SHANGHAI HOTEL 12 VICKI BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN Hoewel ze over honger geklaagd en meer dan vierentwintig uur lang niets gegeten had, raakte ze het eten nauwelijks aan. Haar keel trok samen, zo vaak ze een hap wilde doorslikken, een belachelij ke, kinderachtige demonstratie van haar uitgeputte zenuwen. Als een hond, die zijn baas niet kan vinden dacht ze woedend als ik niet op pas, zal ik nog sterven aan een gebroken hart, zoals die bleek zuchtige dames in de oude ro mans. De drie diensters hadden zich heel veel moeite gegeven voor haar, knielend, glimlachend, sier lijk en ijverig, hun geruisloze ma- nieren waren haast bovenmense lijk. «Gevoelsmensen,» zei ze, «ja, dat is me ook opgevallen We zijn in Yoshiwara geweest. In ieder huis zit een ambtenaar om de be lasting van elke bezoeker te in nen. In elke kamer van een pros- tituée hangt een reglement, hoe veel het meisje van iedere yen, die ze verdient, aan de regering afdragen moet. Een van de ge voelvolste bekendmakingen, die ik ooit gezien heb DEEL II DE STAD 67, «Hoe wist je, wat erop stond, Jelena-san vroeg Yoshio snel. Ze kan dus Japans lezen, de spi onne dacht hij verheugd. Helen keek hem verstrooid aan. «Het staat er in drie talen voor de internationale gasten denk ik,» zei ze. Yoshio zweeg. «Maar misschien heb je ook opgemerkt, dat er in ieder huis een tempeltje staat, de meisjes hebben zelfs hun eigen god,» zei hij zwak. Het was pijn lijk voor hem, met een dame over Yoshi -ara te spreken. Toen be dacht hij dat Helen geen dame was. «Ja, hoeren zijn goedig en vroom, de hele wereld door,» zei, ze, onverschillig in de aardbeien die voor haar neergezet :e pakte er een aan het steeltje en wilde ze naar de mond brengen. Halverwege bleef ze steken. Een paniekstemming had haar overval len, gloeiend-heet en ijskoud. Ze hoorde de telefoon in haar slaap kamer, duidelijk, dringend, onop houdelijk. smekend. Helen, liefste, zei Frank, ik moet met je spreken, vannacht nog, direct, ik heb je lief, ik heb je zo lief. Ze legde de aardbei voorzichtig in het kommetje terug en stond op. Haar benen waren stijf ge worden van het knielen, ze sloeg op de dijen, een beweging uit de tijd toen ze model had gestaan. «Ik moet naar huis, het is al laat,» zei ze ademloos. Yoshio keek haar verwonderd aan. Het spel was net begonnen. Hij had de inleidende zetten ge daan, nu was 't haar beurt. In- plaats daarvan trok ze ongeduldig de kimono uit, rukkend aan het dunne kledingstuk en greep naar haar hoed. Hij begreep er niets van. «Derangeer je niet, Yo. Ik vind m'n hotel wel alleen. Daar ben ik aan gewoon.» Yoshio Murata waagde een laat ste poging en liet zijn vervalste documenten op de matten vallen, warmee de vloer bedekt was. Een der dienstertjes raapte ze op. Hij observeerde met ingehouden adem van achter zijn bril Helen's ge zichtuitdrukking. Ze wierp een vluchtige blik op de papieren. «Japans?» vroeg ze. «Cijferschrift,» antwoordde hij. «Geheime documenten.» Hij duw de ze in de tas en probeerde ver schrikt of verlegen te doen. «Jammer dat ik geen spion ben,» zei Helen Hij wist niet of het spot was of uiterste behendig heid. «Sayonara,» zei ze tegen de diensters toen ze de deur uitging en tot de eigenaars en de meisjes die haar half knielend de schoe- aantrokken «Domo arigato ga- zaima Shita.» «Je kent toch nog wel Japans,» zei Yoshio, terwijl ze de binnen plaats overstaken. Zijn hart was zo luid gaan kloppen, dat het