SHANGHAI
HOTEL
12
VICKI BAUM
ROMAN VAN NEGEN
MENSEN
Yoshio Murata was met de op
dracht naar Shanghai gekomen,
een kamer in het Shanghai-hotel
te betrekken, die voor hem be
stemd wasalsdan een zekere
Noboru Eendo in de Pinghi-straat
in Yangtsepo op te zoeken, om
van hem verdere orders te verne
men. Maar het begin was slecht
geweest en het was steeds erger
geworden terwijl de dag langzaam
in de avond overging.
Met zijn handkoffers was hij die
morgen bij het Shanghai-hotel
aangekomen, waar niemand zich
om hem scheen te willen bekom
meren, de Chinese piccolo's liepen
hem voorbij alsof ze veel bélang-
rijker gasten te bedienen hadden.
Zo sleepte hij tenslotte zelf zijn
bagage door de hall en zette deze
voor de lange tafel van de chef de
reception op de stenen vloer. Hij
haalde zijn vulpen te voorschijn
om zich in te schrijven, maar de
chef, een vettige Griek, zei dade
lijk «Sorry Sir, we hebben geen
kamer vrij.»
«Mijn redactie heeft er een tele
grafisch voor me besteld,» zei Yo
shio prikkelbaar, zij het ook glim-
DEEL II
DE STAD
lachend. «Mijn naam is Yoshio Mu
rata, redacteur van de «Morgen
zon» uit Tokio. Kijkt U s.v.p. Uw
gereserveerde kamers nog eens
na.»
«Sorry», zei de Griek. «We kun
nen niet reserveren. Alles is over
vol. Misschien kunt U 't bij Myako
proberen.»
Hij liet Yoshio staan en wend
de zich tot een kleine dikke, dame
die helemaal uit strikken scheen
te bestaan en Spaans sprak. Zij
kreeg een kamer.
Yoshio incasseerde glimlachend,
inwendig kokend, de belediging.
Myako v/as een tweedeklas hotel
in de buurt van het Noorder-sta
tion. waar Japanse handelsreizi-
gertjes plachten af te stappen.
«Waar is de telefoon?» vroeg
hij aan een assistent, die lumme
lend achter de tafel hing en zijn
nagels bekeek. «Naast de lift» zei
deze. zonder op te zien. Yoshio
wachtte voor de cel, tot binnen
een jonge zéér elegante Chinese
met haar gesprek klaar was de
cel was vol van haar parfum, toen
hij er zich eindelijk in kon opslui
ten.
Hij legde zijn notitieboekje met
het adres voor zich en vond na
enig zoeken ook het telefoonnum
mer van mijnheer Endo. Er waren
verbazend veel Endon's in Shan
ghai.
Het nummer mompelend, een
muntstuk in zijn hand, zuchtte hij
eerst eens diep. Hij hoorde tot
dat soort mensen, die bang voor
de telefoon zijn en bij iedere keer
dat ze opbellen complicaties ver
wachten, die er dan ook prompt
zijn.
Hij verstond niets van de hoge
Chinese stem, die aanwijzingen
gaf, en stopte zijn geldstuk op 't
verkeerde moment er in, zodat hij
weer van voren af aan dezelfde
tortuur ondergaan moest. Het ver
wonderde hem niet, want ook in
Tokio was telefoneren geen een
voudig werk Het leek hem alsof
hij al uren in die cel stond en
niets verder kwam, terwijl zich
buiten hoe langer hoe meer lief
hebbers verzamelden. Een oudere
heer met een Frans puntbaardje
en Frans temperament, trommelde
tegen de ruiten en onder dit ac
compagnement voerde Yoshio zijn
gesprek, waarvan hij de antwoor
den ternauwernood hoorde.
«Mijn onwaardige naam is Mu
rata, Yoshio Murata, van de «Mor
genzon» in Tokio, ik ben naar U
verwezen, geachte heer Endo, om
van U verdere opdrachten te ont
vangen. Ik moest mijn intrek ne
men in 't Shanghai-hotel, maar ik
kan geen kamer krijgen. Wat moet
ik nu doen Wat zegt U Wat
was Uw geëerd antwoord Ik kan
Uw geëerde stem niet verstaan.
Naar Myako Goed, dan zal ik
in Myako-hotel gaan logeren en
mij dan bij U vervoegen. Dank U,
dank U.»
Heet en rood kwam hij naar
buiten. Wat zie ik eruit, dacht hij,
toen hij in een spiegel zijn ver
hitte. opgezwollen gezicht zag.
