SHANGHAI HOTEL VICKI BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN Ze zeggen dat er weer oorlog zal komen en een ergere dan ooit. Hij dacht aan de lasten, die hij getorst had en aan de fabrieken, waarin hij tot het werk was ge zweept. erger dan men een buffel in het rad zweept. Verenigt U, werd er gezegd, verenigt U Twin tig cent aftrek van het loon. Waar voor Voor de stakingskas. De fa brieken sloten, hij leed honger. Verenigt U Dertig cent voor het gilde der rickshawkoelies en weer dertig cent en weer dertig cent I Eensgezindheid, daar kreeg men geen rijst mee in de schaal. Neen, deze stad is niet goed Ik ben een arme koelie, zoon, een miserabele arme koelie, wien niets toebehoort, noch de rick shaw die ik trek, noch de mat waarop ik slaap. Niet eens mijn eigen hoofd, dacht hij ontsteld, want zonder de Grote Rook ben ik te zwak om te werken en worden de pijnen ondragelijk. En als ik rook, zullen ze me grijpen en te rechtstellen en zal ik nooit meer terug kunnen keren. «Zoon» zei hij, «ik moet je iets zeggen» DEEL II DE STAD «Vader?» vroeg Saileong op merkzaam. Saileong streelde nog steeds zijn handen op het dek. «Zoon,» zei Lung Yen, «je vader is niet rijk. Je vader is koelie en heel arm. Maar je vader zal heel spoedig thuiskomen, het kan niet lang meer duren». Hij opende de ogen, want Sai- leong's handen waren van het dek gegleden. Het kind was ingeslapen en had niets gehoord. De warmte van het jonge lichaam drong tot hem door, de regelmatige ademha ling maakte ook zijn adem rustig en terwijl nevel na nevel zich over zijn bewustzijn legde, dacht hij tevreden Mijn zoon, mijn zoon... Toen Lung Yen 's morgens wak ker werd, was Saileong verdwe nen. Op de deken lag een brief en een halve zilveren dollar. Het was alleen uit gewoonte, dat dokter Hain naar zijn post vakje keek, toen hij de portiers loge passeerde. Er waren geen brieven geweest toen hij het hotel verliet om zijn avondeten te gaan kopen en het was te laat voor nieuwe post. Hij wilde zichzelf niet bekennen dat hij op een won der gehoopt had, misschien wel op een telegram. Zijn kamer was lang en smal en alleen door een houten wand van het werkhok gescheiden. Dadelijk naast de deur stond het bed, dan kwam de commode, waarop zijn pioolkist en een karaf water stond. De lamp met de groene kap was zijn eigendom, evenals de electri- fche koffiemachine. Op het schrijfbureau stonden twee fotografieën. De ene stelde zijn vrouw voor. Irene in een avondjapon, van een verouderde mode, glimlachte een beetje stijf. De andere was een momentopna me van zijn zoon Roland, die Irene in de tuin gemaakt had. toen hij veertien jaar oud was. Hij droeg alleen een zwembroekje en liep lachend voor zijn hond uit. Zelfs op dit oude, onduidelijke kiekje was Roland's schoonheid te her kennen. Op de rand van de foto was in fijn, liggend schrift ge schreven «Wien de goden lief hebben, laten zij vroeg sterven.» Staande dronk Emanuel Hain zijn koffie en at hij zijn brood. Hij spoelde de kan in de wasbak uit en zette alles weer netjes op zijn plaats. In de laatste jaren had hij geleerd, dat armoede alleen dan dragelijk is, bij grote netheid. «Nu gaan we een brief schrij ven,» zei hij tegen het bureau. Hij haalde een paar bladen schrijfpa pier uit de lade, legde het onder de lamp, haalde zijn vulpen te voorschijn en begon te schrijven. Er werd geklopt, eenmaal, twee maal, driemaal, voor hij het hoor de. Zoéven was hij nog heel dicht bij Irene geweest. Nu bedekte hij in een merkwaardige opwelling van schaamte de onvoltooide brief met een krant en opende de deur. Buiten