bestreek. De zuster wachtte met een rol verbandgaas. Het kind glimlachte dapper, met de tandjes in de onderlip geperst, terwijl de zwarte oogjes iedere be weging van de doktores volgden. «Wacht,» zei Pearl tot de koe lie, ga zitten en rust een beetje uit. Ik moet nog met je spreken.» Yen ging gehoorzaam zitten en voelde een weldadige rust in zich neerdalen, zoiets als na de eerste PUP- «Altijd weer die verschroeiïn- gen,» zei Pearl tegen dokter Hain. «Bent U wel eens in de Japanse zijfabrieken in Pootung geweest Iedere moeder brengt haar kind mee. om het ook een paar centen te laten verdienen. Ze halen de co cons uit de pannen met kokend water, daar komt het van. Als we toch eens wat betere arbeidswet ten konden krijgen.» Ze wikkelde de verbandstof om het handje en lachte het kind bemoedigend toe. «En de nieuwe arbeidsverorde- ningen zei dokter Hain. «Alleen in de internationale ne derzetting.» zei Pearl. «Wat daar buiten gebeurt, daar hebben we nog geen invloed op. Er is nog veel werk te doen, dokter, voor het menswaardig is,» Ze tilde het kleine meisje van de tafel en hield het dikomwikkel- de handje vast. «Zeg aan je moeder, dat je nu een paar dagen geen werk moogt doen,» zei ze. Het kind boog het hoofd en beet zich op de lippen. «Hoeveel verdien je per dag?» vroeg Pearl. «Dertig cent», mompelde de kleine. Pearl zuchtte, nam haar tasje van het bureau en stopte een paar muntstukken in de zak van haar afgedragen, vuilwit jakje. «Nu heb ik je voor vier dagen be taald,» zei ze ernstig. «In deze tijd ben je bij mij in dienst, be grijp je dat Je moet elke mor gen hier komen, dan zal ik je zeg gen wat je doen moet. Zul je dat doen?» De kleine knikte en rende weg «Er is zoveel wat men niet op de Universiteit leert, dokter.» zei Pearl en richtte zich weer tot Yen. «Voel je je beter?» vroeg ze. Yen had met verwondering gezien dat men hier voor ziekte betaald werd. Hij wou niet toegeven dat hij zich beter voelde. Hij hoopte ook een paar centen te verdienen. Pearl gaf de zuster een wenk en bleef alleen met Yen. «Vertel me eens. waarom je je zoon zolang niet gezien hebt,» be gon ze. Het was steeds een nieu we moeilijkheid, het vertrouwen der arme mensen te winnen, die in de kliniek kwamen. Na enig naden ken begon Yen hortend te vertel len, maar werd spoedig verward en vergat veel:- «Ik heb een brief van de zoon,» zei hij met een aanval van gloei ende trots, wikkelde het docu ment uit zijn handdoek en gaf het aan de doktores. Deze las het met grote aandacht. «Dat is een goede, verstandige, beleefde brief,» zei ze terwijl ze hem aan Yen teruggaf met een soort buiging. «En nu wil je niet, dat die zoon een zieke vader zal vinden natuurlijk I» «Zo is het, zo is het grote la dy,» zei Yen ijverig «Je ziet eruit, alsof je je met opium te grond gericht had» begon Pearl tegen het suffe koeliege zicht. Yen liet het hoofd hangen, want de strenge vriendelijkheid der vrouw maakte hem zwak, zodat hij 't liefst de waarheid verteld zou hebben. Hij had nog juist zoveel bezinning om te denken ze wil me in de val lokken, om me te kunnen aangeven en te laten te rechtstellen. «Ik begrijp er niets van. ik heb niet gerookt,» mompelde hij ver stokt. Pearl trok de schouders op. Ze gaf de koelie het pakje terug, dat hij haar tevoren ongaarne toe vertrouwd had. Yen's gezicht ver helderde, toen hij het kostbare voorwerp aan zijn borst drukte. De kleine auto was in een krant gewikkeld, zó achteloos gingen die verkopers in de buitenlandse win kels met dure dingen als papier om «Misschien doet het de grote la dy genoegen, het nietswaardige geschenk te zien, dat ik voor mijn zoon gekocht heb?», vroeg hij vol verwachting en maakte reeds het papier van het glanzende voor werp los. Hij hurkte op de plan ken vloer en won de auto op. Daar gebeurde het wonder weer. Het kleine voertuig rende knetterend en snel in de ronde. Yen keek naar de doktores op, bewondering ei send. Steeds opnieuw stond Pearl machteloos tegenover de ellende en de eenvoud dezer mensen. In Amerika was ze een Chinese geweest, in China voelde ze dat ze Amerikaanse was. «Ik wens je een gelukkig weerzien met je zoon.» zei ze tegen Yen. Ze keek hem na ,toen hij buigend wegging Als Chang me verlaat, heb ik toch altijd mijn werk nog, dacht Pearl. Ze ging naar de waterleiding en begon haar handen te wassen. Yen ging zijns weg en voelde zich van minuut tot minuut beter worden, 't Liefst zou hij nu zijn rickshaw uit Kating-street gehaald hebben en 's nachts doorgewerkt, zo vol kracht was hij. Hij over woog of het misschien die onge wone luiheid zou zijn, die hem ziek maakte. Onwillekeurig verviel hij in zijn gewoonte-drafje stof en vuil vlogen onder zijn pantoffels op. Toen Yen voorbij het Noorder station kwam, zag hij vele mensen die hun halzen uitrekten. Vlaggen werden voorbijgedragen en er was muziek van trompetten en trom men. Dat was juist iets voor hem. want hij wist niet hoe de uren te vullen, tot hij zijn zoon terug zou zien. «Wat is dat Soldaten?» vroeg hij aan een andere koelie en trachtte over diens schouders te kijken. «Kindersoldaten,» zei de andere, zonder op hem te letten. «Leuke kleine duivels en zo vrolijk!» Het woord drong niet dadelijk tot Yen door en zonder bepaald doel drong hij door de mensen heen. Een paar minuten later pas, besefte hij de betekenis van het gehoorde. «Kindersoldaten?» riep hij uit. «Zijn het de padvinders die naar de stad komen voor het feest?» Een paar mensen begonnen te lachen en een jongen riep Er is een prijs uitgeloofd voor de dom ste koelie van ShanghaiDoe jij eraan mee «Zoon en kleinzoon van een schildpad!» vloekte Yen. Hij drong net zolang tot hij in de voorste rij stond, en keek met open mond hef schouwspel aan. De uitgangen van het station spuwden een eindeloos aantal jon gens uit, van alle grootte. Hij bleef voor het station staan tot de laatste groep eruit geko men was en opmarcheerde. Er wa ren duizenden kinderen en het duurde meer dan een uur, voor de laatsten zich in beweging zetten. Yen stond er geduldig bij en be keek ieder jong gezicht. Eén daar van is mijn zoon, dacht hij. Toen er niets meer kwam en de laatsten zich bij de trein aanslo ten, zuchtte hij diep, als in de slaap en keek verward om zich heen. Het plein werd leger en ook Yen maakte zich tot vertrek ge reed. Met vele anderen volgde hij de flauwer wordende klank der trompetten. Zijn goede koeliebe nen droegen hem als vanzelf ach ter de kinderen aan. Eén daarvan is mijn zoon, dacht Lung Yen Vervolgt Nadiuk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12