Zijn koffers stonden nog voor de
lessenaar, niemand scheen ze te
willen dragen. Hij tilde ze op en
blies de aftocht.
De lucht in de kamer was duf,
de meubels stordig onderhouden.
Hij zette de ventilator aan, die na
een paar keer onwillig te hebben
rondgedraaid, bleef staan. Hij
opende de deur naar het overdek
te houten balcon, dat om het huis
liep. Buiten zaten twee Japanse
zakenmensen, die zich koelte toe
waaierden, terwijl ze een pessi
mistisch gesprek voerden.
Yoshio sloot de deur. De lucht
daarbuiten was niets beter.
Daar zijn kamer geen badkamer
had, want 20 elegant was het My
ako niet, liep hij in kimono de
donkere gang door, tot hij de al
gemene badkamer vond. ,De dou
che ging eerst helemaal niet en
barste toen opeens boven hem
los, nog voor hij uitgekleed was.
Hij baadde voor de tweede maal
die morgen, want hij voelde zich
alweer zo vuil als een Chinees.
Huiverend in zijn natte kimono liep
hij naar zijn kamer terug. Toen hij
zich weer gekleed had en zichzelf
in de spiegel bekeek, werd hij iets
vrolijker en begon zich te verheu
gen op de opdracht, die hij zou
krijgen, In de Mandsjoerijsche oor
log had hij veel geleerd. Hij hoop
te dat hij weer naar het Noorden
"zou worden gezonden, om berich
ten te zenden voor zijn krant.
Noboru Endo was een kleine,
flinke, veelzijdige man, met grijs
haar en een snor. Op de deur van
zijn office stond de naam van een
grote Japanse verzekeringsmaat
schappij in gouden letters. Binnen
waren planken vol kartonnen do
zen, die monsters van het een of
ander leken te bevatten. Mijnheer
Endo boog vluchtig driemaal en
daarmee waren de formaliteiten
geëindigd, Yoshio, die verwacht
had, op de een of andere redactie
et komen, keek verwonderd om
zich heen.
«Hebt U al gegeten Ik beveel
Tuyi restaurant aan voor gebakken
vis en Shigoyama voor kip. Of
prefereert U Westers eten Ikzelf
ben een vereerder der Franse keu
ken,» zei mijnheer Endo snel. Hij
klapte in de handen en een knap
pe jongen van een jaar of dertien
bracht Engelse thee. Aan spraak
en bewegingen van mijnheer En
do kon Yoshio wel zien dat hij
beschaafd was, maar hij scheen
de hele ballast van de omstandige
uitgesponnen hoffelijkheden over
boord te hebben geworpen en
kwam regelrecht op zijn doel af.
«De opdracht die ik voor U heb,
is niet van journalistieke aard,
maar eerder - hoe zal ik het uit
drukken - van persoonlijke aard,»
zei hij. zijn kleine bewegelijke han
den wrijvend. «Ik sta weliswaar in
los contact met Uw geachte cou
rant, maar dat is alleen zakelijk
en heeft met het debiet in China
niets te maken, niet met het litte
raire althans. Wel heb ik in mijn
jeugd af en toe eens een gedicht
gemaakt, maar het proza des le
vens heeft me die gave ontnomen.
En nu mijn beste mijnheer Murata
ter zake»
Meneer Endo eindigde zijn zin
niet, maar ging naar een grote
brandkast in een hoek en opende
het geheime slot met veel om
draaiingen.
«Bestaat Uw geëerde werkkring
in het sluiten van verzekeringen?»
vroeg Yoshio om de pauze te vul
len.
«Onder andere,» antwoordde
mijnheer Endo. «Onder andere
houd ik me met verzekeringen be
zig. Maar daarnaast heb ik be
langrijker opdrachten.» Hij had
een zwartlederen map uit de safe
genomen, die hij voor zich op tafel
legde. «Ik doe moeite, naar mijn
bescheiden krachten mee te wer
ken, ons land nuttig te zijn,» zei
hij. Yoshio recht in de ogen kij
kend. Yoshio dronk zijn thee.
«Rookt U vroeg meneer Endo.
«Natuurlijk. Ik moet me excuse
ren. Ik ben niet-roker en vergeet
steeds mijn vrienden te presente
ren.»
Hij schoof een pakje Japanse
Cherry-sigaretten naar Yoshio toe
en stak een lucifer voor hem aan.