stond een Chinese boy. «Doctor go catch room number sixteen-seven-eight, chop chop, boy say master vely much sick,» meldde hij met gefronst voorhoofd. Dokter Hain verwerkte de pidgin- boodschap. «All right» zei hij, de deur weer sluitend. Zijn tas lag klaar. Toen hij haar opnam, zei hij tegen haar«Waarschijnlijk te veel gezopen.» Hij had enige er varing omtrent hotel-praktijk. Helen Russell had die middag in de stad rondgelopen om een huwelijkscadeau voor Frank Tay lor te kopen. Daar hij besloten scheen, dat infermale huwelijk met die Amerikaanse door te zetten, had Helen er een zeker grimmig plezier in, het jonge paar een ca deau te geven, dat te kostbaar en te duur zou zijn. Bijna had ze be sloten een prachtige Celadon-scho- tel uit de Ming-periode, maar met dezelfde ironie, waarmee ze op de onderneming uit was gegaan, be sliste ze dat de toekomstige mrs. Taylor geen flauw vermoeden kon hebben van de waarde van zulk een geschenk. Ze zal 'm waar schijnlijk in de keuken zetten en als puddingschotel gebruiken, dacht ze. Daar Helen tot haar komst in Shanghai volkomen on bekend geweest was met de lief de en dus ook met de folteringen der jalouzie, leed ze nu ondragelijk en het deed haar goed, zichzelf te pijnigen. Eindelijk vond ze het gruwelijke, dat ze_zocht. Een enorme zilveren cocktailshaker met twaalf zilveren bekertjes, op een zilveren blad, dat zó zwaar was, dat alleen een worstelaar ermee had kunnen pre senteren. «Graveert U de datum erin,» zei ze tegen de winkelier: «Shanghai, 14 augustus 1937.» Helen's auto wachtte buiten. Veertien augustus '37, dacht ze. De dag van m'n terechtstelling. Ze nam haar poederdoosje en bekeek zichzelf ernstig in de spiegel. Toen ze de huiskamer van hun suite betrad, vond ze Potter, die door het sleutelgat van Bertie's slaapkamer keek. Hij liet zich niet storen, doch beduidde haar met zijn hand, stil te zijn. «De dokter is binnen bij mr. Russell,» zei hij. «Iets gebeurd vroeg Helen, haar hoed afzettend. «Een kleine aanval,» antwoord de Potter, nog altijd bij zijn sleu telgat. Helen zocht in de kamer naar gebroken voorwerpen, maar er lag alleen een stoel op de grond en een omgegooide inktpot op het bureau. «Zou je zo goed willen zijn de kamer op te ruimen, Potter vroeg ze. Potter verliet zijn post en zette de stoel onverschillig weer rechtop. Hij, zowel als Helen waren gewoon geraakt aan Ber tie's aanvallen van razernij en be keken ze vrij nuchter. «Welke dokter heb je ge haald vroeg Helen, terwijl hij met voorzichtige vingers de inkt opbette met een zakdoek. «De hoteldokter. Zo'n grijze Duitser,» antwoordde Potter op een toon van diep wantrouwen «Ik kon geen Engelse dokter be reiken, er is geen telefoonverbin ding te krijgen en ik vond dat het aanbeveling verdiende, niet te lang te wachten. Helen lachte stilletjes. «Hoe bé- valt Shanghai je, Potter vroeg ze met openlijke spot. Potter hief met een geresigneerd gebaar zijn handpalmen op. «Verrot» zei hij. «Door en door verrot, mrs Russell. «Met die telefoon moeten we geduld hebben. We zijn op oor logsterrein tenslotte,» zei Helen geamuseerd. Potter keer haar een ogenblik peinzend aan. «Mrs Rus sell is te jong, als ik het zeggen mag, om te weten wat oorlog is.» zei hij weloverwogen. Helen ging bij de radia zitten en draaide aan de knoppen. Een hoge, Chinese vrouwenstem, met de klank van een slecht gesmeerd wagenrad. Een asthmatisch-jam- merend electrisch orgel, dat jazz trachtte te spelen. Potter die weer aan het sleutelgat stond, deed op 't goede moment de deur open, toen dokter Hain naar buiten kwam. Helen wierp een