een bijna onbeleefd lawaai maakte. «Het was een alleraardigste avond,» zei Helen, weer de con ventionele Engelse dame wordend. Een opgeschoten jongen had een taxi besteld, die voor de huisin gang wachtte. Yoshio opende het portier voor haar. «Beste Yo.» zei ze beminnelijk, «wees niet boos - ik zou liever hebben, dat je niet meekwam. M'n man - je begrijpt wel. Hij is erg jaloers. Het is belachelijk, dat weet ik. Maar ik wil niet dat hij een scène maakt als hij mij in jouw ik bedoel in gezelschap van een heer ziet.» Yoshio trad een pas achteruit, koud van- gekrenktheid. Engelsen I dacht hij. Ik heb je vrouw gemain teneerd, Japanners hebben haar van de straat opgeraapt en onder houden. Nu mag ze niet met een Japanner gezien worden. De hele avond had hij in een oceaan van emotie gezwommen, nu eens hoog bovenop een golf- kam, dan weer diep beneden, be graven en verstikt. Angst en toorn, pri Hij liet haar hand los en staar de haar aan. De taxi reed weg. Ze wuifde, nog eens met een zonder ling, afgebroken gebaar en toen verdween de wagen. Yoshio stond nog in de lege straat te staren. Hij was reeds eerder bleek ge weest, maar nu voelde hij het bloed in stoten uit zich weg ebben, met trekkingen in zijn borst, in zijn rug en knieën. De jongen die de taxi gehaald had, keek hem verbaasd aan. Hij was zo grauw geworden als de straatstenen on der zijn voeten. Dr. Yutsing Chang zat in een taxi en reed naar het Shanghai- hotel. Het liep tegen middernacht en de straten waren vol mensen. De krantenjongens riepen dat er in Hongkew op de landende Ja panse troepen geschoten was. Maar Yutsing hoorde niets, want hij zat ineengedoken in de wagen, plukkend aan zijn zakdoek, die hij nu eens in een prop kneep, dan weer tot een lang eind uitrekte. Hij verkeerde in die toestand van woede en wanhoop, die slechts zelden in het rustige Chinese ka rakter doorbreekt en dan opstan, den. plunderingen en de gruwza me marteling van vijanden met zich brengt. Yusting Chang had een bericht gekregen, dat zo on waarschijnlijk, zo onmogelijk, zo misdadig klonk, dat hij erom hui len moest, nog voor hij zich van de waarheid overtuigd had. «De heer Chang Bogum bevindt zich met zijn gasten in de zilveren kamer», zei de jongen bij de ach terste lift. «Yutsing. Welke wind waait U hierheen?» vroeg Chai, de jonge secretaris van zijn vader, die in de antichambre toezicht hield op een rij kelners in witte jasjes, die op toegedekte schotels de gerechten binnenbrachten. Yutsing duwde de jonge man, die blijkbaar onthutst was, opzij en opende de hoge, zware deur. Toen bleef hij staan, want wat hij zag was nog erger dan wat hij verwacht had. Aan een lange tafel zaten de gasten van zijn vader, naast elke gast een meisje in een bonte zij den japon. De gasten waren Ja panners. Drie Japansen in schitte rende kimono's dansten op een klein podium, dat speciaal voor zulke doeleinden aangebracht was. De andere meisjes deels Chi nese, deels Koreaanse, verzorgden de gasten als zuigelingen, die tot drinken gebrachf moeten worden. In 't midden van deze tafel zat Chang's vader, in een modern, wit dinnerjackte. Voor hem stonden Helei uit. lij terwijl buiten de Chinese troepen wanhopig aan hun verdedigings werken bezig waren, benam Yut sing de adem. Hij was hierheen gesneld om iets onzegbaar beschamends en beledigends te voorkomen. Nu, in de deur naar de zilveren kamer, stond hij als verlamd en wist niet wat te zeggen. Maar zijn vader, de reus, scheen