«U hebt U, naar ik hoor, na
de dood van Uw geëerde Broeder,
ter beschikking gesteld voor de
zaak, die hem ter harte ging?»
vroeg mijnheer Endo nu, opstaand
bij het noemen van Kitaro's naam,
om een buiging te maken.
«Het was zijn wens» zei Yoshio.
Hij kon niet aan Kitaro denken,
zonder een tikje bitterheid te voe
len.
«Ik verzoek U om de opdracht
zei hij.
Meneer Endo ging tegenover
hem zitten en keek hem scherp
aan. Er ontstond een pauze, waar
in de ventilatoren in de hete lucht
gonsden.
«U bent tamelijk goed bekend
met de honourable mrs Russell,
niet waar vroeg hij eindelijk.
Het klonk als een luchtig praatje.
«Neen, dat moet een vergissing
zijn,» antwoordde Yoshio verwon
derd. Weer keek de oudere hem
recht in 't gezicht, zijn blik was
als een wijzende vinger.
«We hebben uit Tokio bericht
gekregen, dat u mrs Russell op
een bloemententoonstelling ont
moet en aangesproken hebt en la
ter nog eens samen met haar in
de bar van Hotel Imperial gezeten
hebt. Uw gesprekken maakten de
indruk of U de dame goed kende.»
«O dat was Jelena», zei Yoshio
met een glimlach. «Ik heb hele
maal niet op haar man's naam ge
let. Hoe heet ze nu? Russell?»
«Juist, Jelena,» zei mijnheer En
do. «Vóór haar diverse huwelijken
Jelena Trubova. Het is dus waar
dat U haar jaren geleden in Parijs
gekend hebt - goed gekend?»
«Heeft dat iets met mijn op
dracht te maken?» vroeg Yoshio
beleefd, maar met een onbehage
lijk gevoel. Zijn samenzijn met Je
lena in Tokio was een beetje be
schamend geweest. Hij had haar
hoffelijk begroet en zij hem be-
minnelijk bedankt, hoewel ze hem
blijkbaar niet herkende. Zij, de
enige Europese, met wie hij intiem
was geweest, nam een grote
plaats in zijn leven in. Soms weet
hij het haar. dat zijn eigen vrouw
hem verveelde en dat de vreemde
leegte in zijn leven met haar in
verband stond, al kon hij dat ook
niet omschrijven
Hij had haar het lichtgroene
met zilver doorweven gewaad van
een vorstin cadeau gedaan maar
zij herinnerde zich hem niet eens,
hij was niets voor haar. Hij legde
zijn handen plat voor zich op ta
fel, onwillekeurig namen ze de
houding aan, die hij als kind van
Grootvader geleerd had.
«Het gaat er in één woord om,
dat die mrs Russell een ETigetse
spion is.»
«O» zei Yoshio.
«We waren overtuigd dat U
daar niets van wist. Aan de an
dere kant maakt Uw bekendheid
met deze dame U bij uitstek ge
schikt voor de eenvoudige, onge
vaarlijke en toch vererende op
dracht, die we voor U hebben.
Waarschijnlijk krijgt U zelfs enig
persoonlijk genoegen als belo
ning!»
Mijnheer Endo keek Yoshio met
een leep lachje aan. Yoshio nam
direct een tweede sigaret, nadat
hij de eerste in het asbakje had
uitgedrukt.
«Deze mrs Russell, of Jelena
Trubova, zoals U haar noemt,
schrijft berichten aan de militaire
inlichtingsdienst in Wintehall. Ze
doet dat dilettanisch, bij wijze van
sport. Voor Engelsen is nu een
maal alles sport. Ze is onmetelijk
rijk en in een politiek belangrijke
familie ingetrouwd. Het pouveert
voor haar dat ze voor haar be
richten niet betaald wordt. Nu ver
dient het aanbeveling, dat haar be
richten zó zijn, dat het voordelig
is voor ons.»
«Dat begrijp ik,» zei Yoshio. In
feite begreep hij niets.
Mijnheer Endo knipte het slot
van de tas open en dicht en
schoof die naar Yoshio toe. «In
deze tas zijn aantekeningen en
plattegronden, die wij gemaakt
hebben en die mrs Russell naar
London moet sturen,» zei hij, op
de tas kloppend. Zijn bewegelijke
apenmond trok in een vergenoegd
toetje. Yoshio probeerde zich in
zijn nieuwe toestand in te den
ken.
Vervolgt
Nadruk verboden