vluchtige blik door de kier van de deur en zag dat Bertie zonder jas en met de boord van zijn overhemd los, doch schijnbaar vreedzaam op bed lag te roken. Potter deed de deur onmiddellijk weer dicht. «Aardig van U dokter, dat U mijn baby verzorgd hebt,» zei ze luchtig. «Gedraagt hij zich weer behoorlijk?» Dokter Hain keek haar enigzins verwonderd aan. Hij kon er nog steeds niet aan wennen, dat En gelsen zich nooit uitten en hun ge voelens verborgen hielden, In Duitsland hield men van verklarin gen en tranen. «Ja, ik denk dat het over is - voor ditmaal,» zei hij en bleef be sluiteloos staan. «Wilt U niet even gaan zitten, dokter Wachten of het zich niet herhaalt Wat drinkt U vroeg Helen, de telefoon opnemend om iets te bestellen. «Dank U. dank. U wel,» zei Hain en ging na enig weifelen zitten. «Ik drink om deze tijd niets.» Vervolgt «Wodka» zei Helen in de tele foon. Ze had zich in Parijs wodka aangewend als een deel van haar grootvorstelijk verleden. Als een soort costuum-requisiet en in mo menten van slapte of zich-onge- lukkig voelen, keerde ze gedach teloos tot de sterke, pittige drank terug. «Dus vroeg ze, terwijl ze te genover de dokter bij de onzinni ge schoorsteenmantel ging zitten, waarop een idiote Boeddha zat te glimlachen. «Wilt U me wat zeg gen Potter had, geruisloos als een slang, de kamer verlaten. Dokter Hain kuchtte. Hij sprak zo weinig en was zoveel alleen, dat hij zijn keel eerst moest schrapen, als er gesproken moest worden. «Uw huisarts zal U waarschijn lijk wel gezegd hebben, dat het hart van Uw man niet in orde is zei hij toen. Helen keek hem op merkzaam aan. «Er is wel vaker sprake geweest van nerveuze hartstoringen.» zei ze luchtig. «Nerveuze - nu ja, nerveuze hartstoringen is een beetje 'n - hoe zal ik 't zeggen - eufemisti sche uitdrukking. Mr. Russell schijnt tamelijk wild met zijn hart omgesprongen te hebben,» zei dokter Hain zonder omwegen. He len lachte hem aanmoedigend toe. «Spreekt U vrijuit, dokter, ik ben gewend aan zulke consulten,» zei ze. Er werd geklopt en een Franse kelner zweefde met de wodka bin nen. Hij had het profiel van een Apollo, maar keek scheel. Hij schonk twee glazen in en liet de fles op het blad staan. Toen gtng hij, even voorovergebogen, keurig achter Helen's stoel staan. «'t Is goed Gaston. Dank je Gaston, ik heb niets meer nodig.» Gaston zweefde weg. «Hij heeft eens bij een Ameri kaanse millionairsvrouw geslapen, die hier logeerde,» zei Helen, toen hij verdwenen was. «Sindsdien voelt hij zich verplicht galant te genover damesgasten te zijn.» Ze gaf dokter Hain zijn glaasje aan. «Proost dokter,» zei ze. «Proost» zei dokter Hain, uit beleefdheid drinkend. «Waar moet ik me op voorbe reiden vroeg Helen beminnelijk. Mr, Russell schijnt zich de laat ste tijd te hebben overgegeven aan exessen, die zijn hart niet kan uithouden,» zei de dokter. Helen lachte, het was alsof ze hem uit lachte. «Inderdaad excessen, dokter, en niet alleen de laatste tijd,» zei ze, weer in 't Engels vervallend. «Het is geen makkelijke opdracht, Mr Russell van excessen terug te hou den .vooral in Shanghai. Deze stad is geschapen voor excessisten. Vindt U ook niet «Waarom reist U niet verder Op een boot zoudt U beter con trole over Uw man kunnen uitoefe' nen. Bovendien is het hier momen teel niet bepaald aanlokkelijk», zei dokter Hain. «We gaan op reis, heel gauw,» zei Helen nadenkend. «Het is die jonge pianist in de bar», zei ze intussen «Daar gaat mijn man voortdurend mee op stap. Ik weet niet wat dje twee elke nacht uitvoeren.»

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12