al spoedig zijn blik te voelen. Het was echter mo gelijk, dat hij alleen naar de deur keek, omdat hij als gastheer onge duldig werd. Wat zijn ogen ook naar de ingang getrokken mocht hebben. Yutsing zag een lichte schaduw over het gezicht van zijn vader vallen. Dadelijk daarop glim lachte hij weer en zwaaide zijn wijnglas tegen hem. «Een onverwachte gast is ge komen, mijn zoon Chang Yutsing!» riep hij, met een stem, die boven grammofoon en Japanse luitmu ziek en het dronken stemmenru- rumoer uit te horen was. Nu draai den verscheidene gezichten zich naar hem toe. Japanse gezichten, grijnzende, gehate gezichten, vij andelijke gezichten. Het was vreemd, dat juist op dit ogenblik Yutsing bemerken moest, dat zijn vader bleek zag zijn koperkleu rige, Noordelijke huid vertoonde witte vlekken, alsof hij ziek of ge- schokken was. Daar Yutsing niet eeuwig in de deur kon blijven staan, als een gewortelde boom, maakte hij zich me tinspannig van de drempel los en tard de zaal binnen. Hij merkte niet, dat vlak achter hem de rij kelners binnen wandelde, zodat hij, als een gro teske ceremoniemeester in een wit- linne pak. voor de spijzen uitliep. Hij liep recht en stijf naar zijn vader toe en zei luid «Wat bete kent dat feest op dit og«nblik?- Chang werd niet eens velegen. «Ik heb mijn vrienden voor een kleine welkomsmaaltijd geïnvi teerd,» zei hij glad. «Admiraal Sa- gani, mag ik U mijn zoon voorstel len, ik heb U van hem verteld. Mister Nakano, dit is mijn zoon Dr. Chang Yutsing, U zult veel ge meenschappelijke herinneringen hebben, hij heeft ook in Amerika gestudeerd.» Hij klapte in de han den en twee meisjes kwamen aan lopen. «Een stoel en een couvert voor i mijn zoon,» riep hij. B.G. Chang -prak met zijn gas ten Engels, zijn hard, maar vloei- end Engels van groot-zakenman eni de beleefde Japanners glimlachten en bogen voor Yutsing. Hij bevochtigde zijn droge lip- -ï pen voor hij voelde dat hij spre-4 ken kon, niettemin was zijn sterra hees, toen hij zei: «Ik moet je: beheersing. «Goede nacht, Jelena-san en be dankt voor je gewaardeerd gezel schap. Ik hoop je nog eens terug te zien,» zei hij. Hij nam de bril af en boog zich over haar hand, om die te kussen, zoals hij dat in Parijs geleerd had. «Zeker zullen we elkaar ergens terugzien.» zei Helen. «We reizen morgenmiddag, met de «Soera- baya». Misschien ontmoeten we el kaar in Hongkong of Singapore of Londen. Het was gezellig van avond. En veel succes met je ge heime missie I» kommen en een rij glazen voor de Westerse dranken Naast hem zat form, met grijs naar en een fijn- besneden gezicht, dat evenwel'de jongen Chang precies een apen gezicht leek. Deze Japanner, een van de ad miraals der Japanse vloot, die de dag te voren geland was, keek glimlachend naar de dansende meisjes, terwijl hij tegelijkertijd zijn arm om zijn Koreaanse buur vrouw geslagen hield - overigens zonder naar haar te kijken. Van tijd tot tijd wisselde hij enige woorden met Chang Bogum, tel kens beleefd even buigend. De ver toning van deze Japanners, door zijn vader ontvangen en gevierd, «Nu. Dadelijk.» eist Chang. Zij vader keek hem enige se-i conden zwijgend aan, terwij hetl gesprek aan tafel begon te kwij«| nen. De meisjes hielden hun waai»J er stil in de hand en keken toefl Chang zag dat zijnzoon beefdej als een boom tijdens een onweer«,- of een schip in de storm. Hij' stond op en boog voor zijn gasten, Vervolgt Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12